Het 'John Grier Home'. Джин Уэбстер
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Het 'John Grier Home' - Джин Уэбстер страница 5
Hoewel onze kinderen niet altijd dapper zijn, blijken het toch echte vechtersbazen te wezen. Zoo heeft de kleine Thomas Kehoe den duim van den tandarts bijna in tweeën gebeten, nadat hij een heele tafel met instrumenten omver had gegooid en zoo zie je, dat er zoowel lichamelijke kracht als moed vereischt wordt om de tandheelkundige dienst in het John Grier Home te vervullen.
Ik werd daar juist in mijn brief onderbroken door een welwillende dame, die het gesticht wenschte te zien. Zij stelde een vijftigtal hoogst onbeduidende vragen, nam een uur van mijn kostbaren tijd in beslag, veegde eindelijk een traan van haar dorre, maagdelijke wangen en liet een dollar achter voor "die arme, kleine schapen".
Tot dusver zijn mijn arme, kleine schapen niet al te enthousiast over de aangebrachte veranderingen. Ze voelen heel weinig voor den plotselingen stroom van versche lucht en den watervloed, die over hen wordt uitgestort. Ik heb twee baden per week ingesteld en zoodra wij genoeg kuipen hebben en een paar extra douches, krijgen ze er elken dag een.
Maar ten slotte heb ik toch een bij allen hoogst welkome verandering ingesteld: onze dagelijksche rekening voor eten heb ik vergroot, een wijziging, die door onze kokkin als een zeer groote last en door den verderen staf als een overbodige geldverspilling wordt beschouwd. ZUINIGHEID, in reuzenletters geschreven, heeft zoo vaak als hoofdregel van het gesticht gegolden, dat het een deel van zijn godsdienst begon uit te maken. Ik verzeker mijn schuchtere medewerkers wel twintig maal per dag, dat de middelen, dank zij de edelmoedigheid van onzen president, verdubbeld zijn, terwijl ik van Mevrouw Pendleton nog een vaste toelage heb gekregen voor nuttige uitgaven, zooals roomijs, maar toch kunnen zij er niet over heen, dat het beslist geldverspilling is om deze kinderen op die wijze te voeden.
De dokter en ik hebben met zorg het menu van den laatsten tijd bestudeerd en zijn beiden al evenzeer verbaasd over de werking van de hersens, die zoo iets hebben kunnen samenstellen. Hier heb je een van de meest voorkomende avondmaaltijden:
Gekookte Aardappelen,
Gekookte Rijst,
Maizenapudding.
Het verwondert me nog, dat de kinderen iets meer dan 111 propjes meel geworden zijn.
Als je het instituut rondkijkt, zou je geneigd zijn Robert Browning als volgt te citeeren:
"There can be heaven; – there must be hell;
Meantime, there is the John Grier – well!"
Lieve Judy,
Dr. Robin MacRae en ik vochten gisteren weer over het een of ander bagatel (ik had gelijk) en sedert dien tijd heb ik onzen dokter een specialen lievelingsnaam geschonken. "Goeden morgen, waarde vijand", luidde vandaag mijn ochtendgroet, die hem ten zeerste ontstelde. Hij beweerde, dat hij niet als een vijand beschouwd wil worden en hij is ook niet in het minst strijdlustig – zoo lang ik mij liefelijk naar zijne wenschen richt!
Wij hebben twee nieuwe kinderen, Isidor Gutschneider en Max Yog, die ons door de Baptist Ladies' Aid Society op ons dak zijn gestuurd. Waar ter wereld zouden die kinderen zoo'n godsdienst opgepikt hebben? Ik wou ze eerst niet nemen, maar die arme dames waren zeer welbespraakt en ze betalen de vorstelijke som van $ 4.50 per kind, dus hebben we er nu 113. Het is dus overvol, zooals je wel begrijpt! Ik heb een half dozijn babies weg te geven. Vind jij nu eens een paar lieve families voor mij uit, die ze willen aannemen!
Je weet, dat het heel lastig is om niet precies te weten hoe groot je familie is, maar de mijne schijnt van dag tot dag te varieeren, evenals de koers van de markt. Ik zou het wel graag op pari willen houden. Wanneer een vrouw meer dan honderd kinderen heeft, kan ze niet allen die zorg en toewijding geven, waarop ze aanspraak hebben.
Deze brief heeft twee dagen op mijn lessenaar gelegen zonder dat ik den tijd kon vinden om er een postzegel op te plakken, maar nu heb ik een heelen vrijen avond en zal ik er nog een paar zijdjes aan toevoegen voordat ik hem de zonnige reis naar Florida laat maken.
