Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001). Nederland

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001) - Nederland страница 18

Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001) - Nederland

Скачать книгу

eerste lid, onderdeel b;

      g. effecten, vorderingen, goodwill alsmede vergunningen, ontheffingen, concessies en andere dispensaties van publiekrechtelijke aard en

      h. dieren.

      2. Voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek:

      a. behoren tot de bedrijfsmiddelen mede niet bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om — direct of indirect — hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden, en

      b. is het eerste lid, onderdeel e, niet van toepassing met betrekking tot auto’s die voldoen aan de eisen omtrent CO2-uitstoot, bedoeld in artikel 3.20, tweede lid, onderdeel a, onderscheidenlijk derde lid, onderdeel a, of tweede volzin.

      3. Voor de milieu-investeringsaftrek is het eerste lid, onderdeel e, niet van toepassing.

      4. Voor de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek behoren tot de bedrijfsmiddelen mede niet bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om — direct of indirect — hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan:

      a. niet in Nederland wonende natuurlijke personen of gevestigde lichamen of

      b. natuurlijke personen of lichamen voor het drijven van een onderneming of een gedeelte van een onderneming, op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.

      5. Onze Minister kan bepalen dat het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, en het vierde lid niet van toepassing zijn.

      Artikel 3.46. Uitgesloten verplichtingen voor investeringsaftrek

      1. Voor de investeringsaftrek worden niet in aanmerking genomen verplichtingen aangegaan tussen:

      a. de belastingplichtige en personen die tot zijn huishouden behoren;

      b. bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of personen die behoren tot hun huishouden;

      c. gerechtigden tot een nalatenschap waartoe het bedrijfsmiddel behoort of

      d. degene die voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in een lichaam en dat lichaam.

      2. Onze Minister kan bepalen dat het eerste lid niet van toepassing is.

      Artikel 3.47. Desinvesteringsbijtelling

      1. Indien in een kalenderjaar tegen overdrachtsprijzen voor een bedrag van meer dan € 2300 aan goederen wordt vervreemd, wordt van de overdrachtsprijzen een gelijk percentage als ter zake van de investering in die goederen als investeringsaftrek in aanmerking is genomen, ten bate van de winst over dat jaar gebracht (desinvesteringsbijtelling).

      2. Desinvesteringsbijtelling heeft alleen plaats voorzover de vervreemding plaatsvindt binnen vijf jaar na het begin van het kalenderjaar waarin de investering heeft plaatsgevonden en wordt over geen hoger bedrag berekend dan het investeringsbedrag voorzover daarover investeringsaftrek in aanmerking is genomen.

      3. Met vervreemding wordt gelijkgesteld:

      a. het onttrekken van een goed aan de onderneming;

      b. het wijzigen van de bestemming van een goed zodanig dat dit gaat voldoen aan de omschrijving van artikel 3.45, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, en

      c. het wijzigen van de bestemming van een goed zodanig dat dit gaat voldoen aan de omschrijving van artikel 3.45, eerste lid, onderdeel b, onder 2°.

      4. Voor de toepassing van het derde lid geldt de waarde in het economische verkeer van het goed als overdrachtsprijs.

      5. Indien een investering ongedaan wordt gemaakt, of voor een investering een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt genoten, geldt dat als vervreemding van een goed en geldt het bedrag van die investering, vermindering, teruggaaf of vergoeding als overdrachtsprijs.

      6. Onder ongedaan maken van een investering wordt mede verstaan:

      a. het niet betaald zijn binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting van ten minste 25 % van het investeringsbedrag ter zake van die verplichting, tenzij het bedrijfsmiddel binnen die periode in gebruik is genomen en

      b. het niet in gebruik genomen zijn van een bedrijfsmiddel binnen drie jaar na het begin van het kalenderjaar waarin de investering is gedaan.

      7. Onze Minister kan bepalen dat het derde lid, onderdeel c, of het zesde lid niet van toepassing is.

      Artikel 3.47a [Vervallen per 01-07-2007]

      Artikel 3.48 [Vervallen per 01-01-2004]

      Artikel 3.49 [Vervallen per 01-01-2004]

      Artikel 3.50 [Vervallen per 01-01-2004]

      Artikel 3.51. Toepasselijk regime investeringsaftrek

      De investeringsaftrek en de desinvesteringsbijtelling vinden plaats volgens de regels voor het tijdvak waarin de investering heeft plaatsgevonden.

      Artikel 3.52. Wijziging willekeurige afschrijving en investeringsaftrek

      1. Bij ministeriële regeling:

      a. kan de willekeurige afschrijving in het algemeen of voor bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen of bepaalde groepen van aangewezen bedrijfsmiddelen buiten toepassing worden gesteld, of per kalenderjaar worden beperkt, en wel:

      1°. indien het milieu-bedrijfsmiddelen betreft: na overleg met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

      2°. indien het andere aangewezen bedrijfsmiddelen betreft: na overleg met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

      b. kunnen de in artikel 3.41, tweede lid, derde kolom, vermelde percentages en bedragen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en de in artikel 3.42, derde lid, en artikel 3.42a, derde lid, vermelde percentages voor de energie-investeringsaftrek, onderscheidenlijk milieu-investeringsaftrek worden vervangen door andere.

      2. Een regeling als bedoeld in het eerste lid mag slechts strekken tot het bereiken van zoveel mogelijk evenwicht tussen het gebruik van de regeling inzake de willekeurige afschrijving, respectievelijk de investeringsaftrek en de daarvoor uitgetrokken bedragen.

      Artikel 3.52a. Aanvullende aftrek speur- en ontwikkelingswerk

      1. Bij het bepalen van de winst komt aanvullend in aftrek een bedrag wegens kosten of uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht speur- en ontwikkelingswerk, met uitzondering van loonkosten, zoals vastgesteld in een door Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ten name van de belastingplichtige afgegeven beschikking (RDA-beschikking). Het bedrag van de RDA-beschikking komt ten laste van de winst op de dag van de dagtekening van die beschikking.

      2. Bij het bepalen van de winst wordt ten bate van de winst gebracht een bedrag wegens een correctie van een eerder ten name van de belastingplichtige afgegeven RDA-beschikking en wel tot het bedrag zoals vastgesteld in een door Onze Minister van

Скачать книгу