De Biezenstekker. Cyriel Buysse

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Biezenstekker - Cyriel Buysse страница 2

De Biezenstekker - Cyriel Buysse

Скачать книгу

kaaksbeenderen gekleurd en, op dit onverwacht bevel, scheen zij heel en gansch 't hoofd te verliezen. Zij maakte een beweging op haar stoel maar stond niet op. De kleinen, gapend en verschrikt, staarden roerloos hunne ouders aan.

      «Eiwel!.. Zijt ge doof?.. riep Cloet met nog vervaarlijker gelaat. En eensklaps, rond de tafel gaande, kwam hij zelf tot haar.

      Als onder eenen zweepslag sprong zij recht. »O doe me toch geen leed» kreet ze, bevend de handen uitstrekkend. Cloet, versteend, was blijven staan, het oog, als zinneloos, op haren buik gevestigd. Die buik was zwaar en rond, vooruitgestoken.

      «Wie heeft dàt gedaan?» vroeg hij. Zijn stem klonk niet luid, niet onnatuurlijk en met de hand den buik aanwijzend, was hij opnieuw eenen stap vooruitgetreden.

      Het scheen als wilde zij iets zeggen, doch de woorden verkropten haar in de keel. Zij zwolg met moeite haar speeksel in en bleef voortdurend, roerloos en met een onuitsprekelijken angst op het gelaat, haar man aanstaren.

      «Ik… vraag… u… wie… zulks… gedaan… heeft» herhaalde hij luider, met een soort van hardnekkigheid ieder woord afkappende en, als onbewust, steeds naderkomend.

      Hijgend en onveranderlijk zag zij hem nog, gedurende den tijd eener seconde aan en wat er toen gebeurde ging met de vlugheid van het weêrlicht.

      O gij nondemilledzju1! schreeuwde hij eensklaps. En terzelfdertijd, terwijl zijn gaanstok en zijn pakje kletsend tegen den muur aanvlogen, kreeg ze zijne vuist vlak in haar aangezicht, stortte zij huilend achterover en sprong hij vloekend en tierend, met handen en voeten op haar.

      Met de linkerhand had hij haar bij de keel gegrepen, als om haar te verworgen; met de andere, geslotene vuist sloeg hij haar gestadig, uit al zijne macht in 't aangezicht en met de kniëen, onder dewelke hij haar in den grond gedrukt hield, stampte en schokte hij haar den buik ineen, zooals de slachters doen met een gekeelde zwijn.

      «Wie heeft dat gedaan, nondedzju!» huilde hij woedend. En zonder haar zelfs den tijd te laten van te antwoorden, sloeg en sloeg hij voort, om dood.

      Oogenblikkelijk was zij overvloedig begonnen te bloeden en zonder de minste poging om zich te verdedigen, vermengde zij enkel, in de razende vermaledijdingen van Cloet en het verschrikt geschrei der weggevluchte kinderen een akelig en aanhoudend gehuil, een «oeijoeijoeijoeijoei» van schier onmenschelijke smart, 't onnoemelijk gekreet van het geslachte dier, dat met zijn bloed, zijn leven voelt heenvlieden.

      Eensklaps vloog de deur hevig open en Rosse Tjeef, de gebuur, gevolgd van een drietal andere mannen, ijlden binnen.

      «O helpt toch moeder! trekt er hem toch af!» snikte smeekend het oudste meisje.

      «Cloet! Cloet!» riep, verwilderd, Rosse Tjeef. En, met een soort van weèrzin, doch door de anderen voortgeduwd, vatte hij den vechter bij den arm. Noodlottige beweging. Cloet keerde zich om, erkende zijnen vijand, sprong recht en zijn aard van wreeden vechter kwam eensklaps met ontembaar geweld te voorschijn: hij nam het broodmes van de tafel, zwaaide het glinsterend in de lucht, sprong toe en Rosse Tjeef stortte, met eenen straal dampend bloed uit den mond, op den vloer achterover.

