Ridder, Erfgenaam, Prins . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Ridder, Erfgenaam, Prins - Морган Райс страница 5
Anka glimlachte.
“Dat kun je na de meeting zelf zien.”
Berin knikte. Op deze manier kon hij zich in ieder geval nog nuttig maken.
***
Sartes liep naast zijn vader en achter Anka terwijl ze hun weg door de tunnels vervolgden. Er waren hier beneden meer mensen dan hij kon bevatten. Mannen en vrouwen verzamelden voorraden, oefenden met wapens, en liepen door de gangen. Sartes herkende een aantal van hen als voormalige dienstplichtigen, bevrijd uit de greep van het leger.
Ze kwamen uit in een spelonkachtige ruimte, voorzien van stenen sokkels waar misschien ooit standbeelden op hadden gestaan. In het licht van flikkerende kaarsen kon Sartes de leiders van het verzet zien, die al op hen stonden te wachten. Hannah, die het niet eens was geweest met de aanval, keek nu zo blij dat het leek alsof zij degene was geweest die het had voorgesteld. Oreth, die nu als één van Anka’s belangrijkste plaatsvervangers fungeerde, leunde met zijn slanke postuur tegen de muur, glimlachend in zichzelf. Sartes spotte het forse silhouet van Edrin, de voormalige havenwerker, bij de rand, en hij zag Yeralts glinsterende sieraden. De zoon van de koopman leek bijna misplaatst hier. Ze lachten en maakten grapjes met elkaar.
Ze zwegen toen ze naderden, en nu kon Sartes het verschil zien. Voorheen hadden ze bijna met tegenzin naar Anka geluisterd. Maar nu, na de hinderlaag, zag hij respect in hun ogen. Voor Sartes zag ze er nu nog meer uit als een leider. Haar rug was recht, en ze kwam zelfverzekerder over.
“Anka, Anka, Anka!” begon Oreth, en al snel begonnen de anderen mee te doen, zoals de andere rebellen ook hadden gedaan na het gevecht.
Sartes voegde zich bij hen. De naam van de leider van het verzet galmde door de ruimte. Pas toen Anka om stilte gebaarde stopten ze.
“We hebben het goed gedaan,” zei Anka, terwijl er ook op haar gezicht een glimlach verscheen. Het was voor het eerst sinds het gevecht dat Sartes haar had zien glimlachen. Ze was te druk geweest met zorgen voor het vervoeren van de slachtoffers vanaf de begraafplaats. Ze had een oog voor detail, en haar talent bloeide op in het verzet.
“Goed?” herhaalde Edrin. “We hebben ze verpletterd.”
Sartes hoorde de doffe dreun van zijn vuist tegen zijn handpalm toen hij zijn punt benadrukte.
“We hebben ze verwoest,” stemde Yeralt in, “dankzij jouw leiderschap.”
Anka schudde haar hoofd. “We hebben ze samen verslagen. We hebben ze verslagen omdat we allemaal onze bijdrage hebben geleverd. En omdat Sartes ons de plannen heeft gebracht.”
Sartes voelde hoe zijn vader hem naar voren duwde. Dat had hij niet verwacht.
“Anka heeft gelijk,” zei Oreth. “We zijn Sartes veel verschuldigd. Hij heeft ons de plannen gebracht, en hij was degene die de dienstplichtigen wist te overtuigen om zich bij ons aan te sluiten. Het verzet heeft nu meer leden dankzij hem.”
“Half-getrainde dienstplichtigen,” zei Hannah. “Geen echte soldaten.”
Sartes keek naar haar. Ze was er vanaf het begin af aan al op tegen geweest dat hij mee deed. Hij mocht haar niet, maar daar ging het niet om. De rebellen waren allemaal deel van iets dat groter was dan zij zelf.
“We hebben ze verslagen,” zei Anka. “We hebben een gevecht gewonnen, maar dat is niet hetzelfde als het Rijk verpletteren. We hebben nog een lange weg te gaan.”
