Alleen de dappere. Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Alleen de dappere - Морган Райс страница 3
Hij vluchtte de stad uit. Het fort achter hem werd steeds kleiner terwijl zijn paard over het open platteland denderde en zijn weg zocht tussen de richels en groeven van de landbouwgronden. Er liepen kleine beekjes tussen en Royce reed naar waar ze het smalst waren, zodat zijn paard erover heen kon springen in plaats van dat hij erdoorheen moest waden. Elke verkeerde stap zou zorgen dat zijn achtervolgers een stap dichterbij kwamen.
Hij reed naar de muur die de boerderijen omgaf en zijn paard sprong over de stenen muur heen zonder hem aan te raken. Toen Royce een blik over zijn schouder wierp zag hij een van de achtervolgende paarden de muur raken en vallen, waardoor het dier een ander paard met zich mee trok. Het was niet genoeg.
Een van de andere ruiters kwam naast Royce rijden en slingerde zichzelf naar hem toe, alsof hij hoopte dat hij Royce zo uit het zadel kon duwen. Royce klampte zich verwoed aan zijn paard vast en wist zichzelf met pure kracht in het zadel te houden terwijl hij naar de soldaat uithaalde met zijn elleboog en hoofd. Hij ving een glimp op van een dolk toen de man op het punt stond om hem van achteren neer te steken. Royce draaide zich met een ruk om in het zadel en gaf de man een harde duw.
De soldaat tuimelde van zijn galopperende paard en bleef bewegingsloos op de grond liggen. Royce spoorde zijn paard weer aan, maar de afstand tussen hem en zijn achtervolgers was nu verkleind.
Royce wist dat hij de mannen die achter hem aan zaten nooit te snel af zou zijn. Ze waren vastberaden en hij kon niet weten of zijn paard het langer vol zou houden dan hun paarden. En zelfs als dat het geval was, dan was het slechts een kwestie van tijd voordat een pijl het dier zou verwonden en het niet meer verder kon rennen.
Hij moest iets bedenken.
Voor zich zag hij een kloof waar een smalle brug overheen liep. Royce negeerde de brug en reed naar een plek waar een stevige boom over de kloof was gevallen. Als kind hadden hij en zijn broers er te voet overheen gerend, naar het bos dat erachter lag. Royce had geen idee of zijn paard dat ook zou kunnen.
Maar het was zijn beste kans, dus hij stuurde het dier in de richting van de boomstam en dreef hem erop zonder te vertragen. Royce voelde een van de hoeven wegglijden en even hield hij zijn adem in. Maar hij slaagde erin om het dier weer op het half weggerotte hout te krijgen.
Terwijl Royce weer op vaste grond kwam, zeilden er meer pijlen voorbij. Royce draaide zich om en zag de paarden van zijn achtervolgers weigeren bij het vooruitzicht dat ze de boomstam over moesten. Royce hakte met het kristallen zwaard op de boomstam in en voelde hem meegeven. De boomstam viel in de rivier.
“Dat zal ze niet lang tegenhouden,” fluisterde Royce tegen zijn paard. Hij dreef het dier weer aan terwijl de mannen aan de andere kant van de kloof hun paarden richting de brug stuurden.
Het zou hem hoogstens een minuut of twee tijdwinst geven. Royce wist dat hij die tijd hard nodig had als hij wilde ontsnappen. Tegelijkertijd wist hij dat hij níét zomaar kon vluchten. Met vluchten kon hij niets bereiken. Met vluchten kon hij niets veránderen.
Hij reed op volle snelheid richting de bossen en probeerde na te denken terwijl hij onder de lage takken door dook, in een poging uit het zicht te komen. Het was stil in het bos, met uitzondering van de geluiden van kleine dieren en fluitende vogels, het stromen van water en het geritsel van bladeren. Een eindje verderop hoorde hij een boswachter op een tinnen fluit spelen. Royce hoopte dat hij de soldaten niet naar hem zou leiden. Hij wilde niemand anders in de problemen brengen.
