Wet op het financieel toezicht – Wft. Nederland
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Wet op het financieel toezicht – Wft - Nederland страница 12
2. Als de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of het bedrijf van schadeverzekeraar wordt niet beschouwd het sluiten of afwikkelen van levensverzekeringen onderscheidenlijk schadeverzekeringen voor eigen rekening door ondernemingen die voor eigen rekening geen andere levensverzekeringen of schadeverzekeringen sluiten of afwikkelen dan die welke dienen ter uitvoering van een pensioenovereenkomst met een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
3. Als de uitoefening van het bedrijf van herverzekeraar wordt niet beschouwd het sluiten of afwikkelen van herverzekeringen voor eigen rekening door een pensioenfonds voor zover dat pensioenfonds risico’s accepteert van andere pensioenfondsen die door laatstbedoelde pensioenfondsen zijn geaccepteerd in het kader van het sluiten of afwikkelen van pensioenovereenkomsten als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet of beroepspensioenregelingen als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Artikel 1:9
1. Op een verzekeraar die een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, of artikel 2:40 voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar in de branche Levensverzekering algemeen en op grond daarvan het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uitoefent, zijn uitsluitend de bepalingen inzake de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar van toepassing.
2. Op een verzekeraar die een vergunning als bedoeld in artikel 2:48, eerste lid, of 2:50, eerste lid, heeft voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar zijn uitsluitend de bepalingen inzake de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar van toepassing.
Artikel 1:10
Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke van de ingevolge deze wet gestelde regels met betrekking tot het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar en het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar, onder daarbij te stellen voorwaarden, niet van toepassing zijn op verzekeraars die behoren tot een van de volgende categorieën:
a. onderlinge waarborgmaatschappijen van beperkte omvang met zetel in Nederland die het bedrijf van schadeverzekeraar uitoefenen en ondernemingen op onderlinge grondslag van beperkte omvang met zetel buiten Nederland die het bedrijf van schadeverzekeraar uitoefenen;
b. schadeverzekeraars met zetel in Nederland die zich beperken tot het sluiten en afwikkelen van exportkredietverzekeringen voor rekening of met garantie van de Staat der Nederlanden;
c. verenigingen en onderlinge waarborgmaatschappijen van beperkte omvang met zetel in Nederland die het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uitoefenen.
Artikel 1:11
Voor toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde ten aanzien van het bedrijf van schadeverzekeraar wordt de Zwitserse Bondsstaat aangemerkt als lidstaat, met dien verstande dat met betrekking tot bepaalde onderwerpen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur afwijkende regels kunnen worden gesteld.
§ 1.1.2.4. Beleggingsinstellingen
Artikel 1:12
1. Onverminderd het derde lid en artikel 2:69a is deze wet, met uitzondering van dit deel, artikel 3:7 en de hoofdstukken 5.1, 5.3, 5.4 en 5.5, niet van toepassing op beleggingsinstellingen die rechten van deelneming aanbieden aan:
a. minder dan honderd personen die geen gekwalificeerde belegger zijn; of
b. uitsluitend gekwalificeerde beleggers.
2. Onverminderd het derde lid en artikel 2:69a is deze wet, met uitzondering van dit deel, artikel 3:7 en de hoofdstukken 5.1, 5.3, 5.4 en 5.5, niet van toepassing op beheerders en bewaarders voor zover zij beleggingsinstellingen als bedoeld in het eerste lid beheren of belast zijn met de bewaring van de activa van die beleggingsinstellingen.
3. Indien een verklaring van ondertoezichtstelling is verleend ingevolge artikel 2:69a, zijn op de desbetreffende beheerder, beleggingsinstelling en bewaarder de artikelen 3:53, eerste, derde en vijfde lid, 3:63, eerste, tweede en derde lid, 3:88, eerste, derde, vijfde en zesde lid, 4:9, eerste lid, 4:10, 4:11, eerste en vierde lid, 4:13, 4:14, eerste lid, 4:16, eerste lid, 4:25, eerste lid, 4:26, eerste en achtste lid, C4:42, aanhef en onderdeel a, 4:43, eerste lid, 4:44, eerste lid, 4:45, 4:50, eerste lid, 4:51, eerste lid, 4:52b, 4:55 en 4:55a van toepassing.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op master-instellingen voor collectieve belegging in effecten die ten minste twee feeder-instellingen voor collectieve belegging in effecten als deelnemer hebben en waarvan de rechten van deelneming verhandelbaar zijn en op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald.
5. Bij een aanbod van rechten van deelneming als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, niet zijnde verhandelbare rechten van deelneming in een beleggingsinstelling die niet op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald, en in reclame-uitingen en documenten waarin een dergelijk aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt vermeld dat de beleggingsinstelling niet vergunningplichtig is ingevolge deze wet en dat op de beleggingsinstelling geen toezicht wordt uitgeoefend op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen.
6. Bij een aanbod van rechten van deelneming als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, niet zijnde verhandelbare rechten van deelneming in een beleggingsinstelling die niet op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald, en in reclame-uitingen en documenten waarin een dergelijk aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt vermeld dat het aanbod uitsluitend is onderscheidenlijk zal zijn gericht tot gekwalificeerde beleggers.
7. Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling is niet van toepassing op het aanbieden door niet in de uitoefening van hun beroep of bedrijf handelende natuurlijke personen van rechten van deelneming die deze personen in eigendom hebben.
8. De Autoriteit Financiële Markten stelt de wijze vast waarop de vermelding op grond van het vijfde lid wordt gedaan.
Artikel 1:13
1. Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van een beleggingsinstelling die een beleggingsfonds of een beleggingsmaatschappij met aparte beheerder is, is gericht tot haar beheerder.
2. Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van een beheerder is van overeenkomstige toepassing op een beleggingsmaatschappij die geen aparte beheerder heeft, met uitzondering van de artikelen 1:60, eerste lid, 2:65, eerste lid, onderdeel a, 2:67, 2:71, 2:72, 3:57, 3:95, en 4:59.
3. Het ingevolge de artikelen 4:46, 4:49, 4:50 en 4:52 bepaalde ten aanzien van een beheerder is van overeenkomstige toepassing op een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat die geen aparte beheerder heeft.
4. De zetel van een beleggingsfonds, niet zijnde een instelling voor collectieve belegging in effecten, bevindt zich in de staat van de zetel van zijn beheerder.
5. Het ingevolge deze wet bepaalde met betrekking tot beleggingsinstellingen die in Nederland rechten van deelneming aanbieden, beheerders van die beleggingsinstellingen en aan die beleggingsinstellingen verbonden bewaarders is van overeenkomstige toepassing op beleggingsinstellingen