Het 'John Grier Home'. Джин Уэбстер
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Het 'John Grier Home' - Джин Уэбстер страница 7
Gisteren, toen wij in mijn allerafschuwelijkste zitkamer thee dronken, kwamen wij beiden in opstand tegen de opeenhooping van zooveel smakeloosheid. Wij riepen zes flinke en vernielingslievende vondelingetjes, lieten een hooge trap en een tobbe met kokend water brengen en gingen ijverig aan het werk, zoodat er in twee uur geen snipper van het afgrijselijk behangselpapier meer aan den wand plakte. Je kunt je niet voorstellen, hoe leuk het kan zijn om behangselpapier van den muur te scheuren!
Twee behangers zijn nu bezig het beste en mooiste, wat het dorp aan behangselpapier oplevert, op den wand te plakken, terwijl een Duitsche stoffeerder, op zijn knieën gelegen, de maat van mijn stoelen neemt om met een artistiek sits elke centimeter schelblauw pluche te bedekken.
Word alsjeblieft niet zenuwachtig! Dit beteekent heusch niet dat ik, nu alles zoo mooi wordt, van plan ben mijn leven in het gesticht te eindigen. Ik wil het alleen maar voor mijn opvolgster dragelijk maken. Ik durf Judy niet te bekennen hoe vreeselijk ellendig ik het hier vind, want ik wil naar het zonnige Florida geen onweerswolken zenden, maar als ze naar New-York terugkeert, zal mijn officiëele ontslagaanvrage in de brievenbus haar opwachten!
Ik wilde je een langen brief schrijven als blijk van mijn overgroote dankbaarheid voor de heerlijke bloemenzending en voor de ontvangen zeven bladzijden, maar twee van mijn pleegkinderen houden onder mijn raam een verwoed gevecht. Ik zal trachten hen te scheiden.
Lieve Judy,
Ik heb het John Grier Home een klein geschenk aangeboden: de vernieuwing en verfraaiïng van de zitkamer van het John Grier Home. Ik zag n.l. bij mijn aankomst bij den eersten oogopslag, dat noch ik noch eenige mijner opvolgsters in het schelblauw van Miss Lippett's pluche zich op haar gemak zouden voelen. Je weet dat ik het erop toeleg, om mijn opvolgster tevreden te stellen en haar tot blijven te inspireeren.
Betsy Kindred hielp mij bij de verandering van Mrs. Lippett's collectie van afgrijselijkheden en wij brachten een symphonie van flets blauw en goud tot stand. Het is nu de aardigste kamer, die je ooit betreden hebt en ze zal zeker zeer gunstig op 't schoonheidsgevoel van onze kinderen inwerken.
Wij hebben nieuw behang aan de muren en een nieuw kleed op den grond, mijn eigen Perzisch kleed, dat mijn lieve familie mij uit Worcester nazond. En wij hebben ook smaakvolle gordijnen voor de drie ramen hangen, die het prachtige uitzicht, tot nu toe door grove kanten overgordijnen verborgen gehouden, vrij laten uitkomen. Dan staan er nog een nieuwe gezellige tafel, een paar lampen, boeken en schilderijen en etsen en o ja, een open haard! Miss Lippett had de schouw laten sluiten, omdat zij beweerde, dat het er door tochtte.
Ik heb nog nooit zoo sterk ondervonden hoe gunstig een smaakvolle omgeving op je zielerust inwerkt. Ik zat gisteravond zoo tevreden in mijn kamer en genoot van mijn vuur, dat prachtige lichtplekken op zijn mooi artistiek vuurscherm wierp, en ik verzeker je, dat de kat van het huis voor het eerst spon toen ze zich in een balletje voor het vuur rolde.
Maar eigenlijk is de vernieuwing van mijn zitkamer het minst nuttige van alles wat er gedaan moet worden. De zalen van de kinderen schreeuwen alle zoo naar verbetering, dat ik niet weet, waar te beginnen. Die afschuwelijke donkere speelkamer op het Noorden is gewoonweg een schandaal, maar het is niet minder erg gesteld met onze afzichtelijke eetzaal of de ongeluchte slaapzalen of de waschzaal met zijn paar kuipen.
Zou het niet mogelijk zijn, als we heel zuinig te werk gaan, om dit dompige oude krot tot den grond toe te laten af branden en er gezellige, goed gebouwde buitenwoningen voor in de plaats te zetten (zulke echt gezellige cottages)? Als ik naar de plaat van dat prachtige gesticht te Hastings kijk, wordt mijn hart met afgunst vervuld! Het zou heerlijk zijn om aan het hoofd van een gesticht, ingericht zooals dat, te staan; maar raadpleeg me in elk geval als je bij je terugkomst in New-York conferenties met architecten houdt, betreffende de vernieuwing van ons gesticht, want buiten allerlei kleinigheden zou ik wenschen, dat er rondom de slaapzalen een groote waranda gebouwd wordt.
