Geliefd . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Geliefd - Морган Райс страница 3
Deze keer was het erger. Dit was niet weer een rustige buitenwijk. Het was New York. De stad. Openbare scholen en een leven vol beton. En een gevaarlijke buurt.
Sam was ook kwaad. We bespraken het om niet mee te gaan, om weg te lopen. Maar in werkelijkheid konden we nergens anders heen.
Dus we gingen mee. We zwoeren allebei in het geheim dat we weg zouden gaan als het ons niet beviel. We zouden een andere plek vinden. Waar van ook. Misschien konden we zelfs onze vader opsporen, hoewel we allebei wisten dat dat niet ging gebeuren.
En toen gebeurde er enorm veel. Zo snel. Mijn lichaam… sloeg om. Veranderde. Ik weet nog steeds niet wat er gebeurde, of wie ik ben geworden. Maar ik weet wel dat ik niet meer dezelfde persoon ben.
Ik herinner me de avond dat het begon precies. Carnegie Hall. Mijn date met Jonah. En toen…pauze. Ik…Voedde mezelf? Vermoordde iemand? Dat kan ik me nog steeds niet herinneren. Ik weet alleen wat ze me vertelden. Ik weet dat ik die avond iets heb gedaan, maar het is allemaal een waas. Wat ik ook heb gedaan, ik zit er nog steeds mee in mijn maag. Ik zou nooit iemand kwaad doen.
De volgende dag voelde ik de veranderingen in mezelf. Ik werd zeker sterker, sneller en gevoeliger voor licht. Ik rook ook dingen. Dieren gedroegen zich vreemd in mijn buurt, en ik voelde dat ik mezelf ook raar gedroeg in hun buurt.
En dan was er dat met mijn moeder. Ze vertelde me dat ze niet mijn echte moeder was, en werd toen vermoord door die vampiers, die achter mij aanzaten. Ik zou haar nooit zo hebben willen zien. Het voelt nog steeds alsof het mijn schuld is. Maar zoals met alles, kan ik mezelf niet zo laten denken. Ik moet me concentreren op wat voor me ligt, op wat ik kan beheersen.
Ik werd betrapt. Die verschrikkelijke vampiers. En toen kwam mijn ontsnapping. Caleb. Zonder hem zouden ze me zeker gedood hebben. Of erger.
Calebs verbond. Zijn volk dat zo anders was. Maar nog steeds vampiers. Territoriaal, jaloers, wantrouwend. Ze spuwden mij uit, en gaven hem geen keus.
Toch koos hij. Ondanks alles koos hij mij. Opnieuw redde hij me. Hij zette alles op het spel voor mij. Daarom houd ik van hem. Meer dan hij ooit zal weten.
Ik moet hem nu op mijn beurt helpen. Hij denkt dat ik de ene ben, een of andere vampiermessias of zoiets. Hij is ervan overtuigd dat ik hem maar een soort verloren zwaard zal leiden, en dat zal een vampieroorlog voorkomen en iedereen redden. Zelf geloof ik dat niet. Zijn eigen mensen geloven het zelfs niet. Maar ik weet dat het alles is dat hij heeft, en het betekent alles voor hem. Hij heeft alles voor mij geriskeerd, en dit is het minste dat ik voor hem kan doen. Wat mij betreft gaat het niet eens om het zwaard. Ik wil hem gewoon niet weg zien gaan.
Dus ik zal doen wat ik kan. Ik wilde toch altijd al mijn vader vinden. Ik wil weten wie hij echt is. Wie ik werkelijk ben. Of ik echt een halfvampier ben, of halfmens, of wat dan ook. Ik wil antwoorden. Al wat het maar om te weten waar ik in verander…
*
“Caitlin?”
Ze werd duf wakker. Ze keek op en zag Caleb over haar heen staan, met zijn handen zacht op haar schouders. Hij glimlachte.
“Ik denk dat je in slaap bent gesukkeld,” zei hij.
Ze keek rond, zag haar opengeslagen dagboek op haar schoot en sloeg het snel dicht. Ze voelde haar wangen rood worden, en hoopte dat hij niets had gelezen. En zeker niet dat deel over haar gevoelens voor hem.
