Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001). Nederland

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001) - Nederland страница 17

Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001) - Nederland

Скачать книгу

voor de vennootschapsbelasting: € 118 000 000;

      b. indien de onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft wel deel uitmaakt van een zodanig samenwerkingsverband: € 118 000 000 vermenigvuldigd met het bedrag aan energie-investeringen van de ondernemer en gedeeld door het gezamenlijke bedrag aan energie-investeringen van de ondernemer en de bedoelde andere deelnemers aan het samenwerkingsverband.

      5. Onder de aanschaffings- of voortbrengingskosten ter zake van een energie-investering als bedoeld in het eerste lid, worden, indien de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, tevens begrepen de kosten van een advies ter zake van energiebesparende maatregelen in gebouwen of bij processen dat op die investering of mede op die investering betrekking heeft en voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.

      6. De energie-investeringsaftrek is van toepassing indien de energie-investering is aangemeld bij Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

      7. Bij ministeriële regeling kunnen:

      a. in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde verklaring en

      b. regels worden gesteld met betrekking tot het zesde lid.

      8. Tegen de in het eerste lid bedoelde verklaring staat beroep open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen de belanghebbende en Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.

      Artikel 3.42a. Milieu-investeringsaftrek

      1. Indien in een kalenderjaar in een onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft, wordt geïnvesteerd in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen, en de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, wordt een in het derde lid aangewezen percentage van het bedrag aan milieu-investeringen in de onderscheiden categorieën ten laste gebracht van de winst over dat jaar (milieu-investeringsaftrek).

      2. Milieu-investeringen zijn investeringen, behorend tot categorie I, II respectievelijk III, die door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in overeenstemming met Onze Minister en na overleg met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij ministeriële regeling zijn aangewezen in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu.

      3. Bij een bedrag aan milieu-investeringen in een kalenderjaar van meer dan € 2300 bedraagt de milieu-investeringsaftrek voor milieu-investeringen die behoren tot categorie I 36 percent, voor milieu-investeringen die behoren tot categorie II 27 percent en voor milieu-investeringen die behoren tot categorie III 13,5 percent.

      4. Onder de aanschaffings- of voortbrengingskosten ter zake van een milieu-investering als bedoeld in het eerste lid, worden, indien de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, tevens begrepen de kosten van een advies ter zake van:

      a. vermindering van emissies, veroorzaakt door bestaande en toekomstige activiteiten in een door de onderneming beheerd, bestaand object;

      b. het ontwikkelen en aanpassen van processen en producten die leiden tot een vermindering van de belasting van het milieu;

      mits dat advies op de aangewezen investering of mede op de aangewezen investering betrekking heeft en voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.

      5. Het vierde lid is slechts van toepassing indien het advies betrekking heeft op een kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van Verordening EG nr. 70/2001.

      6. Voorzover met betrekking tot een investering bij de aangifte wordt gekozen voor energie-investeringsaftrek, blijft toepassing van de milieu-investeringsaftrek achterwege.

      7. De milieu-investeringsaftrek is slechts van toepassing indien de aangegane verplichtingen of de in het jaar gemaakte voortbrengingskosten zijn aangemeld bij Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

      8. Bij ministeriële regeling kunnen in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu nadere regels worden gesteld met betrekking tot het zevende lid.

      Artikel 3.42b [Vervallen per 01-07-2007]

      Artikel 3.43. Begrip investeren

      1. Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen ter zake van de aanschaffing of de verbetering van een bedrijfsmiddel, alsmede het maken van voortbrengingskosten ter zake van een bedrijfsmiddel, voorzover die verplichtingen en kosten op de belastingplichtige drukken.

      2. Onze Minister kan bepalen dat met investeren tot door hem vast te stellen bedragen wordt gelijkgesteld het wijzigen van de bestemming van een bedrijfsmiddel als bedoeld in artikel 3.45, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, zodanig dat het bedrijfsmiddel voortaan hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het in Nederland drijven van een onderneming of gedeelte van een onderneming.

      Artikel 3.44. Investeringsaftrek bij nog niet in gebruik genomen bedrijfsmiddelen

      1. Indien bij het einde van het kalenderjaar het bedrijfsmiddel nog niet in gebruik is genomen en de investeringsaftrek zou uitgaan boven wat bij het einde van dat kalenderjaar ter zake van de investering is betaald, wordt in afwijking in zoverre van de artikelen 3.41, 3.42 en 3.42a een bedrag gelijk aan de betaling in aanmerking genomen en wordt het meerdere in aanmerking genomen in de volgende kalenderjaren en wel voorzover betalingen plaatsvinden, maar niet later dan in het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen.

      2. Bij het staken van de onderneming en bij de eindafrekening als bedoeld in artikel 3.61 wordt de investeringsaftrek voor het geheel in aanmerking genomen in het jaar van staking, respectievelijk eindafrekening.

      Artikel 3.45. Uitgesloten bedrijfsmiddelen voor investeringsaftrek

      1. Voor de investeringsaftrek behoren niet tot de bedrijfsmiddelen:

      a. bedrijfsmiddelen waarvan het investeringsbedrag minder bedraagt dan € 450;

      b. bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om — direct of indirect — hoofdzakelijk te worden gebruikt:

      1°. voor de uitoefening van het bosbedrijf als bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, tenzij de voordelen daaruit volgens artikel 3.11, tweede lid, tot de winst behoren;

      2°. voor het drijven van een onderneming, of een gedeelte van een onderneming, op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is;

      c. gronden, met inbegrip van de ondergrond van gebouwen, met uitzondering van verbetering van grond indien de verbeteringskosten plegen te worden afgeschreven;

      d. woonhuizen en woonschepen, met inbegrip van de gedeelten van andere zaken die dienen voor bewoning;

      e. personenauto's als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg;

      f. vaartuigen

Скачать книгу