Vadertje Langbeen. Джин Уэбстер

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Vadertje Langbeen - Джин Уэбстер страница 5

Vadertje Langbeen - Джин Уэбстер

Скачать книгу

die er nu uitgegroeid is. Misschien begrijp je niet eens, wat voor een punt van belang dat wel in het leven van een John Grier-Home-kind uitmaakt. Ik heb ze alle zes van jou gekregen en ik ben er je heel, heel dankbaar voor. Het is een zalig gevoel een goede opleiding te krijgen maar toch is het niets, vergeleken bij het overstelpend genot, de eigenares van zes nieuwe japonnen te zijn. Juffrouw Pritchard, die zooals je weet een geregelde bezoekster van het J. G. H. is, heeft ze voor me uitgezocht—gelukkig niet Juffrouw Lippett! Ik heb een avondjapon, zacht roze voile op roze zijde gewerkt (als ik die aan heb, ben ik heusch mooi) en een blauwe japon om naar de kerk te gaan en een japon voor 's avonds aan tafel, roode voile met een mooie Liberty rand (net een Zigeunermeisje is kleine Judy dan) en weer een andere met een roze zijden ceintuur en een grijs mantelcostuum en een daagsche japon om onder de les te dragen. Julia Rutledge Pendleton zou het niet veel bijzonders vinden, maar voor Jerusha Abbott is het een schat!

      Nu denk je zeker: wat is ze toch een dom, frivool klein ding en waarvoor heb ik haar nu eigenlijk naar College gestuurd.

      Maar kijk eens, Vadertje, als je, zooals ik, je heele leven lang geruite katoenen jurken hebt moeten dragen, zou je wel kunnen begrijpen wat ik nu voel. En toen ik naar de middelbare school ging, brak er voor mij een nog veel erger tijd aan dan die met de geruite jurken.

      Toen kreeg ik de afleggers van de kinderen uit mijn klas.

      O, je weet niet hoe vreeselijk ik het vond in die afleggertjes op school te komen! Ik was er zeker van, dat ik in de klas naast het meisje moest zitten, dat mijn kleeren eerst had opgedragen en ik voelde, dat ze zou gaan gichelen en fluisteren en ginnegappen met de anderen en er pret over zou maken. Het was zoo vernederend, de afgedragen kleeren van die nesten te moeten dragen, waaraan je zoo het land hebt, en het toch niet anders te kunnen! Al kon ik mijn heele verdere leven zijden kousen dragen, dan zou dat toch niet het verdriet uitwisschen, dat ik toen op school heb geleden!

      Laatste oorlogsbulletin!!

      Nieuws van het slagveld!

      Bij de vierde rondte op Donderdag 13 November dreef Hannibal de voorhoede der Romeinen op de vlucht en leidde de Carthagers over de bergen in de vlakte van Casilinum. Een krijgsbende van licht gewapende Numidiërs kwam in botsing met het voetvolk van Quintus Fabius Maximus. Twee veldslagen en een kleine schermutseling. Na zware verliezen trokken de Romeinen zich terug.

      Met de meeste hoogachting, teeken ik

J. Abbott,

      uw speciale correspondent van de voorhoede.

      P.S. Ik weet, dat ik geen antwoord op mijn brieven mag verwachten en ze hebben me ook genoeg gewaarschuwd, dat ik je niet met vragen mag lastig vallen. Maar één ding zou ik toch zoo graag willen weten. Zeg Vadertje, ben je vreeselijk oud of maar een béétje oud. En ben je heelemaal kaal of heb je alleen maar een klein maantje? Het is zoo vreeselijk vervelend als ik aan jou als aan iets wezenloos moet denken, net zooals aan een theorieregel in de meetkunde.

      Gegeven: Een groote, rijke man, die aan meisjes het land heeft maar heel edelmoedig is voor een brutaal klein ding.

      Gevraagd: Hoe ziet hij er uit?

Antwoord s. v. p.
19 December.

      Lieve Vadertje Langbeen,

      Je hebt nog altijd niet op mijn vraag geantwoord en toch was die van groot belang.

      Ben je kaal?

      Ik heb bij me zelf nog eens overdacht, hoe je er wel uit moet zien en ik weet het nu precies. Maar als ik den kruin van je hoofd bereik, is mijn heele kennis uitgeput. Het maakt me radeloos! Ik kan maar niet uitmaken of je sneeuwwit haar hebt of wel ravenzwarte lokken of peper-en-zout of wel heelemaal niets.

      Hier heb je je portret.

      Maar nu de hoofdzaak: moet ik er nog wat haar opplakken?

