De Ridders. Aristophanes

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Ridders - Aristophanes страница 4

De Ridders - Aristophanes

Скачать книгу

Slaaf.

      Twéé handelaars dus. Wat gebeurt er dan met dien?

      Tweede Slaaf.

      Hij zal besturen, tot er nòg een beroerder vent

      135Dan hij zal komen, en dan gaat hij op de flesch.

      Dán komt er een hand’laar in huiden, een Paphlagoniër,

      Een dief, een schreeuwer, met ’n stem als ’n waterval.

       Eerste Slaaf.

      Moet dan de schapenverkooper weêr te gronde gaan

      Door een leêrverkooper?

      Tweede Slaaf.

      Door een leêrverkooper? Zeker.

      Eerste Slaaf.

      Door een leêrverkooper? Zeker. Wat een ongeluk!

      140Zou er soms niet nòg een andre verkooper ergens zijn?

      Tweede Slaaf.

      Er is er nog één, die kerel heeft een prachtig vak.

      Eerste Slaaf.

      Wat voor een beroep?

      Tweede Slaaf.

      Wat voor een beroep? Moet ik het zeggen?

      Eerste Slaaf.

      Wat voor een beroep? Moet ik het zeggen? Ja, bij Zeus!

      Tweede Slaaf.

      Een worstverkooper zal het zijn, die hèm verdrijft.

      Eerste Slaaf.

      Een worstverkooper? Bij Poseidon, wat een vak.

      145Waar zullen wij dat mannetje eens zoeken gaan?

      Tweede Slaaf.

      Wij gaan hem zoeken!

      (Er verschijnt een worstverkooper of beulingventer, met een plank, en worsten dragende).

       Eerste Slaaf.

      Wij gaan hem zoeken! Kijk, daar komt hij waarlijk aan,

      Hoe godstoevallig! naar de markt!

      Tweede Slaaf.

      Hoe godstoevallig! naar de markt! O beste vrind,

      O worstverkooper, heerlijke kerel, kom bij ons,

      Kom op ’t tooneel, en red geheel de stad en ons!

      Vierde tooneel

      Dezelfden. De worstverkooper.

      Worstverkooper.

      150Wat is er? Waarom roep je?

      Tweede Slaaf.

      Wat is er? Waarom roep je? Kom toch hier, en hoor

      Hoe’n welgelukzalig en voorspoedig man je bent.

      Eerste Slaaf.

      Zeg, neem jij hem maar dadelijk z’n worstplank af.

      Vertel hem dàn, wat het orakel hem voorspelt,

      En ik ga op post staan bij den Paphlagoniër.

      (Nikias af)

      Vijfde tooneel

      Demosthenes. De worstverkooper.

      Tweede Slaaf.

      155Kom, leg jij eerst maar je bagaadje op den grond,

      En groet daarna eerbiedig d’aarde en de goôn.

       Worstverkooper

      (legt z’n boel neer).

      Ziedaar. Wat is er?

      Tweede Slaaf.

      Ziedaar. Wat is er? O gelukkige, rijke man!

      In ’t heden niets, maar morgen overmachtig groot!

      „O hertog van het zalige Atheensche volk!”

      Worstverkooper.

      160Laat jij me liever darmen schoonmaken, beste vrind,

      En beuling verkoopen. Waarom hou je me voor den gek?

      Tweede Slaaf.

      Wat voor een beuling, gekke kerel? Kijk ’t publiek!

      „Ziet gij geschaard der volken rijen?”

      Worstverkooper.

      „Ziet gij geschaard der volken rijen?” Ja, dat zie ’k.

      Eerste Slaaf.

      „Van al die scharen zult gij zelf de hertog zijn,”

      165En van de markt, en van de havens, en de Pnyx,

      Den raad zal je trappen, klein zal je houden de generaals,

      En binden en boeien, en vrouwen pakken op ’t stadhuis.

      Worstverkooper.

      Ik?

      Tweede Slaaf.

      Ik? Jij, welzeker! je ziet nog niet eens je heele macht.

      Stap op het tooneel, ga op je eigen worstplank staan.

      170Zie d’eilanden die in een kring gelegen zijn.

      Worstverkooper

      (doet dit).

      Die zie ik.

      Tweede Slaaf.

      Die zie ik. De handelsplaatsen en de schepen ook?

      Worstverkooper.

      Ik zie ze.

      Tweede Slaaf.

      Ik zie ze. Ben je dan niet een overgelukkig man?

      Kijk nu eens met je rechteroog naar Karië,

      En met je linker moet je tot Karthago zien.

      Worstverkooper.

      175Ik verrek m’n oogen, noem je dat soms m’n geluk?

      Tweede Slaaf.

      Dat niet, maar alles wordt op ùwen wenk verkocht.

      Gij wordt in waarheid, zóó

Скачать книгу