Het perfecte huis. Блейк Пирс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Het perfecte huis - Блейк Пирс страница 13
Ze had immers niet de legendarische Nobelprijs voor het Oplossen van Misdaden gewonnen. Ze was twee en een halve maand naar een FBI-opleidingsacademie geweest. Het was best gaaf. Maar niet iets om haar een staande ovatie voor te geven.
Ze liep stilletjes door het doolhof van bureaus, langs rechercheurs met wie ze eerder had gewerkt. Callum Reid, midden veertig, keek op van het dossier dat hij aan het lezen was. Terwijl hij haar toeknikte, viel zijn bril bijna van zijn voorhoofd, waar hij deze geplaatst had.
De twintiger Alan Trembley, met zijn gebruikelijke warrige blonde krullen, droeg ook een bril, maar die van hem zat op de brug van zijn neus terwijl hij een oudere man zat te ondervragen die beschonken leek te zijn. Hij merkte Jessie niet eens op toen ze langs hem liep.
Ze bereikte haar bureau, dat genant netjes opgeruimd was, gooide haar jasje en rugzakje neer en ging zitten. Intussen zag ze Garland Moses langzaam uit het keukentje slenteren met een mok koffie in de hand, terwijl hij de trap opliep naar zijn kantoor op de tweede verdieping, die in wezen een soort bezemkast was.
Het leek een vrij weinig indrukwekkende werkruimte voor de meest gevierde criminele profiler van de LAPD, maar het leek Moses niet te kunnen schelen. Er was uberhaupt niet veel dat hem iets kon schelen. De legendarische profiler, die boven de zeventig was en vooral uit verveling als adviseur voor de afdeling werkte, kon in wezen doen en laten wat hij wilde. Als voormalig FBI-agent was hij naar de westkust verhuisd om met pensioen te gaan, maar ze hadden hem overgehaald adviseur voor het department te worden. Hij stemde toe, zolang hij zelf mocht kiezen op welke zaken hij werkte en zijn eigen uren kon bepalen. Gezien zijn staat van dienst, maakte niemand toentertijd bezwaar, en dat deden ze nu nog steeds niet.
Met een bos onverzorgd wit haar, een leerachtige huid en een kledingkeuze daterend van 1981, had hij de reputatie op zijn best nukkig te zijn en in het slechtste geval ronduit chagrijnig. Maar tijdens de ene keer dat Jessie wat uitgebreider met hem gesproken had, vond ze hem – weliswaar niet warm, maar op z'n minst gemoedelijk. Ze wilde hem graag meer vragen, maar was nog steeds een beetje bang om hem rechtstreeks aan te spreken.
Terwijl hij de trap op schuifelde en uit het zicht verdween, keek ze om zich heen, op zoek naar Ryan Hernandez, de rechercheur met wie ze het vaakst had gewerkt en met wie ze zich bijna genoeg op haar gemak voelde om hem als een vriend te beschouwen. Ze waren zelfs onlangs begonnen elkaars voornaam te gebruiken, wat in politiekringen behoorlijk veel voorstelde.
Ze hadden elkaar eigenlijk ontmoet buiten het werk, toen haar professor hem vorig najaar uitnodigde voor haar afstudeerklas criminele psychologie tijdens Jessie's laatste semester aan UC Irvine. Hij had een casus gepresenteerd, die Jessie als enige van de klas had kunnen oplossen. Later ontdekte ze dat ze pas de tweede persoon was die het had weten uit te vogelen.
Daarna hielden ze contact. Ze had hem om hulp gevraag toen ze de motieven van haar man begon te wantrouwen, maar voordat hij geprobeerd had haar te vermoorden. En toen ze eenmaal terug naar DTLA was verhuisd, werd ze toegewezen aan het Centraal Bureau, waar ook hij werkte.
Ze werkten samen op verschillende zaken, waaronder de moord op filantroop Victoria Missinger die in societykringen had verkeerd. Het was voor een groot deel Jessie's ontdekking van wie de moordenaar was die haar het respect had bezorgd waardoor ze naar de FBI mocht. En het zou niet mogelijk zijn geweest zonder de ervaring en instincten van Ryan Hernandez.
Hij stond zelfs zo hoog aangeschreven dat hij was toegewezen aan een speciale eenheid in Moordzaken genaamd Homicide Special Section, of kortweg HSS. Ze specialiseerden zich in spraakmakende zaken die veel aandacht van de media of het algemene publiek kregen. Dat betekende meestal brandstichtingen, moorden met meerdere slachtoffers, moorden op opmerkelijke individuen en natuurlijk seriemoordenaars.
