Anno 2070: Een blik in de toekomst. Dioscorides Dr.
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Anno 2070: Een blik in de toekomst - Dioscorides Dr. страница
Anno 2070: Een blik in de toekomst
VOORBERICHT
Het is thans vijf jaar geleden, dat twee oplagen van dit werkje binnen weinige maanden uitverkocht werden. Aan degenen, die mij toen aanspoorden eenen nieuwen druk te doen verschijnen, antwoordde ik, dat een gastheer, die achting heeft voor zijne gasten en prijs stelt op hunne goede meening, zich wel wachten zal hun telkens denzelfden schotel op nieuw voor te zetten, al hebben zij ook blijk gegeven van dien naar hun smaak te vinden. Een tijdsverloop van vijf jaren scheen mij echter voldoende toe, om eene herhaalde opdissching te rechtvaardigen. Nieuwe gasten zullen wellicht willen aanzitten, en de ouden zullen bevinden, dat aan den schotel eenige kruiderijen zijn toegevoegd, die aan sommige beten eenen anderen smaak geven.
Deze toevoeging heeft ook invloed gehad op den titel. Er zijn onderwerpen die thans aan de orde van den dag zijn, maar waarvan men in 1865 nog niet droomen kon. Zoo moest dan Anno 2065 Anno 2070 worden. Trouwens de hoogduitsche vertaler van dit werkje had mij reeds het voorbeeld gegeven, door het Anno 2066 te betitelen. Men moet wel met zijnen tijd medegaan, en wij leven snel in onzen tijd. In de verloopen vijf jaren heeft reeds veel eene andere gedaante verkregen. Van de in 1865 gedane voorspellingen werd reeds eene, die betreffende Venetië, in het volgende jaar vervuld, en eene andere, die aangaande spoorwegen uit Zwitserland naar Italië, onder de Alpen door, is op het punt van verwezenlijkt te worden. Reeds heeft zich in Berlijn eene maatschappij voor distributie van verwarmde lucht gevormd, en een beroemd Fransch ingenieur heeft het denkbeeld opgevat om de kracht van vallend water te verzamelen en in eigene toestellen overal heen te vervoeren waar behoefte aan arbeidsvermogen bestaat.
Indien het zoo blijft voortgaan, dan zullen er wellicht onder mijne jongere lezers sommigen zijn die nog eenen tijd beleven, waarin zelfs dit werkje geheel verouderd is en zijn titel als eene ironie op de langzaamheid van den vooruitgang wordt beschouwd.
Dr. Dioscorides.
Anno 2070
Wanneer men den tegenwoordigen toestand der maatschappij vergelijkt bij dien van vroegere eeuwen, dan rijst als van zelve de vraag op: hoe zal die toestand in volgende eeuwen zijn?
Zal die vooruitgang, welke vooral in onzen tijd zoo groot is geweest en zich in zoo velerlei richtingen heeft geopenbaard, blijven aanhouden? En, zoo ja, – want teruggang is niet meer denkbaar, sedert de drukkunst elken voetstap van den menschelijken geest voor uitwisschen heeft behoed, – waarheen zal die gestadige vooruitgang onze nakomelingen dan leiden? Wat zal er worden van die tallooze kiemen, die het tegenwoordige geslacht uitstrooit, maar waarvan eerst het nageslacht de rijpe vruchten zal oogsten?
Het waren dergelijke en vele andere daaruit voortvloeijende vragen, die ook mij bezig hielden, toen ik op een achtermiddag in mijnen gemakkelijksten leuningstoel gezeten, mijne gedachten haren vrijen loop liet volgen, zoodat deze weldra teugelloos ronddwaalden te midden der schimmen van personen, die voorlang geleefd hebben. Ik dacht aan onzen Musschenbroek, onzen Gravesande, onzen Huygens, onzen Stevin, hoe zij zich verwonderen zouden, wanneer zij weder herleefden en de verbazende gewrochten der hedendaagsche werktuigkunde aanschouwden; aan eenen Newton, eenen Galilei en zoovele anderen, die de grondleggers waren van het gebouw, dat zij zelve thans ter naauwernood herkennen zouden. Ik dacht aan stoomwerktuigen en elektrische telegrafen, aan spoortreinen en stoombooten, aan bergen door tunnels doorboord, aan koker- en hangbruggen, aan photographie en gasverlichting, aan de verbazende vorderingen der scheikunde, aan verrekijkers en mikroskopen, aan duikertoestellen en luchtscheepvaart, en aan honderd onderwerpen meer, die in bonte verwarring mijnen geest voorbijtogen, allen echter daarin overeenstemmende, dat zij luide getuigden van het groote verschil tusschen het heden en het verleden. En toen, als om dat verschil nog scherper te doen uitkomen, dwaalden mijne gedachten nog verder in het verleden terug, en voor mijne verbeelding verrees de schim van Roger Baco, die in de dertiende eeuw leefde en een man was, die al zijne tijdgenooten in natuurkennis en helderheid van oordeel ver overtrof, maar het gewone lot onderging dergenen, welke, in die eeuwen van duisternis, door verlichting boven hunne omgeving uitblonken. Hij werd van tooverij beschuldigd en in de gevangenis geworpen, waarin hij tien jaren lang versmachtte en volgens sommigen stierf. Eenige der uitdrukkingen in zijne voor ons bewaarde geschriften, waarin hij, vóór zes eeuwen, als met eenen zienersblik voorspelde, wat eerst in onzen tijd eene werkelijkheid is geworden, traden voor mijne herinnering, als:
»Er kunnen kijkers gemaakt worden, die de verst afgelegen voorwerpen nabij doen schijnen, zoodat wij de kleinste letters op eenen ongeloofelijken afstand zullen kunnen lezen en allerlei kleine voorwerpen zien en de sterren doen verschijnen waar wij willen.”
