Alles op alles . Джек Марс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Alles op alles - Джек Марс страница 7
05:10 uur
In een bestelbusje
Eldrick voelde zich ziek. Hij zat op de achterbank van het busje met opgetrokken knieën en vroeg zich af hoe hij hier in godsnaam terecht was gekomen. Hij was wat gewend van de gevangenis, maar dat was niets in vergelijking met dit.
Voorin zat Ezatullah aan de telefoon, iets schreeuwend in Farsi. Ezatullah zat al uren te bellen. Eldrick begreep niets van wat er gezegd werd. Het gebrabbel klonk allemaal hetzelfde in zijn oren. Feit was dat Ezatullah, begin dertig met een groot litteken dwars over zijn wang, in Londen een opleiding had gevolgd tot chemisch ingenieur. Maar in plaats van een baan te vinden, was hij naar het buitenland vertrokken om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie en voor ze te vechten. Naar eigen zeggen had hij in minstens zes landen voor Jihad gestreden en nu was Amerika aan de beurt.
Hij schreeuwde opnieuw in de telefoon en na veel schreeuwen kreeg hij eindelijk contact met iemand. Direct begon hij een verhitte discussie met deze persoon. Na een paar minuten kalmeerde hij en luisterde hij naar de stem aan de andere kant van de lijn voordat hij ophing.
Eldricks gezicht was rood. Hij had koorts. Hij kon het door zijn hele lichaam voelen. Zijn hart sloeg hard. Hij had niet overgegeven maar hij voelde zich misselijk. Ze hadden al meer dan twee uur gewacht op de afgesproken rendez-vous plek aan de waterkant van de South Bronx. De deal had simpel geklonken. Steel het materiaal, rijdt tien minuten met het busje rond, wacht op de afgesproken plek op de contactpersonen en loop weg. Maar de contactpersonen waren niet op komen dagen.
Nu waren ze… ergens. Eldrick had geen idee. Hij was een tijdje bewusteloos geweest. Toen hij ontwaakte leek alles een vage droom. Ze reden op de snelweg. Momo was aan het stuur dus hij moest weten waarnaartoe ze op weg waren. Momo was een typische technisch expert, mager en spierloos. Hij was erg jong, zijn gezicht nog rimpelloos en glad. Hij zou onmogelijk een baard kunnen laten groeien, zelfs met de wil van Allah.
“We hebben nieuwe instructies,” zei Ezatullah.
Eldrick kermde, wensend dat hij dood was. Hij had nooit geweten dat het mogelijk was om je zo ziek te voelen.
“Laat me eruit,” zei Eldrick.
“Houd je kop, Abdul!”
Eldrick was vergeten dat zijn naam nu Abdul Malik was. Het was een vreemd gevoel om Abdul genoemd te worden, hij, Eldrick, een trotse zwarte man, een trotse Amerikaan het merendeel van zijn leven. Nu hij zich zo ziek voelde, wenste hij dat hij zijn naam nooit veranderd had. Zich bekeren in de gevangenis was het domste wat hij ooit gedaan had.
Al die rotzooi achter in het busje. Het was een grote hoeveelheid, allerlei vaten en dozen. Sommigen hadden gelekt en ze gingen er nu aan dood. Het had Bibi al gedood. De stommerd had een van de vaten geopend toen ze nog in de kluis waren. Hij was enorm sterk en hij schroefde de deksel met zijn blote handen ervan af. Waarom had hij dat gedaan? Eldrick zag voor zich hoe hij het vat omhooggehouden had. “Het is leeg,” had hij gezegd. Daarna rook hij met zijn neus eraan. Binnen een minuut begon hij te hoesten. Hij viel neer op z’n knieën en begon hevig te hoesten. “Ik heb iets in mijn longen,” zei hij. “En ik kan het er niet uit krijgen.” Hij begon naar lucht te happen. Het was een vreselijk geluid om te horen.
Ezatullah liep naar hem toe en schoot hem in zijn achterhoofd.
“Geloof me, ik deed hem een gunst,” had hij gezegd.
