Schuilen voor hoge vlammen. Блейк Пирс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Schuilen voor hoge vlammen - Блейк Пирс страница 7

Schuilen voor hoge vlammen - Блейк Пирс

Скачать книгу

hij dat deed viste Avery haar eigen telefoon uit de hoop kleren op de grond.

      Het bericht was van Dylan Connelly, hoofd van de dienst Moordzaken op politiebureau A1. Zoals gewoonlijk was het bericht kort en krachtig:

      Lichaam gevonden. Vreselijk verbrand. Mogelijk hoofdtrauma.

      Kom meteen naar het verlaten bouwterrein in Kirkley Street. Nu!

      “Wat fijn om zo wakker te worden,” gromde Avery.

      Nog altijd helemaal naakt stapte Ramirez uit bed en hurkte hij naast haar neer op de vloer. Hij trok haar dichterbij en zei: “Inderdaad, héél fijn om zo wakker te worden.”

      Ze leunde tegen hem aan en voelde een zekere angst toen ze besefte hoe belachelijk gelukkig ze zich voelde. Ze gromde weer en stond op. “Verdorie,” zei ze. “We zullen te laat komen. Ik moet mijn auto nog oppikken en naar huis rijden om andere kleren aan te trekken.”

      “Komt wel goed,” zei Ramirez, terwijl hij zich aankleedde. “Terwijl we naar jouw auto rijden, stuur ik wel een berichtje terug. En dan stuur jij nog weer wat later een antwoordje. Want jij hebt het bericht misschien helemaal niet gehoord en het kostte mij wat tijd om je wakker te bellen.”

      “Dat klinkt als bedrog,” zei ze, terwijl ze haar T-shirt aantrok.

      “Dat klinkt als slím,” zei hij.

      Terwijl ze zich verder aankleedden lachten ze naar elkaar. Samen liepen ze naar de badkamer, waar Avery iets van haar haren probeerde te maken en Ramirez zijn tanden poetste. Ze haastten zich naar de keuken. Avery gooide snel wat muesli in twee kommen.

      “Zoals je kunt zien,” zei ze, “ben ik een fantastische kok.”

      Hij omhelsde haar van achteren en leek haar helemaal in te ademen. “Zullen we het redden?” vroeg hij. “We gaan ervoor zorgen dat dit werkt, toch?”

      “Ja,” zei hij. “We gaan ervoor.”

      Snel schrokten ze hun ontbijt naar binnen. Ze keken elkaar aan terwijl ze beiden probeerden elkaars reactie te peilen over wat er de vorige avond gebeurd was. Avery kon merken dat hij net zo gelukkig was als zij.

      Ze liepen naar buiten, maar voor Ramirez de deur achter zich dichttrok, bleef hij even staan. “Wacht, even nog weer naar binnen.”

      Verbaasd liep Avery zijn flat weer in.

      “Hier, in mijn flat,” zei hij, “zijn we geen officiële collega’s, toch?”

      “Nee,” zei Avery.

      “Dus dan kan ik dit nog even doen,” zei hij. Hij leunde naar voren en kuste haar. Zijn kus was zo intens dat ze haar benen even slap voelde worden. Speels duwde ze hem van zich af. “Zoals ik al eerder zei,” zei ze, “niet aan beginnen als je het niet kunt afmaken.”

      “Je houdt ’t nog tegoed,” zei hij. Samen liepen ze naar buiten en dit keer sloot hij de deur. “Oké, tijd om aan de slag te gaan. Na jou, rechercheur Black.”

      ***

      Ze deden wat Ramirez had voorgesteld. Avery wachtte precies zestien minuten voor ze het bericht van Connelly beantwoordde. Tegen die tijd was ze bijna bij haar flat en ze voelde zich nog altijd gelukkig over hoe de vorige avond verlopen was. Ze slaagde erin om in nauwelijks tien minuten zich om te kleden, een kop koffie te drinken en weer op pad te zijn, op weg naar Kirkley Street. Natuurlijk was ze meer dan een halfuur later dan Connelly had gewild.

      Er liepen al wat agenten rond. Avery zag verschillende bekende gezichten; agenten die ze in de loop van haar carrière als moordrechercheur had leren kennen en respecteren. De uitdrukking op hun gezichten deed haar meteen beseffen dat het een lange en zware ochtend ging worden.

