Specialiteiten. Multatuli

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Specialiteiten - Multatuli страница 5

Specialiteiten - Multatuli

Скачать книгу

niet dŕt vertelde ik aan m'n table-d'hôters. De tot 'n rampzalig einde veroordeelde pointe van m'n verhaal kwam hierop neer, dat ik—natuurlyk zonder namen te noemen—iets over die Geldersche- theekultuur gezegd had aan … 'n industrieel die allerliberaalst was. De man had me—daar gaat de pointe!—ouwerwetsch en dom gevonden, en geantwoord Ťdat zulke dingen overal gebeurden, en dat hyzelf 'n fabriek had van koffiboonen.ť

      De gasten praatten dóór alsof ik niets interessants gezegd had. De witte dassen bleven zuurkyken.

      M'n ouderling—hy was dit inderdaad—scheen verstand van wyn te hebben. Gedurig hield hij z'n glas tegen 't licht, en doorboorde het met kennersblikken. Hy dronk echter zeer weinig, waaruit ik opmaakte dat de wyn niet deugde. Ik bedroog me. Hy verzekerde z'n buurman die hem daarnaar vroeg, dat de wyn uitstekend was. Maar … zonderling, hy zei dit op ontevreden toon, en als iemand die 'n onaangename waarheid verkondigt.

      Met bliksemsnelheid nam ik die byzonderheid aan als opheldering van z'n zuurkyken. De wyn is goed, hy is er boos om. My ziet-i boos aan, dus is hy goed op me … zóó zal 't wezen!

      Weer mis! Hy was me volstrekt niet welgezind. Integendeel. Z'n heele linnenkast was hevig op me verstoord. Dit bleek uit de wys waarop hy 't zoutvat niet zien wilde, dat ik hem toeschoof toen hy dit scheen te zoeken. Hy wou van my en m'n zout niet gediend zyn, en voorzag zich elders, uittartend-duidelyk met opzet.

      Twee pointes in 't water, zout versmaad … och, 't was zoo bitter!

      –Wie is toch die … heer, vroeg ik aan iemand naast me. ŤManť durfde ik niet zeggen, om de witte dassen.

      En er werd my 'n naam genoemd, dien ik kende.

      –Dat is 'n vrome familie, zei ik.

      –Zeker! En hyzelf is vooral niet minder vroom dan de rest. Hy is …

      –Ouderling, wil ik wedden.

      –Geraden! En hy is boos op je, omdat je … nu dan, omdat je 'n Ťvrydenkerť bent.

      't Was zoo! De witte dassen gloeiden van heiligen toorn Ťomdat ik den CHRISTUS smaade, versmaaddeť enz. Hy zou liever sterven dan een myner werken lezen, en had z'n kinderen verboden m'n naam te noemen, of zelfs van me te droomen. Hoe ik dit later zoo precies te weten kwam, doet nu niets ter zake. Ik begreep eenigszins hoe laag hy op my moest neerzien, en op al de fameuze werken die hy uit afschuw niet gelezen had.

      –Ouderling alzoo? Gut, ik dacht dat-i nog meer was dan dat. Z'n heele voorkomen kan dominee wezen.

      –O neen! Van beroep is hy fabrikant …

      Weer doorboorden de blikken van den christelyken zuurkyker z'n wynglas. Ontevredenheid met den wyn—die goed was, had-i gezegd—lag op z'n wezen.

      Zou die wyn ook den CHRISTUS gesmaad hebben? dacht ik.

      –Ah zoo … fabrikant! En wat fabriceert de man?

      –Hy is 'n specialiteit …

      Genade ditmaal voor m'n pointe, lezer! Een derde nederlaag overleef ik niet!

      –Hy is specialiteit in wynvervalschingsmiddelen!

* * * * *

      Gy die zweert bij 't prachtige right men on right places, eilieve, waar plaatst ge:

      m'n horlogeverkooper?

      m'n scheepsreeder-groothandelaar?

      m'n liberalen koffiboonenfabrikant?

      m'n godvreezenden ouderling-wynvervalscher?