»Er kunnen werktuigen tot scheepvaart worden gemaakt zonder schepelingen, zoodat de grootste zeeschepen door één man bestuurd worden en zich met eene grootere snelheid voortbewegen dan indien zij vol schepelingen waren.”
»Er kunnen wagens gemaakt worden, die zonder dieren zich met eene aanmerkelijke kracht voortbewegen.”
»Nog oneindig vele dergelijke werktuigen kunnen vervaardigd worden, als bruggen zonder zuilen of eenigen anderen steun.”1
Al nadenkende over deze opmerkelijke uitdrukkingen, verzonk ik in eene al dieper en dieper wordende mijmering, waarin al de mij omringende voorwerpen allengs geheel uit mijn gezicht verdwenen, en ik eindelijk in dien toestand geraakte, waarin, terwijl alles wat stoffelijk aan ons is in diepe rust verkeert en de zinnelijke waarneming ophoudt, daarentegen de geest buitengewoon wakker en werkzaam blijft en de beelden beschouwt, die achtereenvolgens aan het innerlijk oog voorbij gaan.
Plotseling was het mij, alsof ik mij bevond te midden eener groote, mij onbekende stad. Ik stond op een uitgestrekt plein, aan welks eene zijde zich een statig gebouw verhief, met eenen hoogen toren, waaraan het opschrift verscheen:
Mijne oogen niet vertrouwende, naderde ik den toren, met eenen blik, waarin voorzeker bevreemding en nieuwsgierigheid waren uitgedrukt, want een achtbaar heer, die vergezeld was van eene dame, trad op mij toe, zeggende: »ik zie dat gij een vreemdeling zijt in Londinia; kan ik u ook met eenige inlichting van dienst wezen?” Deze welwillende woorden deden mij stilstaan en den man aanzien die voor mij stond, wiens schrander en eerwaardig voorkomen dadelijk eenen diepen indruk op mij maakten. Oogenblikkelijk herkende ik hem. Het was de man, met wien ik mij zoo even nog in mijne gedachten had bezig gehouden. »Gij zijt Roger Baco?” zeide ik. »»Die ben ik,”” was zijn antwoord, »»vergun mij u tevens in deze dame mijne vriendin Phantasia voor te stellen.””
Ik verkeerde in eenen dier toestanden, waarop het Horatiaansche nil mirari ten volle toepasselijk is. Niets van hetgeen ik zag verwonderde mij. Zoo ook niet dat de voor meer dan vijf eeuwen gestorven Baco nu levend voor mij stond. Ik nam derhalve zijn aanbod eenvoudig aan en vroeg hem aanstonds: »wat beteekent dit opschrift?”
»»Dat op gindschen toren, boven de wijzerplaat? Wel niets anders dan dat het heden de eerste dag van het jaar 2070 is.””
»Maar hoe laat is het? Op dat wijzerbord zie ik zoo velerlei wijzers en cijfers, dat ik er geheel door verward word.”
»»Welken tijd bedoelt gij?” was zijne wedervraag. »Waren, middelbaren of Aleutischen tijd? Elk dier tijden heeft zijn eigen stel van cijfers en wijzers.””
»Wat ware en middelbare tijd zijn, weet ik, maar Aleutische tijd, wat moet deze beteekenen?”
»»Sedert de geheele aarde – zoo luidde het antwoord, – door telegraaflijnen omsponnen is, en berichten daardoor rondgezonden, hetzij in oostelijke of in westelijke richting, in een enkel oogenblik de geheele aarde omloopen, is men, ten einde verwarring, vooral in handelszaken, te voorkomen, waar het dikwijls op juiste tijdsbepaling aankomt, wel genoodzaakt geweest eenen
1
Deze uitdrukkingen worden gevonden in den beroemden brief van Baco: