.
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу - страница 5
“Hoe bevalt je eerste dag?” vroeg hij.
“Niet zoals ik had verwacht.”
“Ik weet wat je bedoelt,” zei hij.
“Is dat een viool?”
Ze knikte naar zijn instrument. Hij hield het dichtbij, en hield er een hand op, alsof hij bang was dat iemand hem zou stelen.
“Het is een altviool. Hij is maar iets groter, maar geeft een heel ander geluid. Rijker.”
Ze had nog nooit een altviool gezien, en ze hoopte dat hij hem op tafel zou leggen om hem te laten zien. Maar hij maakte geen aanstalten, en ze wilde niet aandringen. Zijn hand lag er nog steeds op, en hij leek hem te beschermen, alsof het persoonlijk en privé was.
“Oefen je veel?”
Jonah haalde zijn schouders op. “Een paar uur per dag,” zei hij nonchalant.
“Een paar úúr!? Je moet geweldig spelen!”
Hij haalde opnieuw zijn schouders op. “Ik speel aardig, denk ik. Er zijn veel spelers die veel beter zijn dan ik. Maar ik hoop dat ik er mee kan ontsnappen uit deze plaats.”
“Ik heb altijd al piano willen spelen,” zei Caitlin.
“Waarom doe je dat niet dan?”
Ze wilde zeggen: Ik heb er nooit een gehad, maar hield zichzelf tegen. In plaats daarvan haalde ze haar schouders op en keek ze naar haar eten.
“Je hoeft geen piano te hebben,” zei Jonah.
Ze keek op, verschrikt dat hij haar gedachten had gelezen.
“Er is een oefenruimte in deze school. Ondanks al het slechte, is er toch wel iets goeds hier. Ze geven je gratis les. Je hoeft je alleen maar in te schrijven.”
Caitlins ogen werden groot.
“Echt waar?”
“Er hangt een inschrijfformulier buiten het muzieklokaal. Vraag naar mevrouw Lennox. Vertel haar dat je mijn vriend bent.”
Vriend. Caitlin vond dat woord goed klinken. Ze voelde langzaam een gevoel van geluk opwellen in haar binnenste.
Ze glimlachte breed. Hun ogen vonden elkaar even.
Starend in zijn gloeiende, groene ogen, wilde ze hem een miljoen vragen stellen: Heb je een vriendin? Waarom ben je zo aardig? Vind je me echt leuk?
Maar in plaats daarvan beet ze op haar tong en zei ze niets.
Bang dat hun tijd samen snel op zou raken, zocht ze haar hersenen af naar iets om hem te vragen, zodat hun gesprek langer zou duren. Ze probeerde iets te bedenken om zich ervan te verzekeren dat ze hem weer zou zien. Maar ze werd nerveus en verstarde.
Eindelijk opende ze haar mond, maar juist toen ging de bel.
De kantine barstte uit in lawaai en beweging, en Jonah stond op en greep zijn altviool.
“Ik ben te laat,” zei hij, terwijl hij zijn dienblad oppakte.
Hij keek naar haar dienblad. “Zal ik de jouwe ook meenemen?”
Ze keek omlaag, realiseerde zich dat ze het vergeten was en schudde haar hoofd.
“Oké ,” zei hij.
Plotseling stond hij daar verlegen, niet wetend wat hij moest zeggen.
“Nou… tot ziens.”
“Tot ziens,” antwoordde ze zachtjes, met een stem net iets harder dan gefluister.
*
Na haar eerste schooldag verliet Caitlin het gebouw, de zonnige maartmiddag in. Hoewel er een sterke wind stond, had ze het niet meer koud. Ook al schreeuwden de kinderen toen ze naar buiten stormden, het geluid ergerde haar niet meer. Ze voelde het leven in zich, en vrijheid. De rest van de dag ging razendsnel voorbij; ze kon zich niet eens de naam van één leraar herinneren.
Ze kon niet ophouden met denken aan Jonah.
Ze vroeg zich af of ze zich als een idioot had gedragen in de kantine. Ze was over haar worden gestruikeld; ze had hem nauwelijks wat gevraagd. Alles waar ze aan kon denken was die stomme altviool. Ze had moeten vragen waar hij woonde, waar hij vandaan kwam, waar hij verder wilde studeren.
Maar vooral of hij al een vriendin had. Iemand als hij moest toch zeker met iemand daten?
Juist op dat moment streek een mooi, goedgekleed Spaans meisje langs Caitlin. Caitlin keek haar na toen ze passeerde, en vroeg zich even af of zij het was.
Caitlin sloeg de 134th Street in, en vergat even wat ze aan het doen was. Ze was nog nooit naar huis gelopen vanuit school, en een moment lang was ze vergeten waar haar nieuwe appartement was. Ze stond verward op de hoek. Een wolk dreef voorbij de zon en er zette een stevige wind op, en plotseling had ze het weer koud.
“Hey, amiga!”
Caitlin draaide zich om en realiseerde zich dat ze voor een smerig wijnlokaal op de straathoek stond. Vier ongure types zaten op plastic stoelen voor het wijnlokaal, schijnbaar zonder last te hebben van de kou, en grinnikend om haar alsof zij hun volgende maaltijd was.
“Kom eens hier, liefje!” schreeuwde een andere.
Ze herinnerde het zich weer.
132nd Street. Dat is het.
Ze draaide zich snel om en liep in een stevig tempo door een zijstraat. Ze keek een paar keer over haar schouder om te kijken of die mannen haar volgden. Gelukkig deden ze dat niet.
De koude wind prikte op haar wangen en maakte haar wakker, terwijl de harde werkelijkheid van haar nieuwe woonbuurt duidelijk werd. Ze keek rond naar de verlaten auto’s, graffiti op de muren, het prikkeldraad, de tralies voor alle ramen, en plotseling voelde ze zich heel alleen. En heel erg bang.
Nog maar drie huizenblokken tot haar appartement, maar het voelde alsof het eeuwen duurde. Ze wilde dat ze een vriend naast zich had—nog liever Jonah—en ze vroeg zich af of ze deze wandeling elke dag aan zou kunnen. Opnieuw werd ze boos op haar moeder. Waarom deed ze haar al die verhuizingen aan, waardoor ze in nieuwe plaatsen terecht kwam, en ze allemaal haatte? Wanneer zou het eens ophouden?
Gebroken glas.
Caitlins hart begon sneller te kloppen toen ze beweging aan haar linkerkant zag, aan de overkant van de straat. Ze versnelde haar pas en probeerde haar hoofd laag te houden, maar toen ze dichterbij kwam hoorde ze geschreeuw en overdreven gelach, en ze moest wel zien wat er gebeurde.
Vier enorme kinderen—18 of 19, misschien—stonden boven een ander kind. Twee van hen hielden zijn armen vast,