De Ellendigen (Deel 5 van 5). Victor Hugo

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Ellendigen (Deel 5 van 5) - Victor Hugo страница 20

De Ellendigen (Deel 5 van 5) - Victor Hugo

Скачать книгу

rond te tasten, zonder den slapenden vooruitgang te kunnen wekken.

      God is misschien dood, zei eens tot hem, die deze regels schrijft, Gerard de Nerval, die den vooruitgang met God verwarde, en den stilstand der beweging voor den dood van het Opperwezen hield.

      Wie wanhoopt heeft ongelijk. De vooruitgang ontwaakt zeker, en men zou over ’t algemeen kunnen zeggen, dat hij zelfs slapende toeneemt, want hij is grooter geworden. Wanneer men hem weder ziet opstaan, vindt men hem hooger. Steeds vreedzaam te zijn, hangt evenmin van den vooruitgang als van de rivier af; leg ze geen dammen, werp er geen rotsen in; de hindernissen doen het water bruisen en de menschheid gisten. Daardoor ontstaan beroeringen; maar na die beroeringen ziet men, dat er weg is afgelegd. Zoolang de orde niet is ingevoerd, die niets anders dan de algemeene vrede is, zoolang de harmonie en eensgezindheid niet heerschen, zal de vooruitgang revolutiën tot rustpunten hebben.

      Wat is toch vooruitgang? Wij hebben het gezegd. Het voortdurend leven der volken.

      Nu gebeurt het soms, dat het voorbijgaand leven der individuen aan het eeuwige leven van het menschelijk geslacht weerstand biedt.

      Laat ons zonder bitterheid bekennen, dat het individu zijn dadelijk belang heeft, en het voor dat belang kan optreden en het verdedigen, zonder misdadig te zijn; het tegenwoordige heeft zijn verschoonbare hoeveelheid zelfzucht; het tegenwoordig leven heeft zijn rechten en is niet gehouden, zich geheel voor de toekomst op te offeren. Het geslacht, ’t welk thans zijn beurt van overgang over de aarde heeft, is niet verplicht zijn verblijf te verkorten, ten gevalle der geslachten, die in allen geval zijnsgelijken zijn, en later hun beurt zullen krijgen. Ik besta, fluistert een, die zich Allen noemt. Ik ben jong en verliefd, ik ben oud en wil rust nemen, ik ben huisvader, ik werk, ik heb voorspoed, ik doe goede zaken, ik ben huiseigenaar, ik bezit staatspapieren, ik ben gelukkig, ik heb vrouw en kinderen, ik bemin dat alles, ik wensch te leven, laat mij met vrede. – Daardoor worden op sommige tijden de edele voorposten van het menschelijk geslacht ijskoud.

      Bovendien, wij erkennen het, treedt de utopie uit haar schitterenden kring, zoodra zij oorlog voert. Zij, de waarheid van morgen, ontleent haar gedrag, het gevecht, aan de logen van gisteren. Zij, de toekomst, handelt gelijk het verleden. Zij, de zuivere idée, wordt gewelddaad. Zij paart aan haar heldenmoed een hevigheid, waarvoor zij terecht verantwoordelijk is; een gelegenheids-hevigheid, een hulpmiddel, dat in strijd is met de beginselen, en waarvoor zij vreeselijk gestraft wordt. De utopie-opstand strijdt met het oude militaire wetboek in de hand; zij schiet de spionnen en verraders dood; zij vernietigt levende wezens en werpt ze in de onbekende duisternissen. Zij bedient zich van den dood – iets zeer ernstigs. Het schijnt, dat de utopie geen vertrouwen meer in haar glans, haar onweerstaanbare, onverderfelijke kracht, stelt. Zij treft met het zwaard. En geen zwaard is enkelvoudig. Ieder zwaard is tweesnijdend; die met de eene zijde wondt, kwetst zich zelf met de andere.

      Behoudens deze uitzondering, waarvan wij al het gewicht erkennen, is ’t ons echter onmogelijk, die roemrijke strijders voor de toekomst, die belijders der utopie, zij mogen slagen of niet, niet te bewonderen. Zelfs wanneer zij schipbreuk lijden, zijn zij eerbiedwaardig, en hebben juist dan misschien de meeste majesteit. De overwinning, zoo zij volgens den vooruitgang is, verdient de toejuiching der volken, maar een heldhaftige nederlaag verdient hun verteedering. De eene is heerlijk, de andere is verheven. Voor ons, die aan het martelaarschap boven de overwinning de voorkeur geven, is John Brown grooter dan Washington, en Pisacane grooter dan Garibaldi.

      Er moet toch iemand voor de overwonnelingen zijn.

      Men is onrechtvaardig jegens die groote proefnemers der toekomst, wanneer zij niet slagen.

