Alleen de dappere. Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Alleen de dappere - Морган Райс страница 8

Alleen de dappere - Морган Райс

Скачать книгу

vuur brandde hevig op sommige plekken. Rieten daken waren door de vlammen veranderd in vreugdevuren die de hele horizon leken te vullen. Het grootste deel van het dorp was zwartgeblakerd, het hout als de skeletten van verloren gebouwen. Terwijl Royce toekeek begon een van de gebouwen te kraken, waarna de boel met en een luid kabaal instortte.

      “Nee,” mompelde hij. Hij steeg af en leidde zijn gestolen paard aan de hand verder. “Nee, ik kan niet te laat zijn.”

      Maar dat was hij wel. Het vuur brandde al een tijdje en had nu alleen nog grip op de grotere gebouwen, waar het meest te verbranden was. De rest van zijn dorp was al veranderd in een hoop rokende kolen. Hij had nooit op tijd kunnen zijn. De man die hij onderweg was tegengekomen had gezegd dat de soldaten waren gearriveerd toen hij was vertrokken, maar Royce had geen rekening gehouden met de afstand en de tijd die het kostte om die af te leggen.

      Uiteindelijk, toen hij het niet langer kon uitstellen, keek hij naar de plek waar de lichamen lagen. Het waren er zoveel: mannen en vrouwen, jong en oud. Allemaal zonder enig onderscheid gedood, zonder genade. Sommige lichamen lagen tussen de ruïnes, net zo zwartgeblakerd als het hout; anderen lagen op straat. Hun gapende wonden vertelden het verhaal van hun dood. Royce zag dat een aantal mensen van voren waren neergestoken toen ze hadden geprobeerd te vechten. Anderen, die hadden getracht te vluchten, waren in hun rug gestoken. Aan een kant zag hij een groep jongere vrouwen, ook vermoord. Hadden ze gedacht dat dit niets meer was dan de zoveelste inval van de adel, waarbij ze pakten wat ze wilden, tot aan het moment dat hun kelen werden doorgesneden?

      Pijn stroomde door Royce heen. En woede. En nog honderd andere dingen. Ze balden zich samen in een knoop die voelde alsof het zijn hart zou verscheuren. Hij wankelde door het dorp en zag de ene dode na de andere. Hij kon nauwelijks bevatten dat de mannen van de hertog tot zoiets in staat waren.

      Maar blijkbaar waren ze dat en hij kon het niet terugdraaien.

      “Moeder!” riep Royce uit. “Vader!”

      Ondanks de verschrikkingen om hem heen durfde hij nog hoop te hebben. Een aantal dorpelingen moesten ontsnapt zijn. Plunderende soldaten waren onzorgvuldig en mensen konden ontsnappen, of niet?

      Royce zag nog een aantal lichamen op de grond liggen. Deze zagen er anders uit, want de lichamen hadden geen verwondingen. Ze zagen eruit alsof ze gewoon… gestorven waren, misschien met blote handen gedood. Maar dat werd zelfs op het Rode Eiland als een lastige daad beschouwd.

      Op dat moment kon het Royce niet schelen, want hoewel hij deze mensen wel kende, waren het niet degenen die hij zocht. Het waren niet zijn ouders.

      “Moeder!” riep Royce uit. “Vader!”

      Hij wist dat soldaten hem zouden kunnen horen, als ze nog in de buurt waren. Maar het kon hem niet schelen. Eigenlijk hoopte Royce zelfs dat ze zouden komen, want het betekende een kans om hen te vermoorden en hen te laten boeten voor wat ze gedaan hadden.

      “Zijn jullie daar?” riep Royce uit. Er strompelde een figuur een van de gebouwen uit, zwart van het roet en verwilderd. Royce’ hart maakte een sprongetje, denkend dat zijn moeder hem misschien had gehoord. Maar toen besefte hij dat zij het niet was. Hij herkende oude Lori, die de kinderen altijd bang maakte met haar verhalen en soms beweerde dat ze het Zicht had.

      “Je ouders zijn dood, jongen,” zei ze. Op dat moment leek Royce’ wereld in te storten. Alles bevroor, bevangen tussen een hartslag en de volgende.

      “Dat kan niet,” zei Royce hoofdschuddend, niet bereid om het te geloven. “Dat kan niet.”

