Een Hof Voor Dieven . Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Hof Voor Dieven - Морган Райс страница 4

Een Hof Voor Dieven  - Морган Райс Een Troon Voor Zusters

Скачать книгу

Sophia haatte het feit dat ze nog steeds stonden te kijken, verstijfd als standbeelden, onbeweeglijk van angst. Waarom hielpen ze haar niet? Waarom deinsden ze niet eens terug van afschuw, waarom probeerden ze het Huis der Onbekenden niet te ontvluchten? Ze stonden daar terwijl Zuster O’Venn langs hen heen liep, haar bloederige zweep in haar hand.

      “Jullie kwamen bij ons als niets, als bewijsmateriaal van andermans zondes, of als het uitschot van de wereld!” riep de gemaskerde non. “Jullie vertrekken hier als jongens en meisjes die klaar zijn om de wereld te dienen zoals het hoort. Deze hier wilde vluchten voor haar arbeidscontract. Ze heeft hier jarenlang van veiligheid en onderwijs geprofiteerd, en ze probeerde te vluchten voor de prijs!”

      Want de prijs was de rest van de levens van de wezen, die als slaaf werkten voor degenen die bereid waren voor de kosten van hun opvoeding te betalen. Theoretisch gezien was het mogelijk om de kosten terug te betalen, maar hoeveel slaagden daar daadwerkelijk in, en hoeveel moesten ze lijden in de jaren die dat kostte?

      “Deze had dagen geleden tewerkgesteld moeten worden!” zei de gemaskerde non wijzend. “Nou, morgen is het zover. Ze zal verkocht worden als het ondankbare kreng dat ze is, en dit keer zal ze het niet makkelijk krijgen. Er zullen geen vriendelijke mannen zijn die een vrouw willen kopen, of aristocraten die een dienstmeid zoeken.”

      Dat was wat hier most doorgaan voor een goed leven, een makkelijk leven. Sophia haatte dat bijna net zo erg als de mensen hier. Ze haatte ook de gedachte aan wat er nu met haar zou gaan gebeuren. Ze had op het punt gestaan om de vrouw van een prins te worden, en nu…

      “Degenen die een verdorven meid als zij willen,” zei Zuster O’Venn, “zijn wrede mannen met nog wredere doelen. Dit meisje heeft het over zichzelf afgeroepen, en nu zal ze gaan waar ze heen moet.”

      “Waar jullie me heen sturen!” kaatste Sophia terug, want ze kon uit de gedachten van de gemaskerde non aflezen dat ze de ergste mensen had laten komen die ze kon bedenken. Het feit dat ze dat kon zien was al een marteling op zich. Ze keek naar de andere gemaskerde nonnen en probeerde door hun sluiers heen te kijken, om de vrouwen die eronder zaten te bereiken.

      “De enige reden dat ik bij zulke mensen terechtkom is omdat jullie daarvoor kiezen. Jullie kiezen ervoor om ons te verkopen. Jullie verkopen ons alsof we niets waard zijn!”

      “Jullie zijn ook niets waard,” zei Zuster O’Venn, en ze duwde de treknagel weer in Sophia’s mond.

      Sophia keek haar dreigend aan en zocht een greintje menselijkheid. Ze kon niets vinden. Het enige dat ze vond was wreedheid die vermomd werd als noodzakelijke striktheid, en kwaad dat deed alsof het plicht was, zonder dat er overtuiging achter zat. Zuster O’Venn vond het gewoon leuk om de zwakkeren pijn te doen.

      Toen deed ze Sophia pijn, en Sophia kon niets anders doen dan schreeuwen.

      Ze rukte aan de trouwen en probeerde zich los te trekken, of in elk geval de ruimte te vinden om de zweep te ontsnappen. Ze kon echter niets doen behalve schreeuwen. Ze smeekte stilletjes naar het hout waar ze in beet terwijl haar geschreeuw door de stad galmde, en ze hoopte dat haar zusje haar kon horen.

      Er kwam geen antwoord, behalve het gestage gefluit van de gevlochten lederen strengen en de klappen tegen haar bebloede rug. De gemaskerde non sloeg haar met een schijnbaar onuitputtelijke kracht, ver voorbij het punt waar Sophia’s benen haar konden dragen, en voorbij het punt waar ze nog de kracht had om te schreeuwen.

      Ergens moest ze bewusteloos zijn geraakt, maar dat maakte geen verschil. Zelfs Sophia’s nachtmerries zaten vol geweld, en kwamen met oude herinneringen aan een brandend huis en mannen waar ze voor moest vluchten. Toen ze weer bijkwam waren ze klaar, en was iedereen weg.

