Het Urantia Boek. Urantia Foundation

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Het Urantia Boek - Urantia Foundation страница 66

Автор:
Серия:
Издательство:
Het Urantia Boek - Urantia Foundation

Скачать книгу

als onze omgeving.

      1:7.5 (31.5) De ultieme universum-realiteit kan niet worden begrepen door middel van wiskunde, logica, of filosofie, maar alleen door persoonlijke ervaring in het zich steeds meer schikken naar de goddelijke wil van een persoonlijke God. Noch de wetenschap, noch de filosofie of theologie kan de persoonlijkheid van God bewijzen. Alleen de persoonlijke ervaring van de geloofszonen van de hemelse Vader kan het daadwerkelijke geestelijke besef van de persoonlijkheid van God tot stand brengen.

      1:7.6 (31.6) De hogere voorstellingen van universum-persoonlijkheid houden in: identiteit, bewustheid van het zelf, eigen wil en mogelijkheid tot zelf-openbaring. Deze kenmerken houden voorts gemeenschap in met andere, gelijkwaardige persoonlijkheden, zoals deze bestaat in de verbindingen tussen de persoonlijkheden van de Paradijs-Godheden. De absolute eenheid die deze verbindingen kenmerkt, is zo volmaakt, dat goddelijkheid kenbaar wordt door ondeelbaarheid, door eenheid. ‘De Heer uw God is één.’ De ondeelbaarheid van persoonlijkheid verhindert God niet zijn geest te schenken om in het hart van stervelingen te wonen. De ondeelbaarheid van de persoonlijkheid van een menselijke vader verhindert niet zijn vermenigvuldiging in sterfelijke zonen en dochters.

      1:7.7 (31.7) Dit begrip ondeelbaarheid houdt samen met het begrip eenheid in, dat de Ultimiteit der Godheid zowel tijd als ruimte te boven gaat; derhalve kunnen noch tijd noch ruimte absoluut of oneindig zijn. De Eerste Bron en Centrum is de oneindigheid die alle bewustzijn, alle materie en alle geest onvoorwaardelijk te boven gaat.

      1:7.8 (31.8) Het feit van de Paradijs-Triniteit doet de waarheid van de goddelijke eenheid geenszins geweld aan. De drie persoonlijkheden van de Paradijs-Godheid zijn als één in al hun reacties op universum-realiteiten en in al hun betrekkingen tot schepselen. Het bestaan van deze drie eeuwige personen doet evenmin afbreuk aan de waarheid van de ondeelbaarheid van de Godheid. Ik ben mij er zeer van bewust dat ik geen taal tot mijn beschikking heb die toereikend is om het sterfelijke denken duidelijk te maken hoe wij deze universum-problemen beschouwen. Maar verliest de moed niet: niet al deze zaken zijn zelfs de hoge persoonlijkheden die tot mijn groep Paradijs-wezens behoren geheel duidelijk. Houdt steeds in gedachten dat deze diepe waarheden aangaande de Godheid u steeds helderder zullen worden, naarmate uw denken steeds meer vergeestelijkt raakt in de achtereenvolgende tijdvakken van uw lange opklimming als sterveling naar het Paradijs.

      1:7.9 (32.1) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman, lid van een groep hemelse persoonlijkheden die door de Ouden der Dagen op Uversa, het hoofdkwartier van het zevende superuniversum, zijn aangesteld om toe te zien op die gedeelten van de nu volgende openbaring die betrekking hebben op zaken die verder reiken dan de grenzen van het plaatselijk universum Nebadon. Mij is opgedragen de verhandelingen te verzorgen die de natuur en eigenschappen van God beschrijven, omdat ik de hoogste informatiebron ben die een bewoonde wereld voor dit doel ter beschikking staat. Ik heb als Goddelijk Raadsman in alle zeven superuniversa gediend en heb lange tijd verblijf gehouden op het Paradijs, het centrum van alle dingen. Vele malen heb ik het allerhoogste genoegen gesmaakt om in de onmiddellijke persoonlijke tegenwoordigheid van de Universele Vader te vertoeven. Ik beschrijf de werkelijkheid en waarheid van de natuur van de Vader en zijn eigenschappen met onbetwistbaar gezag: ik weet waarover ik spreek.]

