De Ellendigen (Deel 2 van 5). Victor Hugo

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Ellendigen (Deel 2 van 5) - Victor Hugo страница 12

De Ellendigen (Deel 2 van 5) - Victor Hugo

Скачать книгу

van Blücher; in het graf ironisch te zijn, zoo te handelen dat men zal staande blijven, na gevallen te zijn, in twee lettergrepen de Europeesche coalitie te beschimpen, den koningen dit door de Cesars reeds gekende present aan te bieden, van het laagste woord het verhevenste te maken, Waterloo met een vastenavond-scherts te besluiten, Leonidas met Rabelais aan te vullen, deze overwinning in een uiterste woord, dat niet genoemd mag worden, samen te vatten, terrein te verliezen en de geschiedenis te behouden, na zulk een bloedbad de lachers aan zijn zijde te hebben – dit is verheven – ontzaggelijk.

      ’t Is den bliksem hoonen. ’t Bereikt de verhevenheid van Eschylus.

      Het woord van Cambronne heeft de uitwerking van een breuk: het breekt de verachting; het breekt den trots. Wie heeft overwonnen? is ’t Wellington? Neen. Zonder Blücher was hij verloren. Is ’t Blücher? Neen. Zoo Wellington niet was begonnen, had Blücher niet kunnen eindigen. Deze Cambronne, die eerst in het laatste uur verschijnt, deze onbekende soldaat, dit oneindig kleine van den oorlog, gevoelt dat er een logen in een rampspoed is – dubbel grievend; en op ’t oogenblik dat hij er door in woede is, biedt men hem deze bespotting – het leven! Waarom zou hij zich inhouden? Zij zijn dáár, al de koningen van Europa, de gelukkige veldheeren, de donderende Jupiters; zij hebben honderd duizend zegevierende soldaten; en achter de honderd duizend een millioen; hun kanonnen gapen, hun lonten vlammen; zij hebben de keizerlijke garde en de groote armee onder den voet; zij hebben Napoleon verpletterd, alleen Cambronne blijft over; niemand is er om te protesteeren dan deze nietige aardworm. Hij zal protesteeren. En hij zoekt een woord, evenals men een wapen zoekt. Gal komt bij hem op, en die gal is het woord. Tegenover deze ontzaggelijke en toch middelmatige zegepraal, tegenover deze overwinning zonder overwinnaars, richt zich deze wanhopige op; hij lijdt er het verschrikkelijke, maar betuigt er het nietige van; hij doet meer dan ze te bespuwen; en onder de bezwijking van getal, kracht en stof, vindt hij in de ziel een uitdrukking: verwerping. Wij herhalen ’t, dit te zeggen, dit te doen, dit te vinden is overwinnaar zijn.

      De geest der groote dagen kwam in dien onbekenden man op dit noodlottig oogenblik. Cambronne vindt het woord voor Waterloo gelijk Rouget de l’Isle de Marseillaise vindt, door ingeving van boven. Een straal van den hemelstorm schiet door deze mannen; zij huiveren, en de een zingt den zwanenzang, de ander spreekt het verheven woord. Dit woord van reusachtige verachting werpt Cambronne, niet enkel in naam van het keizerrijk, Europa toe, ’t zou weinig zijn; hij werpt het, in naam der revolutie, het verleden toe. Men hoort hem en herkent in Cambronne de ziel der oude reuzen. ’t Is alsof Danton spreekt, of Kleber brult.

      Op het woord van Cambronne antwoordt de Engelsche stem: vuur! de batterijen vlamden, de heuvel beefde, al deze metalen monden braakten een laatste vreeselijk vuur; een geweldige rookwolk, flauw door de opgaande maan beschenen, golfde daarheen, en toen de damp verdween was er niets meer. Het vreeselijk overschot was vernietigd; de garde was dood. De vier muren van de levende schans lagen ter aarde; met moeite onderscheidde men hier en daar een trilling onder de lijken; alzoo sneefden de Fransche legioenen, grooter dan de Romeinsche, te Mont-Saint-Jean op de met regen en bloed gedrenkte aarde, in het donkere koren, ter plaatse waar thans Jozef, de postiljon van Nivelles, te vier uren des morgens, fluitend en vroolijk zijn paard zweepende, voorbij rijdt.

      Zestiende hoofdstuk.

      Quot Libras in Duce?

      De slag bij Waterloo is een raadsel. Hij is even duister voor hen die hem gewonnen, als voor hen die hem verloren hebben. Voor Napoleon is ’t een paniek2; Blücher ziet er niets dan vuur; Wellington begrijpt er niets van. Zie de rapporten. De berichten zijn onduidelijk, de verklaringen zijn verward. Dezen stamelen, genen stotteren. Jomini verdeelt den slag bij Waterloo in vier momenten; Muffling in drie tooneelen; Charras, schoon hij eenige punten anders opvat dan wij, heeft alleen met zijn fieren blik de karakteristieke omtrekken van deze worsteling van ’t menschelijk genie met de beschikking des Hemels begrepen. Al de overige geschiedschrijvers zijn in zekere verbijstering en zij tasten in deze verbijstering rond. Inderdaad een bedwelmende gebeurtenis, de instorting der militaire monarchie, die, tot ontzetting der koningen, alle koninkrijken heeft medegesleept, de val van het geweld, de nederlaag van den oorlog.