      Wil je weten wat voor kleur oogen je hebt? Ze zijn grijs en je wenkbrauwen steken als luifels naar voren (in romans spreken ze altijd van dreigende, zwarte wenkbrauwen maar ik vind dat niet leuk), je mond vormt een rechte, besliste lijn, bij de mondhoeken trekt die heel even spottend naar beneden. Zie je wel, dat ik je ken? Je bent een scherpe, oude heer, toch heel aardig, maar je hebt een lastig humeur.

      (Daar gaat de bel. We moeten naar de kapel).

-–945 n. m.

      Ik heb een vasten stelregel waarvan ik nooit wil afwijken: 's avonds studeer ik niet, onverschillig hoeveel opstellen we ook voor den volgenden dag hebben opgekregen. Dan lees ik alleen maar mooie boeken en ik heb een massa te lezen, want 18 lange jaren heb ik het niet kunnen doen. Je kunt je heusch niet voorstellen, wat een woestenij van onwetendheid er in mijn hersenen heerscht. Nu eerst krijg ik er zelf een flauw besef van. Van de dingen, die de meeste meisjes van een gewone familie met een eigen thuis en vrienden en een bibliotheek al van kind af aan weten, heb ik nog nooit gehoord.

      Ik heb nog nooit „Moeder de Gans” gelezen of „David Copperfield” of „Ivanhoe” of „Asschepoes” of „Blauwbaard” of „Robinson Crusoe” of „Jane Eyre” of „Alice in Wonderland” of iets van Rudyard Kipling. Ik wist niet, dat Hendrik VIII meer dan eens getrouwd was en dat Shelley een dichter was. En nog veel minder, dat de menschen van de apen afstammen en dat het Paradijs maar een mooie mythe is. Ik wist niet, dat R.L.S. de afkorting van Robert Louis Stevenson is en dat George Eliot een vrouw was. Ik had nog nooit een afbeelding van de Mona Lisa gezien en (het is waar maar je zult het haast niet kunnen gelooven) ik had nog nooit van Sherlock Holmes gehoord.

      Nu weet ik al die dingen en ook nog een heeleboel meer, maar nu zie je eens, hoe ik mijn best moet doen om dat alles in te halen. En is het niet grappig, ik verlang den heelen dag al naar den avond en dan hang ik een bordje met „Niet te spreken” op de deur en doe mijn mooie warm-roode kimono aan en mijn sandalen. Alle kussens worden op de sofa gegooid, de koperen studeerlamp bij mijn hoofd neergezet en dan ga ik lezen, lezen en nog eens lezen. Eén boek is nooit genoeg, ik heb er altijd vier tegelijk bij de hand. Op het oogenblik zijn dat Tennyson's gedichten, „Vanity Fair”, Kiplings „Plain Tales” en dan nog (lach niet) „Op eigen wieken” van Louise Alcott. Ik heb gemerkt, dat ik hier het eenige meisje ben, dat dat boek in zijn jeugd nog niet gelezen heeft. Ik heb het niemand verteld (dan zou ik dadelijk den naam krijgen van een vreemd kind) maar ik ging heel kalm de deur uit en kocht het boek voor $ 1.12 van mijn zakgeld van de laatste maand. En als er nu iemand een volgende keer over kleverige lemoenen spreekt, weet ik tenminste, wat ze er mee bedoelt.

      (Daar heb je de 10-uur-bel. Deze brief is wel erg verward).

-–Zaterdag.

      Mijnheer,

      Hiermede heb ik de eer u mede te deelen, dat ik nieuwe ontdekkingen op het gebied van de meetkunde heb gedaan. Vrijdag l.l. hebben we ons werk over de parallelogrammen gestaakt en hetzelve bij de afgeknotte pyramides voortgezet. Wij vinden onzen studieweg hobbelig en zéér steil.

-–Zondag.

      De volgende week begint de Kerstvacantie en wij hebben allen onze koffers voor den dag gehaald. De gangen staan er zoo propvol mee, dat je er haast niet door kunt en wij zijn allemaal zoo dol-opgewonden, dat we haast niet meer aan ons werk denken. Ik krijg beslist een heerlijken vacantietijd! Er is hier een andere nieuweling, die uit Texas komt en ook met de vacantie hier blijft en nu hebben wij afgesproken om samen lange wandelingen te maken en—als we ijs krijgen—te leeren schaatsenrijden! Dan is daar nog de heele bibliotheek en drie volle weken om te lezen!!

      Dag, Vadertje, ik hoop dat jij je even blij voelt als ik me nu!

Altijd, Je Judy.

      P.S.

Скачать книгу