“En ze hebben nog altijd een heleboel soldaten,” zei Yeralt. “Een lange oorlog tegen hen zou ons wel eens heel veel slachtoffers kunnen kosten.”
“Je telt de kosten nu?” kaatste Oreth terug. “We hebben het hier niet over één of andere zakelijke investering, waarbij je de balansgegevens wil zien voor je toezegt.”
Sartes kon de ergernissen horen. Toen hij voor het eerst bij de rebellen was gekomen, was hij in de veronderstelling geweest dat ze een groot, verenigd iets waren, dat alleen maar dacht aan de noodzaak om het Rijk te verslaan. Inmiddels was hij erachter gekomen dat het ook maar gewoon mensen waren, allemaal met hun eigen dromen en wensen. En dat maakte het alleen maar indrukwekkender dat Anka manieren had gevonden om hen bijeen te houden na Rexus’ dood.
“Het is de grootste investering die er is,” zei Yeralt. “We geven alles dat we hebben. We riskeren onze levens, in de hoop dat het allemaal beter zal worden. Als we falen, dan loop ik net zoveel gevaar als jullie.”
“We zullen niet falen,” zei Edrin. “We hebben ze al eens verslagen. Dat zullen we nog een keer doen. We weten waar ze zullen aanvallen en wanneer. We kunnen hen elke keer opwachten.”
“We kunnen nog meer doen,” zei Hannah. “We hebben de mensen laten zien dat we ze aan kunnen. Dus waarom nemen we niet terug wat van ons is?”
“Wat had je in gedachten?” vroeg Anka. Sartes kon zien dat ze het overwoog.
“We heroveren de dorpen, één voor één,” zei Hannah. “We schakelen de soldaten die er zijn uit voor Lucious in de buurt komt. We laten de mensen zien wat er mogelijk is, en er zal hem een vervelende verassing te wachten staan wanneer ze zich tegen hem verzetten.”
“En wat als Lucious en zijn mannen hen doden omdat ze zich verzetten?” wilde Oreth weten. “Wat dan?”
“Dan laat het gewoon zien hoe kwaadaardig hij is,” hield Hannah vol.
“Of de mensen zien dat we hen niet kunnen beschermen.”
Sartes keek om zich heen, verrast dat ze het idee serieus namen.
“We zouden mensen in de dorpen kunnen achterlaten zodat ze niet bezet kunnen worden,” suggereerde Yeralt. “We hebben de dienstplichtigen nu bij ons.”
“Ze zouden het niet lang volhouden als het leger komt,” kaatste Oreth terug. “Ze zouden er sterven, samen met de dorpelingen.”
Sartes wist dat hij gelijk had. De dienstplichtigen hadden niet dezelfde training gehad als de harde soldaten in het leger. Bovendien hadden ze zo erg geleden in het leger, dat de meesten van hen waarschijnlijk doodsbang waren.
Hij zag Anka gebaren om stilte. Deze keer duurde het wat langer voor die kwam.
“Oreth heeft een punt,” zei ze.
“Natuurlijk ben je het weer met hem eens,” kaatste Hannah terug.
“Ik ben het met hem eens omdat hij gelijk heeft,” zei Anka. “We kunnen niet zomaar dorpen binnen rijden, roepen dat ze bevrijd zijn en dan maar op het beste hopen. Zelfs met de dienstplichtigen hebben we nog niet genoeg vechters. Als we op één plek samenkomen, geven we het Rijk een kans om ons te verpletteren. Als we alle dorpen afgaan, dan zullen ze ons één voor één afmaken.”
“Als er genoeg dorpen overtuigd kunnen worden om zich te verzetten, en ik mijn vader overhaal om huurlingen in te schakelen…” suggereerde Yeralt. Sartes merkte op dat hij zijn gedachte niet afmaakte. De zoon van de koopman had niet echt een antwoord.
“En wat dan?” vroeg Anka. “Hebben we dan wel genoeg mensen? Als het zo simpel was, dan hadden we het Rijk jaren geleden al omvergeworpen.”
“Dankzij