Een Schreeuw Van Eer . Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Schreeuw Van Eer - Морган Райс страница 14

Een Schreeuw Van Eer  - Морган Райс De Tovenaarsring

Скачать книгу

TIEN

      De dag brak aan en zonlicht stroomde door de kleine raampjes van Illepra’s huisje, over Gwendolyns gesloten ogen heen. De eerste zon, zacht oranje, streelde haar, en maakte haar zachtjes wakker. Ze knipperde met haar ogen, even gedesoriënteerd. En toen realiseerde ze zich:

      Godfrey.

      Gwen was op de grond in slaap gevallen, op een hoopje stro naast zijn bed. Illepra had naast Godfrey geslapen, en het was voor hen alle drie een lange nacht geweest. Godfrey had de hele nacht liggen kreunen, draaien en woelen, en Illepra had constant voor hem gezorgd. Gwen was er geweest om te helpen waar ze maar kon. Ze had natte doeken gebracht, ze uitgewrongen, ze op Godfreys voorhoofd gelegd, en ze had Illepra de kruiden en zalfjes gebracht waar ze om had gevraagd. De nacht had eindeloos geleken; Godfrey had het meerdere keren uitgeschreeuwd, en ze was er zeker van geweest dat hij stervende was. Meer dan eens had hij om hun vader geschreeuwd, en het had Gwen doen huiveren. Ze had haar vaders aanwezigheid gevoeld. Ze wist niet of haar vader wilde dat zijn zoon zou leven of sterven—ze hadden altijd een stroeve relatie gehad.

      Gwen had ook in het huisje geslapen omdat ze niet wist waar ze anders heen zou moeten. Ze voelde zich niet veilig in het kasteel, waar ze onder hetzelfde dak als haar broer zou slapen; hier voelde ze zich op haar gemak, onder Illepra’s hoede, met Akorth en Fulton die buiten op wacht stonden. Ze had het gevoel dat niemand wist waar ze was, en dat was wat ze wilde. Trouwens, ze was de afgelopen dagen ook dichter naar Godfrey toe gegroeid. Ze had de broer leren kennen die ze nooit echt had gekend, en de gedachte dat hij zou sterven deed haar pijn.

      Gwen krabbelde overeind en haastte zich met een bonzend hart naar Godfreys zijde, terwijl zich ze afvroeg of hij nog leefde. Een deel van haar wist dat als hij ’s ochtends wakker zou worden hij het zou halen, zo niet, dan was het voorbij. Illepra werd ook wakker. Ze moest op een gegeven moment in slaap zijn gevallen; Gwen kon het haar niet kwalijk nemen.

      Terwijl het kleine huisje zich vulde met zonlicht, knielden ze bij Godfreys zijde. Gwen legde een hand op zijn pols en schudde hem zachtjes, terwijl Illepra een hand op zijn hoofd legde. Ze sloot haar ogen en haalde diep adem—en plotseling sperden Godfreys ogen zich open. Illepra trok verrast haar hand terug.

      Ook Gwen was verrast. Ze had niet verwacht dat Godfrey zijn ogen zou openen. Hij keek haar recht aan.

      “Godfrey?” vroeg ze.

      Hij kneep zijn ogen even dicht en opende ze weer; en toen, tot haar verbazing, werkte hij zichzelf omhoog op één elleboog en keek hen aan.

      “Hoe laat is het?” vroeg hij. “Waar ben ik?”

      Zijn stem klonk alert, gezond, en Gwen was nog nooit zo opgelucht geweest. Er verscheen een enorme glimlach op haar gezicht.

      Gwen sprong naar voren en omhelsde hem, knuffelde hem.

      “Je leeft!” riep ze uit.

      “Natuurlijk,” zei hij. “Hoezo zou ik niet leven? Wie is dit?” vroeg hij, terwijl hij zich tot Illepra wendde.

      “De vrouw die je leven heeft gered,” antwoordde Gwen.

      “Mijn leven heeft gered?”