      Op dit oogenblik greep er eene worsteling aan de voordeur plaats. Het toegestroomde volk werd hevig verdrongen en twee gendarmen, in uniform, met het geweer op den schouder kwamen binnengestormd. In eenen oogwenk hadden zij Cloet, schielijk stom en roerloos, ontwapend, geboeid en gevangen genomen.

      «Allez! spoedig om priester en dokter en alle man uit den huize!» riep, op gebiedenden toon, de oudste der twee.

      Joelend, in een getrappel van voeten, verdrong zich het volk. De kinderen schreiden steeds vervaarlijk en de moeder, naast den haard achterover gevallen herhaalde onophoudend haar akelig gehuil, haar «oeijoeijoeijoeijoei» van stervend dier. Twee mannen hadden Rosse Tjeef onder de schouders opgetild. Hij was niet dood.

      «Vooruit, schelm!» sprak de brigadier. Cloet, tusschen de twee gendarmen, werd buiten gestampt. De brigadier hield het nog druipend broodmes in de hand.

      Met vasten, rassen tred en door een steeds aangroeiend gepeupel gevolgd, trokken zij naar het dorpsgevang. Dit bevond zich op den koer van het gemeentehuis. De zware ingangspoort stond reeds open. Met geweld werd zij achter de twee gendarmen met hunnen gevangene en enkele nieuwsgierigen weêr toegegrendeld. De uitgesloten menigte liet een gejoel van opstand en misnoegdheid hooren. Haastig, zonder een woord, openden de gendarmen de ijzeren deur en na de deur het hek met ijzeren staven. Zij deden den gevangene de boeien af.

      «Ledig uw zakken,» beval de brigadier.

      Cloet, gebogen en als het ware verkleind, haalde een luikermes, een tabakzak en negen enkele centen te voorschijn. De brigadier nam deze voorwerpen in zijn bezit en overtastte dan nog zelf de zakken van den moordenaar, die hij omkeerde. Toen wendde hij zich om. Het ijzeren hek werd weêr gesloten, de ijzeren deur gegrendeld en in het somber hok, achter de dikke, zwarte staven, bleef Cloet als een wild beest alleen. Buiten, achter de hooge, zware ingangpoort, weêrklonk opnieuw het woest, opstandelijk gejoel van 't toegestroomde volk.

      Ditmaal, en hoewel Rosse Tjeef niet doodelijk gewond was, werd Cloet tot vijf jaren gevangzitting veroordeeld; en toen hij, na dit tijdsverloop, evenals de jongste maal, op een kouden winteravond in zijn huis terug kwam, vond hij, naast zijne vrouw en kinderen, een onbekend, vijfjarig knaapje aan de avondtafel zitten: het kind dat zij, vier maanden na zijne misdaad, op de wereld had gebracht.

      Hij vroeg niet wie dat knaapje was en viel nu ook niet woedend, als een dier, op zijne vrouw. Hij gaf geen antwoord op de schuwe welkomgroeten van zijn huisgezin, hij zag zelfs niemand aan, maar na zijn pakje op het schouwboord en zijnen gaanstok in den hoek, achter het schutsel geplaatst te hebben, nam hij de papteil van de tafel, ging er meè vóór den haard zitten, plaatste ze daar op zijne knieën en begon, uitgehongerd, te eten. Hij was vergrijsd, verouderd. De vrouw en de kinderen, roerloos en bleek, keken tersluips, in de flauwe schemering van 't lampje, naar zijn breeden rug en zijne dikke schouders; en in het doodstil, met schrik bevangene keukentje, hoorde men enkel nog het regelmatig slokken zijner lippen en het geborrel der druppeltjes pap, die na elken schep, in de papteil terugvielen. Toen hij geëten had stond hij gebogen recht en trok, steeds sprakeloos, in 't nachtvertrek. Toen zijne vrouw, bevend, hem na een half uur daar vervoegde om, zooals eertijds, zijne rustplaats te deelen liet hij enkel dit ruw, met kalme vastberadenheid gëuite woord hooren:

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

Скачать книгу


<p>1</p>

Vermoedelijk naar het Fransch «Mille noms de Dieu.».