Die gedachte deed hem halthouden tussen de bomen. De mannen die achter hem aan zaten zouden hem naar zijn dorp volgen als hij daarheen vluchtte. Maar als hij het niet deed, zou Royce misschien nooit steun vinden. Bovendien zouden de mannen van de hertog hoe dan ook naar zijn dorp kunnen rijden, vastberaden om iedereen te straffen die een band had met de jongen die hem vermoord had.
Hij moest een manier bedenken om de mannen van de hertog af te leiden en tijd te winnen voor alles dat hij moest doen.
Royce hoorde de fluit weer en hij stuurde zijn paard tussen de bomen door, in de richting van het geluid. Royce reed zo snel als hij kon. Hij was zich er heel goed van bewust hoe weinig tijd hij had gewonnen met het vernietigen van de boomstambrug en hij had het gevoel dat hij elke seconde nodig had.
Minder dan een minuut later kwam hij het eerste varken tegen, scharrelend op zoek naar fruit of paddenstoelen of iets anders. Het dier zou bijna tot aan Royce’ middel zijn gekomen als hij niet op een paard had gezeten en scharrelde rustig rond, schijnbaar onaangedaan door zijn aanwezigheid.
Hij zag meer varkens tussen de bomen, snuffelend op zoek naar eten, voorzien van de merktekens van een aantal boerderijen. De fluitmuziek kwam van dichtbij. Toen Royce tussen een groepje elzen doorkeek, zag hij een jonge man op de stronk van een omgevallen eik zitten.
“Hallo daar,” riep de jonge man toen hij Royce zag, zwaaiend met de hand waarmee hij de fluit vasthield. “Niet te hard rijden hier. De varkens zijn meegaand, maar als je ze bang maakt zijn ze groot genoeg om dat paard van je te laten struikelen.”
“Er komen mannen deze kant op,” zei Royce, die vermoedde dat hij het beste direct kon zijn. Een jonge man als hij zou het niet waarderen als iemand hem probeerde te misleiden. “Mannen die me dood willen of gevangen willen nemen.”
De varkenshoeder keek een beetje ongerust bij die woorden. “En wat heeft dat met mij te maken?” vroeg hij. “Ik laat hier gewoon mijn varkens grazen.”
“Denk je dat die mannen dat iets kan schelen?” vroeg Royce. Elke boer wist hoe de mannen van de hertog konden zijn en hoe gevaarlijk het was om ze in de weg te lopen als ze op jacht waren.
“Nee,” zei de herder. Hij bekeek Royce aandachtig. “Waarom zitten ze dan achter jou aan?”
Royce had het vermoeden dat de waarheid te veel voor de jongen zou zijn. Maar wat kon hij anders? Hij kon niet zeggen dat hij een stroper was.
“Ik ben… Ik heb de hertog vermoord,” zei Royce, niet wetend wat hij anders moest zeggen. Hij kon niet vragen wat hij wilde vragen zonder deze jongen de waarheid te vertellen. “Zijn mannen zitten achter me aan en als ze me te pakken krijgen, zullen ze me doden.”
“Dus je wil ze naar mijn varkens leiden?” zei de varkenshoeder. “En wat gebeurt er met mij als ik hier nog ben wanneer ze komen?”
“Ik heb een idee,” zei Royce. Hij sprong van zijn paard en wilde de teugels aan de jongen geven. “Neem mijn paard. Rij hier ver vandaan. Het is de beste kans voor ons allebei.”
“Je wil dat ik doe alsof ik jou ben?” wilde de varkenshoeder weten. “Na wat je hebt gedaan? Het halve koninkrijk zou achter me aan komen.”
Royce knikte. Ze leken niet veel op elkaar; Royce was veel groter en gespierder en hoewel ze allebei halflang blond haar hadden zouden ze nooit voor elkaar aangezien kunnen worden. Hun gezichten waren ook verschillend: de varkenshoeder had het ronde gezicht van een huiselijk type terwijl Royce scherpe kaaklijnen had, geslepen door geweld.
“Niet voor lang. Je kunt wel rijden, of niet?”
“Aye, mijn pa stond erop. Ik reed vroeger met het trekpaard over de velden.”
“Dít paard zal een stuk sneller gaan dan een trekpaard,” beloofde Royce, die nog steeds de teugels vasthield.