Ze ging zitten en wreef in haar ogen. Het was nog steeds avond, en het vuur brandde nog, maar de vlammen waren klein geworden. Hij moest ook net wakker zijn. Ze vroeg zich af hoe lang ze had geslapen.
“Sorry,” zei ze. “Ik had al dagen niet meer geslapen.”
Hij glimlachte opnieuw en liep naar het haardvuur. Hij gooide er een paar extra houtblokken op en die kraakten en sisten terwijl het vuur weer groter werd. Ze voelde hoe de warmte haar voeten bereikte.
Hij stond naar het vuur te staren en zijn glimlach vervaagde langzaam naarmate hij in gedachten verzonken raakte. Terwijl hij in de vlammen keek, werd zijn gezicht in een warme gloed gedompeld, waardoor hij er nog aantrekkelijker uitzag, als dat mogelijk was. Zijn grote, bruine ogen openden zich ver, en terwijl ze naar hem keek veranderden ze in lichtgroen.
Caitlin ging meer rechtop zitten en zag dat haar glas wijn nog vol zat. Ze nam een slok, en het verwarmde haar. Ze had al een tijdje niet gegeten, en de wijn ging recht naar haar hoofd. Ze zag nog een plastic glas staan, en ze schrok van haar manieren.
“Zal ik ook wat voor jou inschenken?” vroeg ze, en voegde toen nerveus toe: “Tenminste, ik bedoel, ik weet niet of jullie ook—”
Hij lachte.
“Ja, ook vampiers drinken wijn,” zei hij met een glimlach, en hij stapte op haar af om haar het glas voor te houden terwijl ze het volschonk.
Ze was verrast. Niet door zijn woorden, maar door zijn lach. Die was zacht, elegant en leek maar langzaam weg te sterven. Zoals alles aan hem was zijn lach mysterieus.
Ze keek hem aan in zijn ogen terwijl hij het glas naar zijn lippen bracht, en hoopte dat hij terug in de hare zou kijken.
Dat deed hij.
Toen keken ze allebei op hetzelfde moment weg. Ze voelde haar hart sneller slaan.
Caleb liep terug naar zijn plek en ging op het stro zitten, leunde achterover en keek naar haar. Hij leek haar te bestuderen. Ze voelde zich bewust worden van zichzelf.
Ze haalde onbewust haar hand langs haar kleding en wilde dat ze iets mooiers droeg. Haar gedachten probeerden verwoed te bedenken wat ze aan had. Ergens onderweg, ze wist niet precies waar, waren ze in een dorpje gestopt en waren ze naar de enige winkel die ze daar hadden – het Leger des Heils – en hadden zich daar omgekleed.
Ze keek bezorgd omlaag en herkende zichzelf niet eens. Ze droeg een gescheurde, verkleurde spijkerbroek die een maat te groot was en een sweater over een T-shirt. Daaroverheen droeg ze een vaal jack waarvan een knop ontbrak en die ook te groot was. Maar het was warm, en dat was wat ze op dat moment nodig had.
Ze was zich bewust van zichzelf. Waarom moest hij haar zo zien? Natuurlijk had zij de pech dat ze eindelijk een jongen had gevonden die ze echt leuk vond, en zich niet mooi kon opmaken. Er was geen badkamer in de schuur, maar zelfs als die er was, had ze geen make-up bij zich. Ze keek weer beschaamd weg.
“Heb ik lang geslapen?” vroeg ze.
“Weet ik niet. Ik werd gewoon zelf wakker,” zei hij terwijl hij achterover leunde en zijn hand door zijn haar haalde. “Ik heb me vanavond vroeg gevoed. Daardoor sliep ik snel.”
Ze keek naar hem.
“Leg het me eens uit,” zei ze.
Hij keek haar aan.
“Voeden,” voegde ze toe. “Hoe werkt het? Moet je…mensen vermoorden?”
“Nee, nooit,” zei hij.
Het werd stil in de kamer terwijl hij zijn gedachten ordende.
“Zoals alles in het vampiersras is