Guustje en Zieneken. Cyriel Buysse

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Guustje en Zieneken - Cyriel Buysse страница 3

Guustje en Zieneken - Cyriel Buysse

Скачать книгу

hare betrekkingen met der weduwes kinderen nog inniger werden, vond Zieneken er weldra een schalksch vermaak in Guustje soms met zinspelingen en kwinkslagjes op zijn verkeer11 te plagen.

      "‘t Is een zwartje, Guustje!" riep zij wel eens lachend uit, wanneer de jonge boer onder ‘t kaarten Pijkenvrouw troef maakte.

      Zieneken had vernomen dat Emerance zwart van haar was. Toen ook lachte Guustje, die hare zinspeling verstaan had, en werd rood, doch schudde ‘t hoofd, bewerend dat er niets van was. Zoo plaagde Zieneken hem hoe langer hoe sterker; maar eens kreeg Guustje de gelegenheid zich hierover te wreken en, wie alsdan wel zweeg van Emerance, was Zieneken. Zekeren avond dat zij naar gewoonte aan het kaarten waren, had Guustje weêrom al Pijkenvrouw troef gemaakt, en Zieneken, die zulks niet licht voorbij liet gaan zonder eens schertsend te zeggen: "Emeranske, Guustje," Zieneken was op hare beurt ook aan den deel geraakt en had nu Pijkenzot omgekeerd. "Zieneken!" schaterde Guustje, spottend naar het bladje wijzend, "Zieneken, kijk eens, Lowie Billiet!" – Een luid gelach ontstond en allen keken op het meisje, dat in eens zeer rood geworden was. "Ha! ha!" riep Guustje zegepralend, "gij meent dat ik van niets weet, he!" En het geschater herbegon. Zieneken, verbluft, wist niet wat antwoorden, maar prettig was de scherts toegegaan, dat was stellig. Inderdaad, een jongman, Lodewijk Billiet, in den omgang Lowie genoemd, die sinds den dood van zijne moeder alleen op eene schoone hoeve zat en naar een vrouwmensch12 zocht, was vóór eenige dagen Zieneken in huwelijk komen vragen.

      Het meisje echter had geweigerd, en haastig, zonder eenig onderzoek geweigerd, – hetgeen De Vliegher zelfs nog al verwonderd had, daar de pretendent, wel is waar met zijn vuurrood aangezicht en zijne stotterende uitspraak niet al te verleidend van uiterlijk, doch van een anderen kant nog al rijk en van aanzienlijke boerenfamilie was. – Maar zeker meende Zieneken toch wel, dat zij en haar oom de eenigsten ter wereld waren die van de zaak iets wisten en onmogelijk kon zij begrijpen, hoe Guustje het vernomen had; althans, zoodra zij zich sinds dien dag nog eene zinspeling op Emerance veroorloofde, kreeg zij er onmiddellijk vanwege Guustje eene op Lowie Billiet terug.

      Zelden is de gemoedsstemming er nader bij tot zwartgalligheid over te gaan als wanneer zij door geveinsde blijdschap opgewonden is. Was het niet zonderling, dat die herhaalde, wederzijdsche kluchten, in plaats van de beiden jongelieden lot nauwere vertrouwelijkheid te leiden, van lieverlede eene zekere gedwongenheid, eene soort van vervreemding tusschen hen te weeg brachten; dat Guustje soms een gansche avond zijne opgeruimdheid kon verliezen, wanneer Zieneke wat al te hardnekkig beweerde, dat hij heel zeker op dien of dien zondag namiddag naar Onderdaele moest geweest zijn; dat Zieneken, toen iemand opwierp dat, lief en jong gelijk ze was, zij vroeg gehuwd zou zijn, er als het ware eene bittere moedwilligheid in stelde om te zeggen dat zij nimmer trouwen zou; en dat, toen beiden, Zieneken en Guustje, als door eene zwijgende overeenkomst, het schertsen en zelfs het spreken over al deze dingen schielijk staakten, er niettemin, en al bleven hunne betrekkingen steeds zeer vriendelijk, eene koele, onuitgelegde ernstigheid tusschen hen bleef bestaan, zoo verschillend van hunne vroegere vertrouwelijkheid, dat eenieder tot De Vliegher's het met verwondering opmerkte? Was hun lachen en schertsen dan slechts gemaaktheid geweest? hadden zij elkander door woorden gekwetst, elkaar iets misdaan? Guustje had toch eens gezegd: "Hoor, gij zult mij van naar Onderdaele te gaan niet meer moeten verdenken, want ik zal opzettelijk des zondags ‘t hof niet meer verlaten."