Naast zijn gaven als rechercheur, moest Jessie erkennen dat het niet onaangenaam was om tijd met hem door te brengen. Ze hadden een gemakkelijke verstandhouding, alsof ze elkaar al veel langer dan zes maanden kenden. In Quantico, waar ze niet steeds op haar qui vive hoefde te zijn, had Jessie zich wel eens afgevraagd of de dingen anders zouden zijn geweest als ze elkaar onder andere omstandigheden hadden ontmoet. Maar op dat moment was Jessie nog steeds getrouwd en waren Hernandez en zijn vrouw al meer dan zes jaar samen.
Op dat moment opende Captain Roy Decker de deur van zijn kantoor en kwam eruit gelopen. Decker was lang, mager en bijna helemaal kaal, afgezien van een paar losse haren, en nog geen zestig jaar oud. Maar hij zag er veel ouder uit, met een bleek, gelijnd gezicht dat op constante spanning wees. Zijn neus kwam tot een scherpe punt en zijn kleine ogen waren alert, alsof ze altijd op jacht waren. Jessie bedacht dat dat inderdaad ook zo was.
Toen hij de werkruimte binnenstapte, kwam iemand achter hem naar buiten. Het was Ryan. Hij was precies zoals ze zich hem had herinnerd. Ongeveer een meter tachtig lang en negentig kilo met kort zwart haar en bruine ogen. Hij had een jas aan en een stropdas om die, naar zij wist, een goed gespierd lichaam verborgen.
Hij was dertig jaar oud, jong om volwaardig rechercheur te zijn. Maar hij was snel omhooggeklommen, vooral nadat hij als agent in uniform had geholpen een beruchte seriemoordenaar op te pakken – ene Bolton Crutchfield.
Terwijl hij en Captain Decker naar buiten liepen, toverde iets dat zijn baas tegen hem zei die warme, ontspannen glimlach tevoorschijn die zelfs verdachten die bij de ondervraging ontwapende. Tot haar verbazing veroorzaakte het zijn van die grijns een onverwachte reactie bij haar. Ergens in haar buik voelde ze iets vreemds dat ze in jaren niet meer had gevoeld: vlinders.
Hernandez zag haar en zwaaide terwijl de twee mannen naar haar toe liepen. Ze stond op, geïrriteerd door het onverwachte gevoel, hopend dat het onderdrukt werd als ze in beweging kwam. Ze dwong haar hoofd om op de professionele stand iover te gaan en probeerde op basis van hun uitdrukkingen te raden waar ze het over hadden gehad. Maar beide mannen hadden stalen gezichten die suggereerden dat ze de inhoud van hun discussie privé wilden houden. Maar Jessie merkte wel één ding op: Ryan zag er moe uit.
"Welkom terug, Hunt," zei Decker plichtmatig. "Ik vertrouw erop dat je tijd in Virginia verhelderend was?"
"Dat was het zeker, sir," antwoordde ze.
"Prachtig. Ik zou het weliswaar heel leuk vinden om de details te horen, maar voorlopig moeten we dat uitstellen. In plaats daarvan ga je je nieuwe vaardigheden meteen op de proef stellen. Je hebt een zaak. "
“Sir?” zei ze enigszins verrast. Ze was ervan uitgegaan dat hij haar weer zou willen laten wennen aan de werkomgeving, en haar nieuwe taken als fulltime niet-interim-profiler zou willen bespreken.
"Hernandez zal je onderweg de details geven," zei Decker. "De zaak is nogal gevoelig en er is specifiek om jouw diensten gevraagd."
"Echt waar?" vroeg Jessie, die al op het moment dat ze de woorden uitsprak spijt had van haar enthousiasme.
"Echt waar, Hunt," antwoordde Decker met een lichte frons. "Blijkbaar heb je een beetje een reputatie opgebouwd als de Redder van de Buitenwijk. Ik kan er nu niet verder op ingaan. Volstaat te zeggen dat de mensen boven willen dat we in deze zaak voorzichtig te werk gaan. Ik verwacht dat je dat bij het onderzoek in gedachten houdt."
"Ja sir."
"Goed dan. We praten later wel bij," zei hij. Toen draaide hij zich om en liep weg zonder nog een woord te zeggen.
Ryan, die tot dan toe had gezwegen, trok nu eindelijk zijn mond open.
"Welkom thuis," zei hij. "Hoe gaat het met je?"
"Gaat wel," zei ze, terwijl ze het fladderende gevoel negeerde dat plotseling was teruggekeerd. "Probeer er weer in te komen, weet je?"
"Nou,