* * * * *

      Nog altyd zit de kat achter de kachel, en spint. Het beest is op z'n plaats.

      De bakker staat voor z'n oven, en bakt. De man is op z'n plaats.

      De zon schuilt achter mist en nevel. En al verwarmt ze niemendal … ze staat op haar plaats.

      Vuurpook en tang leunen tevreden tegen hun standertje, de kolen liggen rustig in den bak, de asch valt melancholisch door den rooster, de sneeuw op het dak wacht met geduld den tyd van smelten … all things on their right places

      Maar de eerlyke JACOB DE VLETTER zit in het tuchthuis.

      En heel veel boeven, die daar wezen moesten, zitten er nog altyd niet.

      En DUYMAER VAN TWIST zit in de Eerste-Kamer, en vertegenwoordigt daar 'n brok van 't Nederlandsche Volk, en praat mee over Recht, Menschelykheid, Staatkunde, Indische belangen

      En CHRESOS schrijft vertellingen over witte dassen, voor 't publiek van Nederland.

* * * * *

      Met uw verlof … staat ook dit hoofdstuk wel op the right place?

      Wel zeker! 't Is 'n brandmerk, en hoort van rechtswege thuis in een Ietsjen over SPECIALITEITEN.

      III

      Komaan, vertel ons nu eens zonder scherts wat 'n specialiteit is?

      Ik schertste niet, en zŕl dit ook niet doen. 't Onderwerp is er te treurig toe. Een specialiteit is 'n zoodanige die levenslang veel dingen verwaarloosd heeft, om den prys der middelmatigheid te behalen in den wedloop der beoefenaars van 'n bepaald vak. Een specialiteit is iemand die door zich blind te staren op één punt, het recht meent te hebben byziende te wezen voor wat anders, of zich zoo voortedoen Een specialiteit …

      En weer verander ik van medikatie. Hebt ge wel eens zien straatvegen?

      –Niet zoo vaak als ik in 't belang der zindelykheid wenschen zou.

      Maar toch nu-en-dan.

      Voelde je niet soms den lust in u opkomen, zoo'n hem of haar den bezem uit de hand te rukken, en eens te wyzen, hoe men behoort te vegen?

      –Dikwyls.

      Veegden alzoo, naar 't ideaal dat gy u schept van straatvegen, die mensen goed?

      –Met de hand op 't hart, by m'n ziel en zaligheid, op eer en geweten, in tegenwoordigheid van goden en mensen … neen!

      Zeer wel. Dit gekonstateerd zynde, vraag ik u of ge zoo'n straatveger in-staat oordeelt u 'n rechtskundig advies te geven, uw kinderen van kinkhoest te genezen, de schulden van den Staat te delgen, boekdrukkunsten uittevinden, Amerika's te ontdekken, enz. enz.?

      –Met hand, hart, ziel, enz … alles als-voren: neen!

      Welnu, zoo'n veger die niet vegen kan, en geen ander vak verstaat dan niet te kunnen vegen, is 'n specialiteit.

* * * * *

      We zyn dom, klein en koppig. Waarachtig, lezer, we zyn koppig, dom en klein. Wees nu eens niet te klein, te koppig en te dom, om dit toetestemmen. We weten weinig. We kennen weinig. We kunnen weinig. En we willen ons voordoen alsof wy iets wisten, kenden en konden. Telkens komt het voor, dat de omstandigheden deze of gene hoedanigheid in ons vereischen zouden. Telkens schieten wy te-kort in 't leveren van wat wy eigenlyk moesten kunnen leveren. Dan zyn we beschaamd over deze domheid, onmacht en onnoozelheid, te klein om edele wraak te nemen door verheffende inspanning, te hoofdig om dat alles te erkennen, en:

      –Och … ik

Скачать книгу