Wachten. Блейк Пирс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Wachten - Блейк Пирс страница 3

Wachten - Блейк Пирс

Скачать книгу

gilde van angst en wanhoop.

      Maar terwijl ze de naald uit haar voelde gaan, werd ze bevangen door een vreemde verandering.

      Haar schreeuw veranderde plotseling in…

      Lachen!

      Ze lachte dolgedraaid, zonder controle, met een krankzinnige euforie die ze nooit eerder had ervaren.

      Ze voelde zich nu warempel onoverwinnelijk, en oneindig sterk en oppermachtig.

      Maar toen ze zich weer van de boeien om haar polsen en enkels probeerde te bevrijden, gaven ze niet mee.

      Haar gelach veranderde in een stroom van blinde razernij.

      “Laat me los,” siste ze. “Laat me los, of ik zweer het, ik maak je af!”

      De man fluisterde een lach.

      Toen draaide hij de metalen lampenkap zo dat het licht op zijn gezicht scheen.

      Het was het gezicht van een clown, witgeschilderd met gigantische, bizarre ogen en lippen in zwart en rood getekend.

      Janets adem bevroor in haar longen.

      De man glimlachte. In tegenstelling tot de felle kleuren op zijn gezicht hadden zijn tanden een doffe, gele kleur.

      Hij sprak haar aan…

      “Ze gaan je achterlaten.”

      Janet wilde vragen…

      Wie?

      Over wie heb je het?

      En wie ben jij?

      Waarom doe je me dit aan?

      Maar nu kon ze zelfs niet meer ademen.

      Het mes flitste weer voor haar gezicht. Toen trok de man de scherpe punt lichtjes over haar wang, langs de zijkant van haar gezicht, en toen over haar keel. Een hele lichte druk maar, en Janet wist dat het mes haar zou laten bloeden.

      Ze begon weer te ademen, eerst met oppervlakkige horten en stoten, toen met diepe teugen lucht.

      Ze wist dat ze begon te hyperventileren, maar ze kreeg haar adem niet onder controle. Ze kon haar hart in haar borst voelen bonzen, kon de wilde hartslag voelen en horen tussen haar oren, steeds sneller en luider.

      Ze vroeg zich af…

      Wat zat er in die naald?

      Wat het ook was, het begon steeds meer vat op haar te krijgen. Ze kon niet ontsnappen aan wat er in haar eigen lichaam gebeurde.

      Terwijl hij haar gezicht met het mespunt bleef strelen, murmelde hij…

      “Ze gaan je achterlaten.”

      Ze kon nog net kreunen…

      “Wie? Wie gaan me achterlaten?”

      “Je weet wel,” zei hij.

      Janet besefte dat ze de macht over haar gedachten kwijt begon te raken. Gedachteloze zenuwen en paniek, onzinnige gevoelens van achtervolging en slachtofferrol.

      Over wie heeft hij het?

      Beelden van vrienden en familieleden en collega’s gingen door haar hoofd.

      Maar de vertrouwde, vriendelijke glimlach op hun gezichten veranderde in sneren van minachting en haat.

      Iedereen, dacht ze.

      Iedereen doet me dit aan.

      Iedere persoon die ik ken.

      Weer voelde ze een vlaag van woede.

      Ik had moeten weten dat ik niemand moest vertrouwen.

      Erger nog, het was alsof haar huid letterlijk aan het bewegen was.

      Nee, alsof er iets over haar huid kroop.

      Insecten! dacht ze.

      Wel duizenden!

      Ze worstelde met haar boeien.

      “Sla ze van me af!” smeekte ze de man. “Sla ze dood!”

      De man grinnikte terwijl hij haar bleef aanstaren, door zijn groteske make-up.

      Hij bood geen hulp aan.

      Hij weet iets, dacht Janet.

      Hij weet iets dat ik niet weet.

      Toen, terwijl het gekruip gestaag doorging, begreep ze het…

      De insecten…

      Ze kruipen niet over mijn huid.

      Ze kruipen eronder!

      Ze begon steeds sneller te ademen, en haar longen brandden alsof ze een lange afstand gerend had. Haar hart bonsde nog pijnlijker.

      Haar hart ontplofte met een hele reeks van gewelddadige emoties – razernij, angst, walging, paniek, een totale perplexiteit.

      Had de man duizenden, misschien zelfs miljoenen, insecten in haar bloedbaan gespoten?

      Hoe was dat nu mogelijk?

      Met een stem die trilde van woede en zelfmedelijden, vroeg ze…

      “Waarom heb je zo’n hekel aan me?”

      Ditmaal grinnikte de man luider.

       Hij sprak: “Iedereen heeft een hekel aan jou.”

      Nu begon Janet moeilijk te zien. Het was niet dat haar zicht troebel werd. In plaats daarvan begon het tafereel voor haar te horten en te stoten en te springen. Ze dacht dat ze haar oogballen in hun kassen kon horen ratelen.

      Dus toen haar oog op een tweede clowngezicht viel, dacht ze dat ze dubbel zag.

      Maar al gauw besefte ze…

      Dit is een nieuw gezicht.

      Het was geschminkt in dezelfde kleuren, maar de vormen verschilden wat.

      Dat is hem niet.

      De trekken onder de schmink waren bekend.

      Toen wist ze het…

      Ik. Dat ben ik.

      De man hield haar een spiegel voor het gezicht. Het afgrijselijke, opzichtige gezicht dat terugkeek was dat van haar.

      De aanblik van dat vervormde, jankende, en tegelijkertijd spottende gelaat vervulde haar met een afkeer die ze niet eerder gekend had.

      Hij heeft gelijk, dacht ze.

      Iedereen haat me.

Скачать книгу