Het Urantia Boek. Urantia Foundation

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Het Urantia Boek - Urantia Foundation страница 79

Автор:
Серия:
Издательство:
Het Urantia Boek - Urantia Foundation

Скачать книгу

verslagen zijn niet betrouwbaar als richtlijn voor het religieuze leven of als bron van juiste informatie over de Universele Vader. Zonder uitzondering hebben deze geloofsuitingen uit de oudheid veranderingen ondergaan vanwege het feit dat de primitieve mens een schepper van mythen was.

      4:5.2 (60.1) Een van de grootste bronnen van verwarring op Urantia inzake de natuur van God is een resultaat van het feit dat uw heilige boeken geen duidelijk onderscheid maken tussen de persoonlijkheden van de Paradijs-Triniteit en tussen de Godheid in het Paradijs en de scheppers en bestuurders van de plaatselijke universa. In de vorige dispensaties, toen er slechts een gedeeltelijk begrip hieromtrent bestond, maakten uw priesters en profeten geen duidelijk onderscheid tussen Planetaire Vorsten, Stelsel-Soevereinen, Constellatie-Vaders, Schepper-Zonen, Regeerders van Super-Universa, de Allerhoogste, en de Universele Vader. Van vele boodschappen van ondergeschikte persoonlijkheden, zoals Levendragers en verschillende orden engelen, wordt in uw geschriften gezegd dat ze van God zelf afkomstig waren. Het religieuze denken op Urantia verwart nog steeds de met de Godheid geassocieerde persoonlijkheden met de Universele Vader zelf, zodat ze allen met één naam worden aangeduid.

      4:5.3 (60.2) De bevolking van Urantia heeft nog steeds te lijden van de invloed van primitieve Godsbegrippen. De goden die uitzinnig tekeergaan in de storm, die de aarde doen beven in hun woede en de mensen vellen in hun toorn, die uit misnoegen hun oordeel over de aarde brengen in tijden van hongersnood en watersnood — dit zijn de goden van de primitieve godsdienst; het zijn niet de Goden die leven en de universa regeren. Deze voorstellingen zijn een overblijfsel uit de tijden toen de mensen meenden dat het universum geleid en beheerst werd door de grillen van dergelijke denkbeeldige goden. Maar de sterfelijke mens begint te beseffen dat hij in een domein leeft waar, met betrekking tot de bestuurlijke gedragslijnen en het optreden der Allerhoogste Scheppers en Allerhoogste Beheersers, relatief gezag en orde heersen.

      4:5.4 (60.3) De barbaarse idee dat de toorn van een verbolgen God gestild moet worden, dat een gekrenkte Heer verzoend moet worden, dat men in de gunst komt bij de Godheid door offeranden en boetedoening en zelfs door het vergieten van bloed, vertegenwoordigt een religie die nog volkomen onvolwassen en primitief is, een filosofie die een verlichte eeuw van wetenschap en waarheid onwaardig is. Dergelijke geloofsopvattingen zijn uiterst weerzinwekkend voor de hemelse wezens en goddelijke bestuurders die dienen en regeren in de universa. Het is een belediging voor God om te geloven, stand te houden of te onderrichten dat onschuldig bloed vergoten moet worden om zijn gunst te verwerven of om de denkbeeldige goddelijke gramschap af te wenden.

      4:5.5 (60.4) De Hebreeërs geloofden dat er ‘zonder bloedstorting geen vergeving van zonde kon geschieden.’ Ze hadden zich nog niet vrijgemaakt van het oude heidense denkbeeld dat de toorn der Goden alleen gestild kon worden door de aanblik van bloed, ofschoon Mozes een duidelijke stap vooruit deed toen hij mensenoffers verbood en deze, in het primitieve denken van zijn kinderlijke Bedoeïnen-volgelingen, verving door ceremoniële dierenoffers.

      4:5.6 (60.5) De schenking van een Paradijs-Zoon aan uw wereld was inherent aan de omstandigheid dat er een planetair tijdperk werd afgesloten; zijn komst was onvermijdelijk en werd niet als een noodzakelijke voorwaarde gesteld om de gunst van God te winnen. Deze zelfschenking was toevallig ook de finale persoonlijke daad van een Schepper-Zoon in het lange avontuur waardoor hij de experiëntiële soevereiniteit over zijn universum heeft verdiend. Welk een karikatuur van het oneindige karakter van God is deze leer dat zijn vaderlijk hart in al zijn strenge kilheid en hardheid zo onbewogen bleef door het ongeluk en leed van zijn schepselen, dat hij zijn milde barmhartigheid pas toonde toen hij zijn schuldeloze Zoon zag bloeden en sterven aan het kruis op Golgota!