      “Het is zo.” Lori ging tegen de restanten van een lage muur zitten. “Net zo dood als ik spoedig zal zijn.”

      Terwijl ze het zei, zag Royce het bloed op haar grof gebreide japon, het gat waar een zwaard in en uit was gegaan.

      “Laat me je helpen,” zei hij. Hij wilde naar haar toelopen, ondanks de verse golf van pijn die hij voelde bij wat ze over zijn ouders had gezegd. Zich op haar concentreren leek op dat moment de enige manier om het niet te voelen.

      “Raak me niet aan!” zei ze, wijzend naar hem. “Denk je dat ik de duisternis niet zie die jou als een mantel achtervolgt? Denk je dat ik de dood en verwoesting niet zie bij alles dat je aanraakt?”

      “Maar je bent stervende,” zei Royce in een poging haar te overtuigen.

      Oude Lori haalde haar schouders op. “Alles sterft… nou, bijna,” zei ze. “Zelfs jij, uiteindelijk, hoewel je de wereld zal doen beven voordat het zover is. Hoe veel moeten er nog sterven voor jouw dromen?”

      “Ik wil niet dat er mensen doodgaan,” zei Royce.

      “Dat gebeurt toch wel,” antwoordde de oude vrouw. “Je ouders ook.”

      Royce werd overspoeld door een verse golf van woede. “De soldaten. Ik zal—”

      “Niet de soldaten. Het lijkt erop dat er meer zijn die de gevaren zien die jou achtervolgen, jongen. Er kwam hier een man en hij rook zo sterk naar de dood dat ik me verborgen heb. Hij vermoordde sterke mannen zonder er zelfs maar moeite voor te doen en toen ging hij naar jouw huis…”

      Royce kon de rest wel raden. Op dat moment drong er iets tot hem door en de verschrikkelijke waarheid raakte hem als een klap in zijn gezicht.

      “Ik zag hem. Ik zag hem onderweg,” zei Royce. Zijn hand sloot zich om zijn zwaard. “Ik had tevoorschijn moeten komen. Ik had hem moeten vermoorden.”

      “Ik heb gezien wat hij heeft gedaan,” zei oude Lori. “Hij zou je vermoord hebben, zoals jij ons allemaal hebt vermoord door geboren te worden. Laat me je wat advies geven, jongen. Vlucht. Vlucht de wildernis in. Laat niemand je ooit nog zien. Verberg je zoals ik me ooit heb verborgen, voordat ik werd zoals ik nu ben.”

      “Na dit alles?” wilde Royce weten, ziedend van woede. Hij voelde hete tranen over zijn gezicht lopen en hij wist niet of van ze verdriet, woede of iets anders waren. “Denk je dat ik na dit alles zomaar weg kan kopen?”

      De oude vrouw sloot haar ogen en zuchtte. “Nee, nee, dat denk ik niet. Ik zie… Ik zie dit hele land verschuiven, een koning aan de macht komen, een koning sterven. Ik zie dood en meer dood, allemaal omdat jij niemand anders kunt zijn dan wie je bent.”

      “Laat me je helpen,” zei Royce. Hij wilde de wond in Lori’s zij stelpen. Er flikkerde iets dat voelde als een schok van statische wol en Lori snakte naam adem.

      “Wat heb je nu gedaan?” vroeg ze. “Ga, jongen. Ga! Laat een oude vrouw rustig sterven. Ik ben te moe hiervoor. Er wacht nog meer dood op je, waar je ook heen gaat.”

      Ze zweeg. Even dacht Royce dat ze rustte, maar daarvoor lag ze te stil. Het dorp om hem heen was weer stil. Royce stond daar zwijgend in die stilte, niet zeker wat hij nu moest doen.

      Toen wist hij het en liep hij richting de overblijfselen van zijn ouderlijk huis.

      HOOFDSTUK VIER

      Raymond kreunde bij elke hobbel van de wagen die hem en zijn broers naar de plek bracht waar ze geëxecuteerd zouden worden. Het schommelen en schudden van het voertuig deed pijn aan zijn met blauwe plekken bedekte lichaam en hij hoorde het schrapen van de kettingen tegen het hout van de wagen.

      Hij voelde angst, hoewel die ergens aan de andere

Скачать книгу