De perfecte wijk. Блейк Пирс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу De perfecte wijk - Блейк Пирс страница 14
Toen ze het kantoor bereikten, was Missinger al tien minuten aan het wachten. Hernandez had naar het kantoor gebeld en had de agent aan de receptie gezegd dat hij naar de familiekamer moest gebracht werden. Die kamer werd normaal gesproken gebruikt voor slachtoffers en familieleden van overledenen. De kamer was minder steriel dat de andere kamers in het kantoor, met enkele banken, gordijnen aan de ramen en wat oude tijdschriften op de koffietafel.
Jessie, Hernandez en Trembley haastten zich naar de deur van de familiekamer, waar een grote agent op wacht stond.
“Hoe gaat het met hem?” vroeg Hernandez.
“Hij maakt het goed. Spijtig genoeg heeft hij zijn advocaat gevraagd van zodra hij door de voordeur stapte.”
“Fantastisch,” zei Hernandez. “Hoe lang zit hij te wachten om dat telefoontje te plegen?”
“Hij heeft zijn advocaat al gebeld, meneer,” zei de agent en hij zag er ongemakkelijk uit.
“Wat? Wie gaf hem daar de kans toe?”
“Ik, meneer. Mocht dat niet?”
“Hoe lang ben je al bij de politie, agent…Beatty?” vroeg Hernandez en hij keek naar de naam die op het shirt van de kerel stond.
“Bijna een maand, meneer.”
“Oké, Beatty,” zie Hernandez terwijl hij de frustratie in bedwang probeerde te houden. “We kunnen er nu niets meer aan veranderen. Maar onthoud voor in de toekomst dat je een potentiële verdachte niet onmiddellijk een telefoon moet overhandigen vanaf het ogenblik dat hij daarom vraagt. Je kan hem in een kamer neerzetten en hem zeggen dat je het meteen zal doen. ‚Het meteen doen’ kan enkele minuten duren, of misschien zelfs een uurtje of twee. Het is een tactiek om tijd te winnen en een strategie te ontwikkelen. Bovendien brengt het de verdachte uit eventwicht. Kan je dat onthouden voor de toekomst?”
“Ja, meneer,” zei Beatty schaapachtig.
“Oké. Laten we hem voorlopig naar een verhoorkamer brengen. We hebben waarschijnlijk niet veel tijd meer voor zijn advocaat hier is. Maar ik wil de tijd die we hebben, gebruiken om op zijn minst een indruk van de kerel te krijgen. En Beatty, als hij vragen stelt terwijl je hem naar de verhoorkamer brengt, niet antwoorden. Breng hem gewoon naar de kamer en ga ervandoor, begrepen?”
“Ja, meneer.”
Terwijl Beatty de familiekamer binnenging om Missinger mee te nemen, begeleide Hernandez Jessie en Trembley naar de koffiekamer.
“Laten we hem een minuutje geven om te wennen,” zei Hernandez. “Trembley en ik zullen naar binnen gaan. Jessie, het is best dat jij vanachter de spiegel observeert. Het is te laat om belangrijke vragen te stellen, maar we kunnen proberen om een band met de kerel te creëren. Hij hoeft ons niets te vertellen. Maar wij kunnen veel zeggen. En dat kan hem beïnvloeden. We moeten ervoor zorgen dat hij zich zo onzeker voelt als mogelijk is voor zijn advocaat hier is en ervoor zorgt dat hij zich comfortabel voelt. We moeten de sluimerende twijfels in zijn hoofd vinden zodat hij zich begint af te vragen of wij misschien betere bondgenoten zijn dan zijn goedbetaalde advocaat. We hebben niet veel tijd, dus laten we beginnen.”
Jessie ging naar de observatiekamer en ging zitten. Het was de eerste kans die ze kreeg om Michael Missinger te bekijken. Hij stond ongemakkelijk in de hoek van de kamer. Hij was nog mooier dan zijn vrouw. Zelfs om drie uur ’s nachts, in jeans en een trui die hij waarschijnlijk op het laatste moment aangetrokken had, zag hij eruit alsof hij net van een fotoshoot kwam.
Zijn korte, door de zon gebleekte haren waren net warrig genoeg om pretentieloos te zijn, maar niet zo warrig dat hij er onverzorgd uitzag. Zijn huid was op sommige plekken bruin en bleek op andere plekken, wat erop wees dat hij regelmatig surfte.
