Wet op het financieel toezicht – Wft. Nederland
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Wet op het financieel toezicht – Wft - Nederland страница 10
c. natura-uitvaartverzekering; of
d. schadeverzekering;
vestiging: bijkantoor of zetel;
vordering uit hoofde van verzekering: een vordering, rechtstreeks op de verzekeraar, van een verzekerde, verzekeringnemer, begunstigde of benadeelde, met inbegrip van de vordering ter zake van voor deze personen gereserveerde bedragen zo lang nog niet alle elementen van de vordering bekend zijn, alsmede de vordering tot teruggave van premies die een verzekeraar heeft ontvangen in de niet beantwoorde verwachting dat een verzekering zou worden gesloten dan wel heeft ontvangen op grond van een verzekering die vervolgens is ontbonden of vernietigd;
wisselinstelling: degene die zijn bedrijf maakt van het verrichten van wisseltransacties;
wisselinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een wisselinstelling met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van artikel 2:54l, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op wisselinstellingen wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
wisseltransactie:
a. een geldwisseltransactie;
b. het uitbetalen van munten of bankbiljetten op vertoon van een creditcard of tegen inlevering van een document als bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel g;
c. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere aanverwante activiteit;
zetel: de plaats waar een onderneming volgens haar statuten of reglementen is gevestigd of, indien zij geen rechtspersoon is, de plaats waar die onderneming haar hoofdvestiging heeft.
Afdeling 1.1.2. Reikwijdte met betrekking tot financiële ondernemingen
§ 1.1.2.1. Algemeen
Artikel 1:2
1. Deze wet, met uitzondering van dit deel, de hoofdstukken 5.1, 5.1a, 5.3, 5.5 en afdeling 5.4.2, is niet van toepassing op de Europese Centrale Bank, de centrale banken van de lidstaten, nationale instellingen van de lidstaten met een soortgelijke functie, overheidsinstellingen van de lidstaten die zijn belast met of betrokken bij het beheer van de overheidsschuld, internationale publiekrechtelijke instellingen waarin of waaraan een of meer lidstaten deelnemen en instellingen als bedoeld in artikel 2 van de herziene richtlijn banken.
2. In afwijking van het eerste lid zijn dit deel en het deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van toepassing op het verlenen van betaaldiensten en de uitgifte van elektronisch geld door:
a. de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de lidstaten;
b. lidstaten alsmede de regionale of lokale overheden van de lidstaten.
Artikel 1:3
Voor de toepassing van het ingevolge deze wet bepaalde wordt onder financiële onderneming mede verstaan de persoon die behoort tot een van de categorieën van financiële ondernemingen en die niet tot doel heeft het maken van winst.
Artikel 1:3a
Dit hoofdstuk, de hoofdstukken 1.3, 1.4, 1.5 en afdeling 1.6.3 van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing op het toezicht op de naleving en de handhaving van de artikelen 7, 8, 17, 24, 27, 29, 36 en 37 van de uitvoeringsverordening markten voor financiële instrumenten.
§ 1.1.2.2. Betaaldienstverleners, clearinginstellingen, elektronischgeldinstellingen en banken
Artikel 1:4
De Nederlandsche Bank is geen clearinginstelling en geen bank in de zin van deze wet.
Artikel 1:5
Deze wet is niet van toepassing op:
a. de uitgifte van betaalinstrumenten als bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel k;
b. de uitgifte van geldswaarden die worden gebruikt om betalingstransacties te verrichten als bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel l.
§ 1.1.2.2a. Betaaldiensten
Artikel 1:5a
1. Het in deze wet met betrekking tot betaaldiensten bepaalde is van toepassing op betaaldiensten uitgevoerd in de Europese Gemeenschap en de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van de ingevolge artikel 4:22 gestelde regels ter uitvoering van titel III van de richtlijn betaaldiensten, die alleen van toepassing zijn indien zowel de betaaldienstverlener van de betaler als de betaaldienstverlener van de betalingsbegunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betaaldienstverlener in een lidstaat gevestigd is.
2. Onder het verlenen van betaaldiensten in de zin van deze wet wordt niet verstaan:
a. het uitsluitend met chartaal geld en zonder tussenkomst van derden rechtstreeks door de betaler aan de betalingsbegunstigde verrichten van betalingstransacties;
b. het verrichten van betalingstransacties via een handelsagent die gemachtigd is om voor rekening van de betaler of de betalingsbegunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten tot stand te brengen of te sluiten;
c. het in de uitoefening van een bedrijf of beroep vervoeren, ophalen, verwerken of leveren van chartaal geld;
d. het verrichten van betalingstransacties die bestaan uit het niet in de uitoefening van een bedrijf of beroep ophalen en leveren van chartaal geld in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;
e. het verlenen van diensten waarbij chartaal geld door de begunstigde aan de betaler wordt verstrekt als onderdeel van een betalingstransactie in de vorm van een betaling voor de aankoop van goederen of diensten, indien de betaler vlak voor de uitvoering van die betalingstransactie om die verstrekking heeft verzocht;
f. het verrichten van geldwisseltransacties, zijnde transacties verricht met chartaal geld, waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;
g. het verrichten van betalingstransacties met een van de volgende documenten die door een betaaldienstverlener zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan een betalingsbegunstigde:
1°. papieren cheques als bedoeld in het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;
2°. papieren cheques vergelijkbaar met de papieren cheques, bedoeld onder 1°, die vallen onder het recht van lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;
3°. papieren wissels als bedoeld in het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 dat voorziet in een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;
4°. papieren wissels vergelijkbaar met de papieren wissels, bedoeld onder 3°, die vallen onder het recht van de lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;