Faillissementswet. Nederland

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Faillissementswet - Nederland страница 4

Faillissementswet - Nederland

Скачать книгу

rechter, die de opheffing van het faillissement beveelt, stelt tevens het bedrag van de faillissementskosten vast en — zo daartoe gronden aanwezig zijn — van het salaris van de curator. Hij brengt deze bedragen ten laste van de schuldenaar. Zij worden bij voorrang boven alle andere schulden voldaan.

      3. Tegen deze vaststelling staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de curator.

      4. In afwijking van hetgeen in het tweede lid is bepaald, komen de kosten van de in deze titel bevolen publicaties, voorzover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat. De griffier van het rechtscollege dat de opheffing heeft bevolen, draagt zorg voor de voldoening van het door de rechtbank vast te stellen bedrag dat ten laste van de Staat komt.

      Artikel 17

      Het bevel tot kosteloze behandeling van het faillissement heeft ten gevolge vrijstelling van griffiekosten.

      Artikel 18

      De beschikking, bevelende de opheffing van het faillissement, wordt op dezelfde wijze openbaar gemaakt als het vonnis van faillietverklaring en daartegen kunnen de schuldenaar en de schuldeisers op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijnen opkomen, als bepaald is ten aanzien van het vonnis, waarbij een faillietverklaring wordt geweigerd. Indien na een dergelijke opheffing opnieuw aangifte of — binnen drie jaar — aanvraag tot faillietverklaring wordt gedaan, is de schuldenaar of de aanvrager verplicht aan te tonen, dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden.

      Artikel 19

      1. Bij elke rechtbank wordt door de griffier een openbaar register gehouden, waarin hij, voor ieder faillissement afzonderlijk, achtereenvolgens, met vermelding der dagtekening, inschrijft:

      1°. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij de faillietverklaring uitgesproken of de uitgesprokene weder opgeheven is;

      2°. de summiere inhoud en de homologatie van het akkoord;

      3°. de ontbinding van het akkoord;

      4°. het bedrag van de uitdelingen bij vereffening;

      5°. de opheffing van het faillissement ingevolge artikel 15b of artikel 16;

      6°. de rehabilitatie.

      2. Omtrent vorm en inhoud van het register worden door Ons bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.

      3. De griffier is verplicht aan ieder kosteloze inzage van het register en tegen betaling een uittreksel daaruit te verstrekken.

      4. De griffier geeft de in het eerste lid onder 1° tot en met 6° genoemde gegevens door aan Onze Minister van Justitie of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander orgaan ten behoeve van het in artikel 19a genoemde centrale register.

      Artikel 19a

      1. Door Onze Minister van Justitie of, indien ingevolge artikel 19, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, door dat orgaan, wordt een centraal register gehouden, waarin de in artikel 19, eerste lid, onder 1° tot en met 6° genoemde gegevens worden ingeschreven.

      2. Omtrent vorm en inhoud van het register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.

      3. Een ieder heeft kosteloos inzage in het register en kan tegen betaling een uittreksel daaruit verkrijgen.

      Artikel 19b

      In het geval, bedoeld in artikel 14, vierde lid, worden de gegevens met betrekking tot de daar bedoelde insolventieprocedure door de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19, eerste lid, alsmede in het centrale register, bedoeld in artikel 19a, eerste lid.

Tweede afdeling. Van de gevolgen der faillietverklaring

      Artikel 20

      Het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft.

      Artikel 21

      Niettemin blijven buiten het faillissement:

      1°. de zaken vermeld in artikel 447, nrs. 1–3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de toerusting van de leden van de krijgsmacht volgens hun dienst en rang en het auteursrecht in de gevallen, waarin het niet vatbaar is voor beslag; alsmede hetgeen in het eerste lid van artikel 448 van genoemd Wetboek omschreven is, tenzij in het faillissement schuldeisers opkomen wegens vorderingen, vermeld in het tweede lid van dat artikel;

      2°. hetgeen de gefailleerde door persoonlijke werkzaamheid, of als bezoldiging wegens een ambt of bediening, of als soldij, gagement, pensioen of onderstand, gedurende het faillissement verkrijgt, indien en voorzover de rechter-commissaris zulks bepaalt;

      3°. de gelden, die aan de gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan een wettelijke onderhoudsplicht;

      4°. een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in artikel 253l, derde lid van Boek 1 van dat wetboek vermelde lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.

      5°. het ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de kas der gerechtelijke consignaties gestorte bedrag;

      6°. de goederen bedoeld in artikel 60a, derde lid;

      7°. een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor zover de ter zake ingelegde bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning.

      Artikel 22

      In het vorige artikel wordt onder «gefailleerde» mede begrepen de echtgenoot of de geregistreerde partner van de in enige gemeenschap van goederen gehuwde onderscheidenlijk als partner geregistreerde.

      Artikel 22a

      1. Ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering vallen voorts buiten de boedel:

      a. het recht op het doen afkopen van een levensverzekering voorzover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;

      b. het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld wordt;

      c. het recht om de verzekering te belenen.

      2. Voor de uitoefening van het recht op het doen afkopen en het recht om de begunstiging te wijzigen, behoeft de curator de toestemming van de rechter-commissaris, die daarbij zonodig vaststelt tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend. Slechts met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer is de curator bevoegd tot overdracht van de verzekering.

      3. Indien de curator de begunstiging heeft

Скачать книгу