Ik begin zoo langzamerhand eenig verschil in de gezichten van mijn kinderen op te merken. Eerst scheen het, of ik ze nooit uit elkaar zou kunnen houden, ze leken met die afschuwelijke uniform aan zoo allerverschrikkelijkst naar één model geknipt.
Schrijf nu alsjeblieft niet dadelijk terug, dat je alle kinderen in nieuwe kleeren gestoken wilt hebben. Ik weet, dat je dat wilt, je hebt het me al minstens vijf keer gezegd. Over een maand ongeveer zal ik zoover zijn, om ook dit vraagstuk te overdenken, maar tot dien tijd zijn er belangrijker zaken, die geregeld moeten worden, dan de buitenkantjes van mijn kinders!
Ik kan er niet langer in dubio over zijn – zoo'n heele menigte weesjes spreken niet tot mijn hart, en ik ben bang, dat het veelbesproken en bezongen moederinstinct in mijn boezem geen plaatsje heeft gevonden. Neutraal bekeken, zijn kinderen kleine vuile wezentjes met neusjes, die steeds vragen gesnoten te worden. Hier en daar pik ik er een kleine rakker uit, die wel een glimp meer belangstelling opwekt, maar voor de rest is het een groote massa van witte gezichten en blauwgeruit katoen.
Toch nog met één uitzondering: Sadie Kate Kilcoyne maakte zich, al van den eersten dag af aan, uit de groote massa kenbaar en eigent zich het recht toe, dit te mogen blijven doen. Ze is mijn speciaal boodschappenmeisje en zorgt ervoor, dat het mij geen dag aan een vermakelijke scène ontbreekt. Geen kattekwaad is er in de laatste acht jaar in het gesticht uitgevoerd, of het plan ontsproot aan het avontuurlijk, abnormaal ondeugend brein van deze jonge dame. Zij heeft, in mijn oogen althans, een zeer merkwaardige geschiedenis achter den rug, ofschoon ik wel begrijp, dat het in vondelingenkringen een zeer alledaagsche is. Elf jaar geleden werd zij op de stoep van een Thirty-ninth Street huis gevonden, slapende in een kartonnen doos, welke geëtiketteerd was "Altman & Co." "Sadie Kate Kilcoyne, vijf weken oud. Weest goed voor haar", stond met drukletters op een van de zijkanten te lezen.
De politieagent, die haar opnam, bracht haar naar Bellevue, waar de vondelingen, al naar gelang van hun aankomst, om de beurt Katholiek en Protestant worden gedoopt en ingeschreven met volstrekte onpartijdigheid, en onze Sadie Kate werd, ondanks haar naam en blauwe, Iersche oogen, tot Protestante gemaakt. Hier wordt ze nu met den dag al Ierscher en Ierscher, maar, overeenkomstig haar doop, protesteert ze al luider en luider tegen elke kleinigheid in het leven.
Haar twee kleine zwarte vlechtjes steken altijd in tegenovergestelde richting aan weerskanten van haar hoofd uit, haar klein apensnoetje straalt van ondeugendheid. Ze is handig en vlug als een heuschig apenkindje en je moet haar den heelen dag bezig houden. De aanteekeningen van haar zouden bladzijden in het register beslaan! Het laatste verhaal luidt als volgt:
"Maggie Geer overgehaald een deurknop in haar mond te stoppen. Bestraffing: om 1 uur 's middags naar bed en droog brood voor avondeten".
Het schijnt, dat Maggie Geer begiftigd is met een mond van buitengewone elasticiteit en wel den deurknop in haar mond kon krijgen, maar er niet meer uit kon halen. De dokter kwam erbij te pas en loste het probleem vernuftig met een beboterde laarzentrekker op. Sedert heeft hij het arme schaap de "beboterde Maggie" gedoopt.
Je kunt je voorstellen hoe zeer mijn brein erop bedacht is, elk vrij oogenblik van Sadie Kate's bestaan te benutten!
Er zijn wel honderdduizend dingen, die ik met onzen President zou willen bespreken. Ik vind het ook lang niet aardig van jou en hem, om mij met je Vondelingengesticht op te schepen en zelf voor je pleizier naar het Zuiden te reizen. Het zou een goede straf voor je zijn als ik alles averechts verkeerd deed! Denk aan mij, arme, terwijl je in je eigen auto langs prachtige lanen tuft en bij dichterlijk maanlicht onder de palmboomen wandelt, aan mij, die van een New-Yorksche Maartregenbui