      Ofwel was het enkel schaamte, schaamte en bedeesdheid, dat zij in elkanders tegenwoordigheid gevoelden? God! wat waren zij toch in korten tijd veranderd!

      III

      Zoo was de koude winter heen, alsook weldra de lieve lente, en met den feestelijken zomer waren de dorpskermissen aangekomen. Gedurende enkele weken had boer De Vliegher in de vertrouwelijkheid vaak eene vraag op de tong gehad: "Zou boer Van Daele dit jaar de Lootens naar zijne kermis vragen of zou hij niet?" Hij, De Vliegher, was als oude vriend steeds genoodigd geweest, zelfs het jaar te voren, toen de Lootens uit hoofde van ‘t geschil door Triphon's huwelijk met Valerie ontstaan, t'huis hadden moeten blijven; maar de rijke boer was somtijds "een vies man," zoo zei De Vliegher, en wel in staat, al ging het thans veel beter tusschen hem en de Lootens, nog een jaartje over te schrikkelen. Zoo was het echter niet gegaan. Op zekeren achternoen, een dag of veertien vóór Onderdaele-kermis, was een roode en dikke, rosharige jongeling op een bruin, dik boerenpaard De Vliegher's hoeve komen opgereden; het was een van Van Daele's stalknechten; met de "kobbelementen" van zijn baas kwam hij boer De Vliegher en het nichtje, dat zijn baas vernomen had bij hem thans in te wonen, naar Onderdaele-kermis nooden, zegde hij. En zonder van zijn ros te willen stijgen, of den druppel of ‘t glas bier, waarop Zieneken hem onthalen wilde, te aanvaarden, was hij rechtstreeks naar de hoeve der weduwe Lootens getrokken, om aldaar ook zijne boodschap af te geven.

      Zieneken's eerste gevoel bij die tijding was eene onvrijwillige blijdschap geweest; het tweede, eene soort van treurigheid en den lust deze uitnodiging van de hand te wijzen; het derde, een gevoel van twijfel en de herhaalde en tegenovergestelde aarzeling of zij aanvaarden zou of niet.

      Natuurlijk werden deze aarzelingen door De Vliegher en Marie bestreden, en al hare voorwendsels, dat zij die menschen niet kende, dat zij even graag tehuis zou blijven, enz., als van geener waarde zijnde weêrlegd. Ook Guustje had zich zeer ijverig getoond om haar te doen aanvaarden en er zelfs, tot Zieneken's verwondering, een gansch uitzonderlijk belang aan schijnen te hechten; doch ik weet niet, wel waren al hare redenen onjuist en ongegrond tegenover die van haren oom en vrienden, maar niettemin zij had als een geheimen weêrzin gevoeld; dat vooruitzicht eener kermis had haar deze, die zij vroeger in haars ouders huis bijwoonde, doen herdenken en dan van zelfs alles wat er sinds in haren toestand zoo al veranderd was, en steeds was ‘t bitter einde harer innige redeneringen het zelfde geweest: "Jawel, ik versta het voor Guustje, die daar bij zijn lief zal zijn, alsook voor oom en Siednie, die vrienden en familie gaan bezoeken; maar wat zou ik gaan doen op eene kermis, waar ik niemand ken en waar ik gansch alleen zal zitten?"

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      Paaschbest.

      2

      Sidonie.

      3

      Driekoningenavond

      4

      Brandewijn.

      5

      Druppel.

1

Paaschbest.

2

Sidonie.

Скачать книгу


<p>11</p>

Vrijaadje.

<p>12</p>

Landelijke zegwijze: Echtgenoote.