Arbeidsomstandighedenbesluit – Arbo (Arbobesluit). Nederland

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Arbeidsomstandighedenbesluit – Arbo (Arbobesluit) - Nederland страница 3

Arbeidsomstandighedenbesluit – Arbo (Arbobesluit) - Nederland

Скачать книгу

militair personeel en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie;

      d. oefening: iedere door defensiepersoneel onder oorlogsnabootsende omstandigheden in praktijk brengen van theoretisch onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verwerven, op te voeren of te onderhouden;

      e. militair vaartuig: een Nederlands oorlogsschip, marinehulpschip of een ander schip dat in gebruik is voor de uitvoering van de militaire taak;

      f. militair luchtvaartuig: een luchtvaartuig in beheer bij het Ministerie van Defensie;

      g. bemand wapensysteem: ieder al dan niet voortbewogen wapensysteem, dat tijdens het gebruik wordt bemand of bediend met uitzondering van een licht persoonlijk wapen;

      h. eenheid met gereedstelling: eenheid die, daartoe aangewezen, ingezet is dan wel gereed is of zich gereed moet houden voor inzet in krijgsmachtverband.

Afdeling 1A. Certificatie

      § 1. Aanwijzing certificerende instelling op verzoek

      Artikel 1.5a. Criteria voor aanwijzing

      1. Als certificerende instelling kan worden aangewezen de instelling die:

      a. rechtspersoonlijkheid heeft;

      b. onafhankelijk is;

      c. beschikt over de deskundigheid en outillage die nodig zijn om de uitvoering van de taken waarvoor zij aangewezen wil worden, naar behoren te kunnen vervullen;

      d. beschikt over een registratiesysteem waarin de gegevens die samenhangen met en betrekking hebben op de uitvoering van de taken waarvoor zij aangewezen wil worden, naar behoren vastgelegd kunnen worden;

      e. verzekerd is tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de risico’s die voortvloeien uit de uitoefening van de taken waarvoor zij aangewezen wil worden;

      f. een overeenkomst heeft gesloten met de in voorkomend geval aanwezige beheerstichting, die de krachtens dit besluit geregelde certificatieschema’s voor het werkveld waarop de instelling werkzaam wil zijn als certificerende instelling, beheert; en

      g. naar behoren functioneert.

      2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.

      Artikel 1.5b. De aanvraag tot aanwijzing

      1. De instelling, bedoeld in artikel 1.5a, dient de aanvraag tot aanwijzing in bij Onze Minister.

      2. De instelling doet de aanvraag vergezellen van een beoordeling door de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht, waaruit blijkt dat zij voldoet aan de criteria, genoemd in artikel 1.5a.

      3. Bij ministeriële regeling kunnen, zo nodig uitgesplitst naar werkveld, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de indiening van de aanvraag, de beoordeling en de afhandeling van de aanvraag.

      4. De kosten van de beoordeling zijn voor rekening van de aanvragende instelling.

      5. In afwijking van het tweede en derde lid geldt voor bij ministeriële regeling aan te wijzen werkvelden dat de instelling de aanvraag niet hoeft te doen vergezellen van een beoordeling door de in het tweede lid genoemde Stichting Raad voor de Accreditatie.

      6. In afwijking van het vierde lid geldt voor bij ministeriële regeling aan te wijzen werkvelden dat de kosten van de beoordeling niet voor rekening van de aanvragende instelling zijn.

      Artikel 1.5c. De weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een aanwijzing

      1. Een aanwijzing als certificerende instelling wordt geweigerd indien:

      a. de aanvragende instelling niet heeft voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1.5a of 1.5b; of

      b. ten hoogste twaalf maanden voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag, sprake was van een weigering om de aanvragende instelling aan te wijzen als certificerende instelling dan wel van een intrekking van een aanwijzing als certificerende instelling en de weigering of intrekking is geschied op grond van aan de aanvragende instelling toe te rekenen feiten of omstandigheden.

      2. De aanvraag wordt in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder b, eerst in behandeling genomen nadat twaalf maanden, te rekenen vanaf de dag na de datum van de weigering respectievelijk van de intrekking, zijn verstreken.

      3. Een aanwijzing kan worden geschorst, ten nadele van de certificerende instelling worden gewijzigd of ingetrokken:

      a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan Onze Minister bij de aanwijzing redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan hij de aanwijzing niet of alleen met beperkingen of voorschriften, bedoeld in artikel 20, vierde lid, van de wet, zou hebben gegeven;

      b. op grond van door de certificerende instelling verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten of omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan de instelling bekend was of kon zijn;

      c. indien de certificerende instelling niet meer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 1.5a;

      d. indien de certificerende instelling gedurende een aaneengesloten periode van twee jaren geen werkzaamheden waarvoor zij is aangewezen, heeft uitgevoerd; of

      e. indien de certificerende instelling haar wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt of de taken waarvoor zij is aangewezen, niet meer naar behoren uitvoert.

      Artikel 1.5d. Periodieke controle van een certificerende instelling

      1. Tijdens de looptijd van de aanwijzing als certificerende instelling stelt Onze Minister periodiek vast of de instelling:

      a. nog voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 1.5a; en

      b. haar wettelijke verplichtingen naar behoren nakomt en de taken waarvoor zij is aangewezen, naar behoren uitvoert.

      2. Ten behoeve van de periodieke vaststelling laat Onze Minister de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht een beoordeling ter zake doen.

      3. Bij ministeriële regeling kunnen, zonodig uitgesplitst naar werkveld, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de periodieke vaststelling en de beoordeling.

      4. De kosten van de beoordeling zijn voor rekening van de instelling.

      5. In afwijking van het tweede en derde lid geldt voor bij ministeriële regeling aan te wijzen werkvelden dat de instelling niet zelf hoeft te vragen om een beoordeling door de in het tweede lid genoemde Stichting Raad voor de Accreditatie.

      6. In afwijking van het vierde lid geldt voor bij ministeriële regeling aan te wijzen werkvelden dat de kosten van de beoordeling niet voor rekening van de instelling zijn.

      Artikel 1.5e. Verstrekken van gegevens

      1. De certificerende instelling stelt jaarlijks voor 1 maart een verslag op van de door haar in verband met haar taak verrichte werkzaamheden, de rechtmatigheid en doeltreffendheid van haar werkzaamheden en werkwijze in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt Onze Minister toegezonden. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld

Скачать книгу