Nu reed het busje door een tunnel. De tunnel was lang en smal en donker, boven hen flitste de oranje verlichting voorbij. Het licht van de voorbijflitsende straatlampen maakte Eldrick duizelig.
“Laat me eruit!” schreeuwde hij. “Laat me eruit! Laat me -”
Ezatullah draaide zich om. Hij hield zijn pistool vast en richtte het op Eldricks hoofd.
“Kop dicht! Ik ben aan de telefoon.”
Ezatullah’s gezicht, met het litteken dwars over zijn wang, bloosde. Hij was aan het zweten.
“Schiet je me dood net zoals Bibi?”
“Ibrahim was mijn vriend,” zei Ezatullah. “Ik doodde hem uit barmhartigheid. Jou dood ik om je eindelijk stil te krijgen.” Hij duwde de loop van het pistool tegen Eldricks voorhoofd.
“Schiet. Het kan me niet schelen.” Eldrick sloot zijn ogen.
Toen hij ze weer opendeed, had Ezatullah zich weer omgedraaid. Ze waren nog steeds in de tunnel. Het licht werd hem teveel. Plotseling stroomde een golf van misselijkheid door Eldrick heen en hij begon te kokhalzen. Zijn maag verkrampte en hij voelde brandend maagzuur in zijn keel. Hij boog voorover en gaf over tussen zijn schoenen op de vloer van het busje.
Na een paar seconden dreef de stank omhoog in zijn gezicht, hij kokhalsde weer.
Oh God, bad hij stilletjes. Laat me alstublieft doodgaan.
Hoofdstuk 7
05:33 uur
East Harlem, een wijk in Manhattan
Luke hield zijn adem in. Hij hield niet van lawaai en er kwam een enorm lawaai op hem af. Hij stond helemaal stil in het zwakke licht van het appartementencomplex in Harlem. Zijn revolver was getrokken, hij stond met zijn rug tegen de muur. Achter hem stond Ed Newsam in praktisch dezelfde houding. Voor hen in de smalle gang stonden zes mannen van het SWAT-team, de elite politie-eenheid die in uitzonderlijke situaties ingeroepen wordt. De mannen van het Special Weapons and Tactics-team droegen helmen en kogelvrije vesten. Ze stonden aan beide kanten van de voordeur van het appartement.
Het gebouw was doodstil. Stofdeeltjes hingen in de lucht. Net ervoor had een kleine robot een minuscule camera onder de deur laten glijden om te kijken of er explosieven aan de andere kant van de deur zaten.
Negatief, waarop de robot zich teruggetrokken had.
Twee mannen van het SWAT-team stapten naar voren met een zware stormram. Het was een zogenaamd zwaaimodel waarbij aan iedere zijde een agent de handgreep vasthield. Ze maakten geen geluid. De leider van het SWAT-team hield zijn vuist omhoog. Zijn wijsvinger stak op.
Dat was één.
Middelvinger. Twee.
Ringvinger…
De twee mannen zwaaiden de stormram van achter naar voren. BOEM!
De deur sloeg naar binnen en de rammers doken terug. De andere vier stormden schreeuwend binnen: “Op de vloer! Op de vloer! Op de VLOER!”
Ergens op de gang begon een kindje te huilen. Deuren gingen open, hoofden gluurden naar buiten en doken dan weer snel naar binnen. Ze waren het gewend. Af en toe kwam de politie en brak de deur van een van de buren open.
Luke en Ed wachtten ongeveer dertig seconden totdat SWAT het appartement veilig verklaard had. Het lichaam lag op de vloer van de woonkamer, precies zoals Luke had verwacht. Hij keek er nauwelijks naar.
“Is de kust veilig?” vroeg hij aan de leider van het team. De man keek Luke kort aan. Ze hadden een korte discussie gehad toen Luke dit team bevelen had gegeven. Deze mannen waren NYPD. Ze waren geen marionetten die van jan en alleman bevelen aannamen. En dat wilden ze Luke duidelijk maken. Luke had daar normaal gesproken begrip voor, maar een terreuraanslag was een uitzonderlijke