Algemene nabestaandenwet – Anw. Nederland
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Algemene nabestaandenwet – Anw - Nederland страница
Algemene nabestaandenwet
Anw
31.05.1956
Geldend op 01-03-2012
Aanhef
Wet van 21 december 1995, tot regeling van een verzekering voor nabestaanden
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Algemene Weduwen- en Wezenwet te vervangen door een nabestaandenverzekering, waarin rekening wordt gehouden met maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste decennia;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. premie voor de volksverzekeringen: de premie voor de volksverzekeringen, bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen;
c. de Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
d. nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
e. halfwees: een ongehuwd kind, van wie ййn van beide ouders is overleden en van wie die ouder op de dag van overlijden:
1°. verzekerd was op grond van deze wet en dat als gevolg van dat overlijden nog een overlevende ouder heeft; of
2°. verzekerd was op grond van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, zoals die wet luidde op de dag voor inwerkingtreding van deze wet, en dat als gevolg van dat overlijden nog een overlevende ouder heeft die het kind al geruime tijd voor het overlijden niet heeft verzorgd en opgevoed noch op substantiлle wijze heeft bijgedragen in de kosten van diens levensonderhoud en dit ook na het overlijden niet doet en naar verwachting niet zal doen;
f. wezenuitkering: uitkering voor een kind dat ouderloos is geworden door het overlijden van degene die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
g. lichaam: een rechtspersoon, een maat- en vennootschap, een samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid die met een vereniging kan worden gelijkgesteld, een onderneming van publiekrechtelijke rechtspersonen en een doelvermogen;
h. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000;
i. gezamenlijke huishouding: een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid;
j. hulpbehoevende: de persoon die vanwege ziekte of een of meer stoornissen van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard blijvend niet in staat is een eigen huishouding te voeren daar hij dagelijks is aangewezen op intensieve zorg van anderen;
k. gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende:
1°. de gezamenlijke huishouding van een nabestaande met een hulpbehoevende, indien de nabestaande of de overleden verzekerde een huishouding is gaan voeren met het doel de hulpbehoevende te gaan verzorgen; of
2°. de gezamenlijke huishouding van een nabestaande die hulpbehoevende is met een ander, indien de nabestaande een huishouding is gaan voeren met het doel door die ander te worden verzorgd;
l. rechtens zijn vrijheid is ontnomen: rechtens zijn vrijheid is ontnomen, behoudens de gevallen, bedoeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
m. justitiлle inrichting: een penitentiaire inrichting, een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiлle jeugdinrichtingen;
n. continentaal plat: de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voor zover deze grenst aan de territoriale zee van Nederland;
n. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. bruto-minimumloon: het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag;
b. netto-minimumloon: het bruto-minimumloon, na aftrek van premies op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet, over het bruto-minimumloon en loonbelasting, en vermeerderd met de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet. De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, bedoeld in artikel 1 van de Wet financiering sociale verzekeringen, worden berekend voor een werknemer, jonger dan 65 jaar, rekening houdend met uitsluitend 197,5 % van de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, over het bruto-minimumloon vermeerderd met de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, en verminderd met het werknemersaandeel in de premie, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen;
c. bruto-minimumvakantiebijslag: het bedrag waarop degene die aanspraak heeft op het bruto-minimumloon ingevolge artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag aanspraak heeft;
d. netto-minimumvakantiebijslag: het verschil tussen het bedrag, dat zou zijn berekend voor een werknemer, jonger van 65 jaar, indien onderdeel b wordt toegepast op het bruto-minimumloon verhoogd met de bruto-minimumvakantiebijslag, en het netto-minimumloon, bedoeld in onderdeel b.
2. Indien op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen een premie wordt ingehouden waarvan het percentage per bedrijfstak verschilt, wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b en d, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels bij ministeriлle regeling een gemiddeld percentage vastgesteld.
3. Een herziening van een uitkering op grond van deze wet in verband met een wijziging van het netto-minimumloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
4. De Sociale verzekeringsbank betaalt de herziene uitkering, bedoeld in het derde lid, bij de eerst volgende uitkeringsbetaling nadat de herziening, bedoeld in het derde lid, heeft plaatsgevonden.
5. Met ingang van 1 juli 2012 wordt het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde percentage twee keer per kalenderjaar, op 1 januari en 1 juli,