Een Troon Voor Zusters . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Troon Voor Zusters - Морган Райс страница 3
“Jullie moeten herinnerd worden,” snauwde zuster O’Venn terwijl Sophia een meisje hoorde gillen, “aan wat jullie zijn. Aan wáár jullie zijn.” Een ander meisje huilde toen de leren riem haar vlees raakte. “Jullie zijn de kinderen die niemand wilde hebben. Jullie zijn eigendom van de Gemaskerde Godin die zo genadig was om jullie een huis te geven.”
Ze beende door de ruimte. Sophia wist dat zij als laatste aan de beurt zou zijn. De bedoeling was dat zij zich schuldig zou voelen voor de pijn van de anderen en dat zij de tijd kregen om haar te haten voor wat ze had veroorzaakt, voordat ze zelf haar pak slaag kreeg.
Het pak slaag waar ze op haar knieën op zat te wachten.
Terwijl ze gewoon weg zou kunnen gaan.
De gedachte kwam zo plotseling in haar opborrelen dat Sophia moest checken of het niet een gedachte van haar jongere zusje was, of iets dat ze van een van de anderen had opgepikt. Dat was het probleem met haar talent: het kwam wanneer het wilde, niet wanneer ze erom vroeg. Maar het leek erop dat de gedachte echt van haar was—en bovenal, dat het waar was.
Het was beter om de dood te riskeren dan hier nog een dag langer te blijven.
Als ze het waagde om weg te lopen, zou de straf natuurlijk nog erger zijn. Ze vonden altijd wel een manier om het erger te maken. Sophia had meisjes gezien die hadden gestolen of terug hadden gevochten. Zij werden dagenlang uitgehongerd, gedwongen om op hun knieën te blijven zitten en geslagen wanneer ze in slaap vielen.
Maar het kon haar niet meer schelen. Ergens in haar was een grens overschreden. De angst deed haar niets, want die werd overschaduwd door de angst van wat er spoedig toch zou gebeuren.
Vandaag was tenslotte haar zeventiende verjaardag.
Ze was nu oud genoeg om haar schuld van de jarenlange “zorg” door de nonnen te vereffenen, om verkocht te worden als vee. Sophia wist wat er gebeurde met weeskinderen die volwassen werden. Vergeleken daarmee was een pak slaag niets.
Ze had er al weken aan gedacht. Ze had opgezien tegen deze dag, haar verjaardag.
En nu was het zover.
Tot haar eigen verbazing kwam Sophia in actie. Ze stond soepel op en keek om zich heen. De non had haar aandacht op een ander meisje gevestigd en was bezig haar toe te takelen, dus het was niet moeilijk om ongezien naar de deur te komen. De andere meisjes merkten het waarschijnlijk niet eens, en als ze dat wel deden waren ze te bang om iets te zeggen.
Sophia stapte een van de witte, sobere gangen van het weeshuis in en liep stilletjes bij de werkkamer weg. Er liepen andere nonnen rond, maar zolang ze doelbewust bewoog, hadden ze geen reden om haar tegen te houden.
Wat had ze gedaan?
Sophia liep in een waas door het Huis van de Niet-Opgeëisten en kon nauwelijks geloven dat ze dit echt ging doen. Er waren redenen dat ze niet de moeite namen om de poorten op slot te doen. De stad daarachter was een wrede plek en nog wreder voor hen die het leven als weeskind waren begonnen. Ashton had dieven en misdadigers zoals elke stad, maar er liepen ook jagers rond die de onvrijen opnieuw gevangennamen en vrije mensen die haar verachtten voor wat ze was.
En dan was er haar zusje. Kate was pas vijftien. Sophia wilde haar niet meesleuren in iets ergers. Kate was een taaie, taaier zelfs nog dan zij, maar ze was nog altijd Sophia’s kleine zusje.
Sophia liep richting het kloosterhof en de binnenplaats, waar ze de meisjes mengden met de jongens van het naastgelegen weeshuis, en probeerde te bedenken waar haar zusje zou kunnen zijn. Ze kon niet zonder haar weggaan.