En weet je waarom? Wel, dat zal ik je zeggen. Het grootste deel van onze kinderen blijkt aan bloedarmoede, bloedarmoede en nog eens bloedarmoede te lijden. (Wat een afgrijselijk woord, vind je niet?) en een groote massa hebben vaders of moeders of ooms of tantes, die aan tuberculose zijn gestorven, weer anderen hebben dronkaards in hun familie. Zij hebben dus in de eerste plaats frissche lucht en eerst in de tweede plaats een goede opvoeding noodig. En als het goed is voor het ziekelijke deel, dan zal het toch zeker voor de anderen ook niet kwaad zijn. Ik zou wenschen dat elk kind 's winters zoowel als 's zomers in de open lucht zou kunnen slapen, maar ik begrijp heel goed, dat de heele rommel in de lucht zou vliegen als ik zulk een bom op de Regenten wierp.
O ja, van regenten gesproken, ik had een gesprek met den WelEd. Gestr. Heer Cyrus Wykoff en werkelijk, ik geloof, dat ik aan dien man nog meer het land heb dan aan Dr. Robin MacRae of aan Miss Smith of aan de kokkin. Ik schijn zoo langzamerhand een genie in het ontdekken van vijanden te worden.
Mr. Wykoff kwam hier den laatsten Woensdag aanloopen om eens met de nieuwe directrice kennis te maken.
Nadat hij zich in mijn allergemakkelijksten armstoel had neergelaten, maakte hij een aanvang met de goede besteding van zijn dag. Hij vroeg mij wat mijn vader deed en of hij er wel of niet goed bij zat. Ik vertelde hem, dat mijn vader leeren broeken vervaardigt en dat zelfs in deze moeilijke tijden de vraag voor dit nuttig artikel nogal gestadig is. Hij scheen opgelucht, waarschijnlijk voelt hij zeer veel voor dit onverslijtbaar, dus nuttig en zuinig kleedingstuk of is hij bang geweest, dat ik familie van een dominee of een professor, of een schrijver zou zijn en geheel onmogelijke ideaaltjes zou hebben met geen greintje gezond verstand, want Cyrus heeft een grooten eerbied voor gezond verstand.
En wat was wel mijn opleiding voor deze positie?
Ja zie je, dat was een vraag die mij een beetje in het nauw bracht. Ik bracht mijn studies aan de Universiteit te berde en de lezingen, die ik op de School of Philantropy gevolgd had. Daarna zeurde ik nog wat over het sociale werk, dat ik onder het personeel van mijn vader had verricht en de enkele bezoeken, die ik aan het tehuis van vrouwelijke drankzuchtigen had afgelegd.
En bij dat alles knorde hij instemmend.
Ik voegde er nog aan toe, dat ik den laatsten tijd een studie had gemaakt van kinderen, die door den staat worden opgevoed en ik noemde mijn zeventien gestichten op.
Hij knorde weer (als een dik, zelfvoldaan zwijn) en zeide, dat hij niet veel belang stelde in deze nieuwerwetsche liefdadigheidsinrichtingen.
Juist op dat oogenblik trad Jane binnen met een groote doos rozen, die mij die goede Gordon Hallock geregeld twee maal in de week stuurt om het huis wat op te vroolijken.
Onze regent stelde mij aan een verontwaardigd verhoor bloot. Hij wenschte te weten vanwaar ik deze bloemen kreeg en was zichtbaar verlicht, toen hij hoorde dat ik het geld van het gesticht er niet voor verspilde. Toen wilde hij weten wie Jane was. Ik had die vraag wel voorzien en barstte los:
"Dat is mijn kamenier".
"Uw wat????!!!!", bulderde hij, vuurrood wordend.
"Mijn kamenier".
"Wat doet die hier?" Ik vermeldde heel lieftallig de details. "Ze verstelt mijn kleeren, poetst mijn schoenen, houdt mijn lessenaar in orde en wascht mijn haar".
Ik dacht werkelijk dat de dikkert springen zou en voegde er dus welgezind aan toe, dat ik haar salaris uit mijn eigen zak betaalde en het gesticht elke week 5.50 voor haar logies gaf en dat ze niet veel at, al was ze dik.
Hij zeide dat ik wel een van de kinderen in mijn persoonlijker dienst mocht nemen.