Hij was groot en mager en zag eruit alsof hij er niet hard voor moest werken om er zo uit te zien. Zijn blauwe ogen waren rood en opgezwollen – waarschijnlijk omdat hij gehuild had – maar dat maakte hem niet minder aantrekkelijk. Jessie moest toegeven dat als deze man haar de avond ervoor had aangesproken in de bar, ze waarschijnlijk minder hooghartig gereageerd had. Zelf het feit dat hij nerveus stond te schuifelen was vervelend charmant.
Na enkele seconden kwamen Hernandez en Trembley binnen. Zij zagen eruit alsof ze minder onder de indruk waren.
“Ga zitten, meneer Missinger,” zei Hernandez. Hij zei het bijna vriendelijk. “We weten dat je je advocaat gevraagd hebt, wat oké is. Ik heb begrepen dat hij onderweg is. Ondertussen wilden we je op de hoogte houden van de stand van zaken van ons onderzoek. Laten we beginnen met u innige deelneming te wensen.”
“Dank je,” zei Missinger in een licht hese stem waarvan Jessie niet zeker wist of dat altijd zo was of dat het door de stress kwam.
“We weten nog niet of het om kwaad opzet ging,” ging Hernandez verder. Hij ging tegenover hem zitten. “Maar als ik het goed begrepen heb, heeft u tegen een van onze agenten gezegd dat Victoria heel goed was in het opvolgen van haar ziekte en dat u zich niet kan herinneren dat er ooit ongelukken als deze gebeurd zijn in het verleden.”
“Ik...” begon Missinger.
“U hoeft niet te antwoorden, meneer Missinger,” onderbrak Hernandez. “Ik wil er niet van beschuldigd worden dat ik uw rechten geschonden heb. Men heeft u toch uw rechten gelezen, nietwaar?”
“Ja.”
“Uiteraard, dat is standaard. En hoewel we u niet echt als een verdachte beschouwen, is het volkomen uw recht om een advocaat te eisen. Maar van onze kant proberen we de zaak zo snel mogelijk op te lossen. Tijd is heel erg belangrijk. Dus hoe meer bijzonderheden we kunnen bevestigen, zoals wat u ons vertelde over Victoria’s vaardigheid met haar medicatie, hoe minder kans dat we het verkeerde spoor volgen. Klinkt dat logisch?”
Missinger knikte. Trembley bleef in stilte aan de kant staan, alsof hij niet zeker was of en wanneer hij moest helpen.
“Dus,” ging Hernandez verder, “we willen ook bevestigen dat u gezegd heeft dat uw huishoudster Marisol deze week met vakantie is in Palm Springs. U gaf haar telefoonnummer aan een agent en ik denk dat we haar proberen te bereiken. U kan trouwens, zonder formeel te antwoorden, me een teken geven indien ik iets zeg dat niet nauwkeurig is. Het is niet nodig om op vragen te antwoorden. Geef me enkel een duwtje in de juiste richting als ik verkeerd ga. Is dat oké?”
“Oké,” zei Missinger.
“Fantastisch. We boeken vooruitgang. We weten dat je Victoria verschillende keren hebt proberen te bereiken ’s middags en dat je geen antwoord kreeg. Als ik het goed begrepen heb, kwam je in de late middag thuis om samen naar een etentje te gaan en je vond haar auto, maar zijzelf was niet te vinden en dus werd je ongerust en belde je de politie. Als ik iets verkeerd zeg, tik gewoon met je vinger op de tafel of zoiets zodat ik het weet.”
Hernandez bleef door de rest van de tijdslijn gaan, maar Jessie merkte dat ze maar half luisterde. Tijdens de laatste zinnen had ze iets opgemerkt en ze vroeg zich af of ze het echt had gezien of dat ze het zich had ingebeeld. Toen Hernandez “’s middags” zei, had Michael Missinger even bewogen, het was bijna een reflex. Niet wanneer Hernandez “proberen te bereiken” zei. Niet wanneer hij “geen antwoord” zei. Enkel bij de woorden “’s middags.”
Waaraan had hij gedacht toen de middag vermeld werd? Het was zo onzichtbaar dat Missinger het zelf misschien niet opgemerkt had. Dat leek onwaarschijnlijk als hij zich zou herinneren dat hij