      Het Urantia Boek

      << Verhandeling 1 | Titels | Inhoudsopgave | Verhandeling 3 >>

      Verhandeling 2

      2:0.1 (33.1) AANGEZIEN ’s mensen hoogst mogelijke Godsbegrip besloten ligt in het menselijke idee en ideaal van een primaire, oneindige persoonlijkheid, is het geoorloofd en wellicht dienstig om bepaalde kenmerken van de goddelijke natuur, die het karakter van de Godheid vormen, te bestuderen. De natuur van God kan het best worden begrepen door de openbaring van de Vader, die Michael van Nebadon heeft ontvouwd in zijn onderscheiden onderrichtingen en in zijn grootse sterfelijke leven in het vlees. De goddelijke natuur kan ook beter door de mens worden begrepen indien hij zichzelf als een kind van God beschouwt, en naar de Paradijs-Schepper opziet als naar een echte geestelijke Vader.

      2:0.2 (33.2) De natuur van God kan bestudeerd worden in een openbaring van allerhoogste ideeën, men kan zich het goddelijke karakter voor ogen stellen als een uitbeelding van verheven idealen, maar de meest verlichtende en geestelijk meest opbouwende van alle openbaringen der goddelijke natuur vindt ge wanneer ge het religieuze leven van Jezus van Nazaret begrijpt, zowel vóór hij tot volle bewustheid kwam van zijn goddelijkheid, als daarna. Wanneer het geïncarneerde leven van Michael als achtergrond wordt gezien van de openbaring van God aan de mens, kunnen wij hier trachten in menselijke woordsymbolen bepaalde ideeën en idealen omtrent de goddelijke natuur duidelijk te maken, die wellicht kunnen bijdragen tot een verdere verheldering en unificatie van de menselijke voorstelling van de natuur en het karakter van de persoonlijkheid van de Universele Vader.

      2:0.3 (33.3) Bij al onze pogingen om de menselijke voorstelling van God te verbreden en te vergeestelijken, worden wij enorm belemmerd door de beperkte capaciteit van het sterfelijke bewustzijn. Ook worden wij bij de uitvoering van onze taak ernstig belemmerd door de beperkingen van de taal en het schaarse materiaal waarover wij ter illustratie of ter vergelijking kunnen beschikken bij onze inspanningen om goddelijke waarden weer te geven, en om geestelijke bedoelingen voor te leggen aan het eindige, sterfelijke bewustzijn van de mens. Al onze pogingen om het menselijke Godsbegrip te verbreden zouden welhaast vergeefs zijn, ware het niet dat de geschonken Richter van de Universele Vader in het menselijke bewustzijn woont en dat dit bewustzijn is doortrokken van de Waarheid-Geest van de Schepper-Zoon. Ik verlaat mij daarom op de aanwezigheid van deze goddelijke geesten in het hart van de mensen om mij bij te staan bij het verbreden van het Godsbegrip, en begin blijmoedig aan de uitvoering van mijn opdracht, de poging om de natuur van God verder te beschrijven aan het bewustzijn van de mens.

      2:1.1 (33.4) ‘Doch de Oneindige kunnen wij niet vinden. De goddelijke voetstappen zijn niet gekend.’ ‘Zijn begrijpen is oneindig en zijn grootheid is ondoorgrondelijk.’ Het verblindende licht van de tegenwoordigheid van de Vader is van dien aard, dat hij voor zijn nederige schepselen schijnt te ‘wonen in de diepste duisternis.’ Niet alleen zijn zijn gedachten en plannen onnaspeurlijk, maar ook ‘doet hij grote en wonderbaarlijke dingen zonder tal.’ ‘God is groot; wij begrijpen hem niet en ook kan het getal zijner jaren niet gevonden worden.’ ‘Zou God inderdaad op aarde wonen? Zie, de hemel (het universum) en de hemel der hemelen (het universum van universa) kunnen hem niet bevatten.’ ‘Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!’

      2:1.2 (34.1) ‘Er is slechts één God, de oneindige Vader, die ook een trouwe Schepper is.’ ‘De goddelijke Schepper is ook de Universele Beschikker, de oorsprong en bestemming der zielen. Hij is de Allerhoogste Ziel, het Primaire Bewustzijn, en de Onbeperkte Geest der ganse schepping.’ ‘De grote Albeheerser maakt geen vergissingen. Hij is luisterrijk in majesteit en heerlijkheid.’ ‘De Schepper-God is geheel vrij van vrees en vijandigheid. Hij is onsterfelijk, eeuwig, uit en in zichzelf bestaand, goddelijk en vrijgevig.’ ‘Hoe zuiver en schoon, hoe diep en onpeilbaar is de verheven Vader uit wie alle dingen zijn.’ ‘De voortreffelijkheid van de Oneindige komt het duidelijkst daarin tot uiting, dat hij zichzelf schenkt aan de mensen. Hij is het begin en het einde, de Vader van elke goede, volmaakte bedoeling.’ ‘Bij en met God zijn alle dingen mogelijk; de eeuwige Schepper is de oorzaak der oorzaken.’

      2:1.3

Скачать книгу