      De menschen hebben tot deze gebeurtenis, welke het merk der bovenmenschelijke noodzakelijkheid draagt, niets toegebracht.

      Wellington en Blücher Waterloo te ontnemen, is dit Engeland en Duitschland iets ontnemen? Neen. Noch het roemrijk Engeland, noch het doorluchtig Duitschland zijn in het probleem van Waterloo betrokken. Den hemel zij dank, de volken zijn groot buiten de sombere toevallen des degens. Noch Duitschland, noch Engeland, noch Frankrijk worden door een scheede besloten. In dit tijdperk, waarin Waterloo slechts een wapengekletter is, heeft Duitschland Goethe boven Blücher, Engeland Byron boven Wellington. Onze eeuw verheft zich op de ontwikkeling van den geest, en Engeland en Duitschland prijken in heerlijken glans op dit veld. Zij zijn majestueus, wijl zij denken. De vooruitgang der beschaving is mede hun werk, deze ontstaat uit hen en niet door het toeval. De grootheid welke zij in de negentiende eeuw hebben, heeft Waterloo niet tot oorsprong. Slechts barbaarsche volken breiden zich plotseling na een overwinning uit. ’t Is de vluchtige zwelling der rivier na een stortvloed. De beschaafde volken, vooral in den tijd dien wij beleven, stijgen of dalen niet door het geluk of het ongeluk van een veldheer. Hun soortelijk gewicht in ’t menschelijk geslacht ontstaat uit iets meer dan uit een veldslag. Hun eer, hun waardigheid, hun verlichting, hun genie zijn, Goddank, geen nummers, welke de helden en veroveraars, deze hazardspelers, in de loterij der veldslagen kunnen nemen. Vaak is een verloren veldslag, gewonnen vooruitgang. Hoe minder roem, hoe meer vrijheid. De trom zwijgt, de rede neemt het woord. ’t Is het spel „die wint verliest.” Laat ons dus van weerszijden met kalmte over Waterloo spreken. Geven wij het toeval wat het toeval toekomt, en aan God wat God toekomt. Wat is Waterloo? Een overwinning? Neen. Een lot uit de loterij.

      Een lot door Europa gewonnen; door Frankrijk betaald.

      ’t Was nauwelijks der moeite waard, hiervoor een leeuw te plaatsen. Waterloo is overigens de vreemdste ontmoeting, die in de geschiedenis voorkomt. Napoleon en Wellington. ’t Zijn geen vijanden, ’t zijn tegenstrijdigheden. God, die tegenstellingen bemint, heeft nooit opmerkelijker contrast en buitengewoner samentreffing geschapen. Aan de eene zijde nauwkeurigheid, bedachtzaamheid, wiskundige berekening, voorzichtigheid, verzekerde aftocht, bespaarde reserven, een volhardende koelbloedigheid, een onwrikbare methode, een krijgskunst die zich het terrein ten nutte maakt, een tactiek die de bataljons in evenwicht houdt, een bloedbad met de lijn afgemeten, de oorlog met het horloge in de hand, geregeld, niets aan het toeval overgelaten, de oude klassieke moed, de volstrekte juistheid; aan de andere zijde onwillekeurige ingeving en voorgevoel, de militaire zonderlingheid, het bovenmenschelijk instinct, de vlammende blik, iets onbekends, dat als de arend nederschiet en als de bliksem treft; een wonderbaarlijke kunst bij een verachtende onstuimigheid, al de verborgenheden eener diepe ziel, het verbond met het noodlot; de stroom, de vlakte, het bosch, de heuvel, opgeroepen en eenigerwijs gedwongen tot gehoorzaamheid, de despoot, zelfs zoover gaande van het slagveld te tyranniseeren; het geloof aan een goed gesternte gepaard aan de krijgswetenschap, haar uitbreidende, maar zonder regel. Wellington was de Barême van den oorlog, Napoleon de Michel Angelo, en ditmaal werd het genie door de berekening verwonnen.

      Aan beide zijden wachtte men iemand. De nauwkeurige rekenaar slaagde. Napoleon verwachtte Grouchy; deze kwam niet. Wellington verwachtte Blücher: deze kwam.

      Wellington is de klassieke oorlog, die revanche neemt. Bonaparte had, bij zijn opkomst, dien oorlog in Italië gevonden en trotsch geslagen. De oude uil was voor den jongen gier gevlucht. De oude krijgskunst was niet alleen verpletterd, maar te schande gemaakt. Wie was deze zesentwintigjarige korsikaan, wat beteekende deze schitterende onbekende, die alles tegen, niets vóór zich had, zonder levensmiddelen, zonder ammunitie, zonder geschut, zonder schoenen, schier zonder wapens, zich met een handvol soldaten tegenover legerdrommen op het verbonden Europa wierp en ongerijmd, tegen alle regels, schier onmogelijke overwinningen behaalde? Wat was deze nieuweling in den oorlog, die de stoutheid van een bovenaardsch wezen had? De militaire hoogeschool deed

Скачать книгу


<p>2</p>

„Een voleindigden veldslag, een voltooide zaak, verkeerde maatregelen verbeterd, grootere voordeelen voor den volgenden dag verzekerd – alles ging door een oogenblik van panischen schrik verloren.”

(Napoleon, „Handschrift van Sint-Helena.”)