Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden. Bowring John
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden - Bowring John страница 6
Santa Cruz telt eene bevolking van ongeveer 10,000 zielen. Men zegt dat de meeste zijner inwoners vermogend zijn. De kerk is fraai en de buitenwegen breed en in goeden staat. In de naburige bosschen vindt men veel wild, doch er bestaat weinig lust voor de jagt. In de omstreken groeit eene groote verscheidenheid van tropische producten. De inlanders zamelen wilde honig op, terwijl katoenen en abacá-stoffen voor huisselijk gebruik worden geweven. Het huis, waarin men ons uitgenoodigd had, was fraai gemeubileerd, maar wij vonden er de gewone sieraden van heiligen in beelden en vaatwerk voor wijwater. Des avonds werden de Tagalesche meisjes uit de stad en omstreken op een bal uitgenoodigd en de dag werd met de gewone vrolijkheid en levendigheid besloten; de bolero en jota schenen daar de geliefkoosde vermaken te zijn. Dans en muziek maken de genoegens der Indianen uit; de meeste avonden, die wij in de Philippijnen doorbragten, waren dan ook aan die vermakelijkheden gewijd. Den volgenden morgen bragten de rijtuigen van den Alcalde, die door de kleine ponies van Luzon werden getrokken, ons naar de casa real te Pagsanjan, den zetel van het Gouvernement, of cabacera der provincie, waar wij hetzelfde goede onthaal als van onzen geleider, vonden bij Senor Tafalla, den Alcalde. Pagsanjan telt ongeveer 5,000 inwoners; deze plaats is minder bevolkt dan Binan en andere vlekken in de provincie. Gastvrijheid was hier, even als overal elders, aan de orde van den dag en zelfs van den nacht, en de gulle ontvangst mogt hier te meer op prijs gesteld worden, omdat er buiten de hoofdstad geene herbergen of pleisterplaatsen voor reizigers waren. Hij die intusschen door de autoriteiten wordt aanbevolen en door de monniken in bescherming genomen, zal nooit iets ontberen wat tot zijn gemak kan bijdragen en veeleer over de overtollige bewijzen van gulheid verbaasd staan, dan iets van het noodige missen. Ik werd soms overstelpt wanneer de kelders van de kloosters zich ontsloten voor wijnen, die daarin 20 à 25 jaren bewaard waren, en wanneer ik zeg dat de overvloed van sigaren en chocolade zelfs den meest kritiserenden der critici zou bevredigd hebben, laat ik slechts regt wedervaren aan de giften en de gevers.
Wij deden een uitstapje naar het bevallige dorpje Lumbang. Natuurlijk werd ons tot aan de oevers van de rivier, die de grenzen van het vlek vormen, door de voornaamste autoriteiten uitgeleide gedaan. De stroom was nog al hevig, doch eene bark wachtte ons en bragt ons naar de voorzijde van het klooster aan de overzijde, waar de voornaamste geestelijke, een monnik, ons naar de receptiezalen geleidde. Wij wandelden door het vlek, dat door 5,000 Indianen wordt bewoond en uit eene breede straat bestaat. Uit de vensters der huizen, waar zich eene menigte nieuwsgierigen had verzameld, wapperde een aantal gekleurde doeken en kleederen als vlaggen. Daarna keerden wij naar den cabacera terug en overnachtten daar. In den vroegen morgen van den volgenden dag trokken wij naar Pagsanjan.
Wij kwamen thans in de hoogere streken, wier bekoorlijke plantengroei meer woest en bewonderenswaardig was. Intusschen werden de wegen hoe langer hoe slechter, zoodat onze paarden met moeite de rijtuigen door den dikken modder voorttrokken. Wij moesten menigmaal de hulp der Indianen inroepen, om ons uit het wagenspoor te trekken, waartoe zij steeds met de meeste bereidwilligheid gereed waren. Toen eindelijk de rijweg geheel onberijdbaar werd, trokken wij door het bosch, waar de Indianen met hunne lange messen, hunne getrouwe gezellen, die in den weg staande struiken en takken afsneden en voor ons een begaanbaren weg baanden. Na eenige dagreizen kwamen wij te Majayjay aan. Hier werden wij door een aantal Indianen, met vlaggen en muziek, naar het klooster geleid, van waar de goede Franciscaner monnik Maximo Rico kwam, om ons te verwelkomen en ons langs den breeden trap naar de groote bovenvertrekken te brengen. Dit vlek telt ongeveer 8,500 inwoners; het klimaat is vochtig en de werking daarvan vertoont zich in het heerlijke gewas rondom de plaats. De kerk en het klooster zijn verreweg de merkwaardigste van de openbare gebouwen. Deze plaats is omringd door bergachtige landschappen en de boomen uit de bosschen bieden schoone en afwisselende tooneelen aan. Bladeren, bloemen en vruchten van de heerlijkste vormen en kleuren, – het schoonste struikgewas en takken van tropische boomen, zich op allerlei wijze dooreen kronkelend, zijn de eigenschappen van deze streken. De inlandsche bevolking maakte van de ruwe heuvelachtige streek gebruik om een langdurigen tegenstand aan de Spanjaarden te bieden bij hunnen eersten inval, en de verdedigingsmiddelen moeten zoo krachtig geweest zijn dat bevel gegeven werd om de schatkist van Manilla naar die plaats over te brengen bij de landing der Engelschen in 1762. Gelukkig – zeggen de Spaansche geschiedschrijvers – werd dit bevel niet ten uitvoer gebragt, daar de Engelschen hunne maatregelen hadden genomen tot vermeestering van den buit en het bleek dat de plaats niet tegen hen bestand geweest zou zijn.
Wij wilden nu de bergen bestijgen en moesten dus onze rijtuigen verlaten. Men voorzag ons van palanquins,