      Nog steeds vastgebonden aan de paal begon Sophia te huilen, terwijl de regen het bloed van haar rug spoelde. Het zou makkelijk te geloven zijn dat het niet erger kon worden, maar dat kon het wel.

      Het kon nog zoveel erger.

      En morgen zou dat ook gebeuren.

      HOOFDSTUK TWEE

      Kate stond boven Ashton en keek toe hoe de stad brandde. Ze had gedacht dat ze blij zou zijn, maar dit was niet alleen maar het Huis der Onbekenden, of de plekken waar de havenwerkers hun binnenschepen hadden aangemeerd.

      Dit was alles.

      Hout en riet vatten vlam, en Kate kon de doodsangsten van de mensen in de brede cirkel van huizen voelen. Het kabaal van kanonnen overstemde het geschreeuw van de stervenden, en Kate zag grote delen van gebouwen vallen alsof ze van papier waren gemaakt. Ze hoorde donderbussen, en er zeilden zoveel pijlen door de lucht dat ze de hemel niet eens meer kon zien. Ze vielen, en Kate liep door de regen van pijlen met de vreemde, gedetacheerde kalmte die je alleen maar in dromen kon voelen.

      Nee, geen droom. Dit was meer dan een droom.

      Wat voor krachten er ook in Siobhans fontein zaten, ze stroomden nu door Kate heen, en ze zag overal om haar heen de dood. Paarden renden door de straten terwijl hun ruiters om zich heen sloegen met sabels en zwaarden. Geschreeuw rees op, tot het de stad leek te vullen zoals de vlammen dat deden. Zelfs de rivier leek nu in brand te staan, maar toen Kate beter keek, zag ze dat het de binnenschepen waren waar de vlammen oversloegen, terwijl de bemanningsleden vochten om ervan af te komen. Kate was op een binnenschip geweest, en ze kon wel raden naar hoe angstaanjagend die vlammen moesten zijn.

      Er renden figuren door de straten, en het was makkelijk om het verschil te zien tussen de in paniek geraakte inwoners van de stad en de figuren in okerkleurige uniformen die op hen inhakten met hun zwaarden. Kate had nog nooit de plundering van een stad meegemaakt, maar dit was afschuwelijk. Het was geweld om het geweld, en het leek er niet op dat er snel een einde aan zou komen.

      De rijen met vluchtelingen liepen nu tot ver buiten de stad. Ze hadden de bezittingen die ze konden dragen gepakt en hadden Ashton verlaten. Zouden ze asiel zoeken in de Ridings of verder gaan, naar steden als Treford of Barriston?

      Toen zag Kate de ruiters op hen afstormen, en ze wist dat de vluchtelingen niet ver zouden komen. Achter hen waren alleen maar vlammen, dus ze konden geen kant op. Hoe zou het zijn om zo gegrepen te worden?

      Maar dat wist ze toch al, of niet?

      Het beeld veranderde, en nu wist Kate dat ze niet langer keek naar iets dat kon gebeuren, maar iets dat al was gebeurd. Ze kende deze droom, omdat het een droom was die ze al te vaak had gehad. Ze was in een oud huis, een groot huis, en er naderde gevaar.

      Maar deze keer was er iets anders. Er waren mensen, en Kate keek van zo laag naar hen op dat ze wist dat ze heel klein moest zijn. Er was een man die er bezorgd maar sterk uitzag, gekleed in het haastig aangetrokken fluwelen gewaad van een adellijke. Zijn krullende zwarte pruik had hij niet opgedaan in zijn haast, en zijn korte grijze haar was zichtbaar. De vrouw die bij hem was zag er prachtig maar verfomfaaid uit, alsof ze er normaal gesproken een uur over deed om zich aan te kleden met de hulp van haar dienstmeisjes, en het nu in enkele minuten had gedaan. Ze zag er aardig uit, en Kate strekte haar handen naar haar uit. Ze begreep niet waarom de vrouw haar niet wilde optillen, terwijl dat was wat ze altijd deed.

      “We hebben geen tijd,” zei de man. “En als we allemaal proberen weg te komen, zullen ze ons gewoon volgen. We moeten afzonderlijk gaan.”

      “Maar de kinderen—” begon de vrouw. Kate wist zonder dat iemand het haar verteld had dat dit haar moeder was.

      “Ze zijn veiliger als ze niet bij ons zijn,” zei haar vader.

Скачать книгу