      Illepra keek naar de grond.

      “Ik heb alleen een beetje meegeholpen,” zei ze bescheiden.

      “Wat is er met me gebeurd?” vroeg hij Gwen bezorgd. “Het laatste dat ik me kan herinneren was dat ik de taverne was, en toen…”

      “Je bent vergiftigd,” zei Illepra. “Een zeer zeldzaam en sterk vergif. Ik ben het al jaren niet tegengekomen. Je hebt geluk dat je nog leeft. Sterker nog, je bent de enige die ik het ooit heb zien overleven. Er moet iemand over je waken.”

      Gwen wist dat ze gelijk had, en ze moest onmiddellijk aan haar vader denken. De zon begon sterker te schijnen, en ze voelde haar vaders aanwezigheid. Hij had gewild dat Godfrey het zou overleven.

      “Het is je verdiende loon,” zei Gwen met een glimlach. “Je had beloofd dat je niet meer zou drinken. En kijk eens wat er is gebeurd.”

      Hij draaide zich om en glimlachte naar haar; ze zag weer kleur op zijn wangen en ze werd overspoeld door opluchting. Godfrey was terug.

      “Je hebt mijn leven gered,” zei hij dankbaar tegen haar.

      Hij keek Illepra aan.

      “Jullie allebei,” voegde hij toe. “Ik weet niet hoe ik je ooit moet bedanken.”

      Terwijl hij naar Illepra keek, merkte Gwen iets op—het was iets in zijn blik, en het was meer dan alleen dankbaarheid. Ze keek naar Illepra, en ze zag dat ze bloosde en naar de vloer keek—en Gwen besefte dat ze elkaar leuk vonden.

      Illepra stond snel op en liep de kamer door, terwijl ze aan de gang ging met een brouwsel.

      Godfrey keek Gwen aan.

      “Gareth?” vroeg hij, ineens plechtig.

      Gwen knikte terug. Ze wist precies wat hij vroeg.

      “Je hebt geluk dat je niet dood bent,” zei ze. “Firth is dat namelijk wel.”

      “Firth?” Er klonk oprechte verbazing in zijn stem. “Dood? Maar hoe?”

      “Hij heeft hem opgehangen,” zei ze. “Jij had de volgende kunnen zijn.”

      “En jij?” vroeg Godfrey.

      Gwen haalde haar schouders op.

      “Hij is van plan me uit te huwelijken. Hij heeft me verkocht aan de Nevaruns. Blijkbaar zijn ze al onderweg om me op te halen.”

      Godfrey ging rechtop zitten. Hij was razend.

      “Dat zal ik nooit toelaten!” riep hij uit.

      “Ik ook niet,” antwoordde ze. “Ik zal een manier vinden.”

      “Maar zonder Firth hebben we geen bewijs,” zei hij. “We hebben niets tegen hem. Gareth blijft vrij.”

      “We zullen een manier vinden,” antwoordde ze. “We zullen—”

      Plotseling vulde het huisje zich met licht terwijl de deur open ging en Akorth en Fulton naar binnen marcheerden.

      “Mijn vrouwe—” begon Akorth, en toen zag hij Godfrey.

      “Jij zoon van een hoer!” riep Akorth verrukt uit. “Ik wist het! Je hebt zowat iedereen in het leven belazerd—ik wist dat je ook de dood zou belazeren!”

      “Ik wist wel dat geen bierpul je naar het graf zou brengen!” voegde Fulton toe.

      Akorth en Fulton renden naar hem toe. Godfrey sprong van het bed en ze omhelsden elkaar.

      Toen wendde Akorth zich tot Gwen, met een serieuze blik op zijn gezicht.

      “Mijn vrouwe, excuses dat ik u stoor, maar we hebben een contingent van soldaten aan de horizon gespot. Ze komen op ons af.”

      Gwen keek hem verschrikt aan en rende naar buiten, terwijl ze haar ogen samenkneep

Скачать книгу