Ze was er bijna toen ze een meisje hoorde schreeuwen.
Sophia ging op het geluid af, half in de verwachting dat haar kleine zusje zich weer in de problemen had gewerkt. Toen ze de tuin bereikte, was het echter niet Kate die in een vechtpartij verwikkeld was, maar een ander meisje. Zij was zelfs nog jonger, een jaar of dertien misschien. Ze werd geduwd en geslagen door drie jongens die bijna oud genoeg moesten zijn om verkocht te worden als contractarbeider of aan het leger.
“Hou daarmee op!” riep Sophia uit. Ze verraste zichzelf zoals ze de jongens leek te verrassen. De regel was dat je gewoon voorbijliep als er iets gebeurde in het weeshuis. Je hield je stil en vergat niet wat je plaats was. Maar nu liep ze recht op hen af.
“Laat haar met rust.”
De jongens stopten met wat ze aan het doen waren, maar alleen om naar haar te staren.
De oudste jongen keek haar aan met een kwaadaardige glimlach op zijn gezicht.
“Nou, nou, jongens,” zei hij. “Het ziet ernaar uit dat we er nog één hebben die niet is waar ze moet zijn.”
Hij had lompe gelaatstrekken en een dode blik in zijn ogen; een blik die je alleen zag bij kinderen die jarenlang in het Huis van de Niet-Opgeëisten hadden doorgebracht.
Hij deed een stap naar voren, en voor ze kon reageren had hij Sophia’s arm vastgepakt. Ze wilde hem slaan, maar hij was te snel en duwde haar tegen de grond. Op momenten als deze wenste Sophia dat ze de gevechtsvaardigheden van haar jongere zusje had, haar vermogen om een soort beestachtigheid op te roepen. Dat was iets waar Sophia, ondanks haar geslepenheid, simpelweg niet toe in staat was.
Gaat toch als een hoer verkocht worden… kan er net zo goed gebruik van maken.
Sophia schrok toen ze zijn gedachten hoorde. Ze gingen gepaard met een soort vettig gevoel, en ze wist dat het de zijne waren. Paniek welde in haar op.
Ze verzette zich, maar hij drukte haar armen met gemak tegen de grond.
Ze kon nog maar één ding doen. Ze concentreerde zich en riep haar talent aan, hopend dat het deze keer voor haar zou werken.
Kate, stuurde ze, de binnenplaats! Help me!
***
“Eleganter, Kate!” riep de non. “Nog eleganter!”
Kate had niet veel tijd voor elegantie, maar deed toch haar best terwijl ze water in de drinkbeker van de zuster goot. Zuster Yvaine keek streng toe van onder haar masker.
“Nee, je hebt het nog steeds niet. En ik weet dat je niet onhandig bent, meisje. Ik heb je radslagen zien doen op de binnenplaats.”
Ze had Kate er echter niet voor gestraft, wat suggereerde dat Zuster Yvaine niet de kwaadste was. Kate probeerde het weer, met trillende handen.
Zij en de andere meisjes moesten leren om elegant te serveren bij de tafels van de adel, maar Kate was er niet voor gebouwd. Ze was te kort en te strak gespierd voor het soort gracieuze vrouwelijkheid dat de nonnen in gedachten hadden. Er was een reden dat ze haar rode haar kort hield. In een ideale wereld, waar ze vrij was om haar eigen keuzes te maken, verlangde ze naar een leerplaats bij een wapensmid, of misschien een van de toneelgroepen die in de stad werkten. Of misschien zelfs een kans om het leger in te gaan, zoals de jongens. Dit sierlijke inschenken was een les die haar zus, met haar droom van aristocratie, leuk gevonden zou hebben. Maar zij niet.
Alsof de gedachte haar had opgeroepen, schrok Kate ineens op. Ze hoorde de stem van haar zus in haar hoofd. Even twijfelde ze; hun talent was niet