      Men beschuldigt de revolutionnairen er van, dat zij schrik verspreiden. Iedere barricade schijnt een aanranding. Men beschuldigt hun theorieën, verdenkt hun doel, vreest hun bijgedachten, veroordeelt hun geweten. Men verwijt hun, dat zij tegen het bestaande maatschappelijk feit een berg ellenden, smarten, onrechtvaardigheden, grieven en wanhoop oprichten en opeenstapelen, en uit de benedenwereld blokken duisternis rukken, om er zich achter te verschansen en te strijden. Men roept hun toe: gij neemt de straten der hel op! Zij zouden kunnen antwoorden: Dit is het bewijs, dat onze barricade van goede bedoelingen is gemaakt.

      Het beste is voorwaar een vreedzame oplossing. In ’t algemeen, wij moeten bekennen, dat, zoodra men steenen ziet, men aan den beer denkt, en een goede wil verontrust de maatschappij. Maar het hangt van de maatschappij zelve af zich te redden; ’t is op haar eigen goeden wil, dat wij een beroep doen. Geen geweldig middel is noodzakelijk. Het kwaad op vriendelijke wijze te onderzoeken, het te erkennen en te genezen, daartoe noodigen wij de maatschappij uit.

      Hoe het zij, zelfs wanneer zij gevallen, vooral wanneer zij gevallen zijn, zijn die mannen verheven, die, op alle plekken der aarde, met het oog op Frankrijk gericht, voor het groote werk strijden met de onwrikbare logica van het ideaal; zij geven hun leven als een zuiver offer voor den vooruitgang; zij vervullen den wil der Voorzienigheid; zij verrichten een godsdienstig werk. Op het bepaalde oogenblik, met dezelfde zelfverloochening als een tooneelspeler die moet optreden, gaan zij, gehoorzaam aan het goddelijk scenario, in het graf. En dezen hopeloozen strijd, deze stoïcijnsche verdwijning aanvaarden zij, om de verheven menschelijke beweging, die onwederstaanbaar den 14 Juli 1789 begon, tot haar heerlijke en verhevene algemeene gevolgen te brengen; deze soldaten zijn priesters. De Fransche Revolutie is een beweging van God.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      Te Nanterre is men leelijk, dat is de schuld van Voltaire, te Palaiseau is men dom, dat is de schuld van Rousseau.

      2

      Ik ben geen notaris, dat is de schuld van Voltaire, ik ben een klein vogeltje, dat is de schuld van Rousseau.

      3

      Ik ben vroolijk van aard, dat is de schuld van Voltaire, armoede is mijn geboortegift, dat is de schuld van Rousseau.

      4

      Ik viel ter aarde, dat is de schuld van Voltaire; met den neus in de goot, dit is de schuld van…

      5

      Zij vonden het kind in doeken gewikkeld.

      6

      Wie zou de zon verkeerd durven noemen?

      7

      Mortuus pater filium moriturum expectat.

/9j/4AAQSkZJRgABAQEASABIAAD/2wBDAAMCAgMCAgMDAwMEAwMEBQgFBQQEBQoHBwYIDAoMDAsKCwsNDhIQDQ4RDgsLEBYQERMUFRUVDA8XGBYUGBIUFRT/2wBDAQMEBAUEBQkFBQkUDQsNFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBT/wAARCAMeAjoDAREAAhEBAxEB/8QAHQAAAwEAAgMBAAAAAAAAAAAAAAECBgMFBwgJBP/EAGIQAAEDAgQEAwUDBQkLBwoDCQECESEAMQMEEkEFBlFhInGBBxMykaEIQrEUFSNSwRYkJWJygrPR4RczNTdjZHN0g5KyJic0NnWT8ENTVWWElKKj0vEYREVUtMJWRpWk09T/xAAbAQEBAQEBAQEBAAAAAAAAAAAAAQIEAwUHBv/EAEIRAQABAwEDCAcECQMFAQEAAAABAgMRMQQhcQUSMjRBUbHBEzNhcoGR0QYiU6EjQlKCorLC4fAUkvEVFmLS4kMk/9oADAMBAAIRAxEAPwDNkA4ggBQ8RO7RFfMfjBBRIcA2dII7UNDISCpmZLt3M1ULSkKYbF/XpRVgQAwdyX+UUQ0o+GAHAIJu0UElP3oHh8Ia9QMpGogeICbXL2q5DAZRBSLOTbpFBIS4CmDkdLCIouhJBWUlKb/CwaKJJlDMWBAdgRe9CFkJdhIBknebVDeSASRIDy3QRFAK8DkAfxew3oEsSogP0c7zSAwzHwjS9xuXtQMsyizw5DUDHRncOfKoIJZiAAo2A2EVQMNDjYQ4vVDUAH3AnzvQCU+K4LyfKKAAKiwAf7oPRhUMqCUskxeADe9QRdwWBuY84qhi6iUwJL