      Ze zag Mike O’Malley en vond het meteen zorgwekkend dat de hoofdinspecteur al aanwezig was. Als hoofd van de afdeling kwam hij zelden zelf een kijkje nemen op een plaats delict, hoe afgrijselijk de omstandigheden ook waren. O’Malley was in gesprek met twee andere agenten, waarvan een Finley was. Hoewel hij een beetje te afstandelijk was naar haar smaak, had Avery toch geleerd Finley als rechercheur te waarderen.

      Ze zag ook meteen Ramirez, die wat verderop op het verlaten bouwterrein met Connelly stond te praten.

      Terwijl ze op hen toeliep, probeerde ze alles zo goed mogelijk in zich op te nemen. Ze was een aantal keer eerder in dit deel van de stad geweest, maar had er nooit veel aandacht aan geschonken. Het was een van de vele financiële rampen in dit deel van de stad, een buurt waar enthousiaste projectontwikkelaars tonnen geld in hadden gepompt, maar waarvan de waarde al snel gedaald was, met als gevolg dat potentiële kopers het lieten afweten. Toen de werkzaamheden eenmaal stopgezet werden, was de buurt helemaal in verval geraakt. Iets wat perfect in deze omgeving paste.

      In de verte zag Avery twee schoorstenen die als reusachtige symbolen van dit in verval geraakte deel van de stad boven alles uittorenden. Ze spuwden gigantische rookpluimen uit, waardoor het net leek alsof het een bewolkte morgen was, maar alleen in dit deel van de stad. Aan de andere kant van het verlaten bouwterrein zag Avery de oevers van wat een veelbelovend beekje had kunnen zijn dat achter de huizen van de betere middenklasse zou hebben kunnen stromen. Nu was het overwoekerd door onkruid en braamstruiken. Tussen het dorre onkruid lag allerlei troep: plastic tassen, wikkels van verschillende snacks en allerlei ander afval. De oevers waren modderig en verwaarloosd, wat bijdroeg aan het vervallen uiterlijk van de hele buurt.

      Al met al was dit een deel van de stad dat iedereen liever links liet liggen. Avery begreep dat gevoel; toen ze alles in zich opnam terwijl ze naar Ramirez en Connelly liep, maakte het hele terrein haar meteen zwaarmoedig.

      Zo’n gebied als dit kan geen toeval zijn, dacht ze bij zichzelf. Als iemand hier een moord heeft gepleegd of het lichaam hier heeft neergelegd, dan heeft deze plaats beslist een bijzondere betekenis, zij het voor de moord zelf of voor de moordenaar.

      Links van Finley en Ramirez had een van de agenten rode paaltjes geplaatst die een rechthoekig deel van het terrein afbakenden. Net toen Avery’s blik op iets in deze rechthoek viel, hoorde ze de bulderende stem van Connelly op een paar passen afstand.

      “Verdorie, Black... Waar bleef je zo lang?”

      “Het spijt me,” zei ze. “Ik sliep nog en had je berichtje niet gehoord. Ik werd pas wakker toen Ramirez me belde.”

      “Nou, je bent in elk geval niet te laat omdat je je haar of je make-up nog moest doen, dat is wel duidelijk,” merkte Connelly op.

      “Ze heeft helemaal geen make-up nodig,” zei Ramirez. “Die troep is voor meisjes.”

      “Dankjewel, jongens,” zei Avery.

      “Het zal wel,” zei Connelly. “Wat denk je híér dan van?” vroeg hij, terwijl hij naar de rechthoek van rode paaltjes knikte.

      Binnen het afgebakende gebied zag Avery menselijke resten, of dat nam ze aan. Ze zag heel duidelijk een skelet, maar het leek te glanzen. Het was niet te zeggen hoe oud het was. Het was wel onmiskenbaar dat de huid recent van de botten werd verwijderd. Overal eromheen lag iets wat op as leek, of een of andere zwarte troep. Ze zag ook dat hier en daar nog spiermassa en weefsel op de botten zat, vooral rond de benen en de ribben.

      “Wat is hier in hemelsnaam gebeurd?” vroeg ze.

      “Wat

Скачать книгу