      4:5.7 (60.6) Maar de bewoners van Urantia zullen bevrijd worden van deze oude dwalingen en deze heidense, bijgelovige opvattingen over de natuur van de Universele Vader. De openbaring van de waarheid omtrent God is verschijnende, en de mensheid is voorbestemd om de Universele Vader te leren kennen in de volle schoonheid van zijn karakter en de lieflijkheid van zijn eigenschappen, zoals zo prachtig uitgebeeld door de Schepper-Zoon die op Urantia verbleef als de Zoon des Mensen en de Zoon van God.

      4:5.8 (61.1) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman van Uversa.]

      Het Urantia Boek

      << Verhandeling 4 | Titels | Inhoudsopgave | Verhandeling 6 >>

      Verhandeling 5

      5:0.1 (62.1) INDIEN het eindige denken van de mens niet kan vatten hoe een zo groot en majesteitelijk God als de Universele Vader kan afdalen uit zijn eeuwige verblijfplaats in de oneindige volmaaktheid om zich met individuele menselijke schepselen te verbroederen, dan moet dit eindige verstand zijn vertrouwen op de goddelijke vriendschap laten berusten op de waarheid van het feit dat er een werkelijk fragment van de levende God woont in het intellect van iedere Urantia-sterveling met een normaal denkvermogen en moreel bewustzijn. De inwonende Gedachtenrichters zijn een deel van de eeuwige Godheid van de Paradijs-Vader. Om God te zoeken en te trachten tot gemeenschap met hem te komen, behoeft de mens niet verder te gaan dan zijn eigen innerlijke ervaring, wanneer zijn ziel de aanwezigheid van deze geestelijke werkelijkheid schouwt.

      5:0.2 (62.2) God heeft de oneindigheid van zijn eeuwige natuur medegedeeld aan, en gespreid over, alle existentiële werkelijkheden van de zes absoluten die zijn gelijken zijn, maar door de bemiddeling van zijn voorpersoonlijke fragmenten kan hij te allen tijde rechtstreeks in persoonlijke verbinding treden met ieder deel, met iedere fase en soort van schepping. En de eeuwige God heeft zich eveneens het prerogatief voorbehouden om persoonlijkheid te schenken aan de goddelijke Scheppers en de levende schepselen in het universum van universa, terwijl hij zich bovendien het prerogatief heeft voorbehouden om, via het persoonlijkheidscircuit, rechtstreeks vaderlijk contact te onderhouden met al deze persoonlijke wezens.

      5:1.1 (62.3) Het onvermogen van het eindige schepsel om de oneindige Vader te benaderen is niet inherent aan de afstandelijkheid van de Vader, maar aan de eindigheid en materiële beperkingen van geschapen wezens. Het geestelijke verschil tussen de hoogste persoonlijkheid die in het universum bestaat en de lagere groepen geschapen, denkende wezens is onvoorstelbaar groot. Indien het mogelijk zou zijn de denkende wezens van lagere orden in één ogenblik te transporteren naar de tegenwoordigheid van de Vader zelf, dan zouden ze niet eens weten dat ze daar waren. Zij zouden zich daar even weinig bewust zijn van de tegenwoordigheid van de Universele Vader als waar ze nu zijn. De sterfelijke mens moet nog een zeer lange weg afleggen aleer hij met recht en reden en binnen de grenzen van het mogelijke, om vrijgeleide kan verzoeken tot in de tegenwoordigheid van de Universele Vader op het Paradijs. Geestelijk moet de mens nog vele malen worden overgebracht, voordat hij een niveau kan bereiken waar hij het geestelijke gezichtsvermogen ontvangt dat hem in staat zal stellen om zelfs maar een van de Zeven Meester-Geesten te zien.

      5:1.2 (62.4) Onze Vader houdt zich niet schuil: hij verkeert niet uit willekeur in afzondering. Hij heeft de rijkdommen der goddelijke wijsheid gemobiliseerd in een nimmer eindigende inspanning om zichzelf te openbaren aan de kinderen van zijn universele domeinen. Zijn majesteitelijke liefde gaat vergezeld van een oneindige grootsheid en onzegbare edelmoedigheid, die hem doen hunkeren naar de omgang met ieder geschapen wezen dat hem kan begrijpen, liefhebben, of benaderen. Het zijn daarom de beperkingen die inherent zijn aan u, die onlosmakelijk zijn verbonden aan uw eindige persoonlijkheid en materieel bestaan, die de tijd, plaats en omstandigheden

Скачать книгу