Een Hof Voor Dieven . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Hof Voor Dieven - Морган Райс страница 7
Sophia slikte bij de gedachte. Ze had er niet bij stil gestaan hoe zorgvuldig ze de striemen van haar afranselingen onder haar grauwgrijze uniform hadden verborgen. Weer moest ze denken aan veehouders, alleen dan nu aan het soort paardenhandelaar dat de vacht van zijn paard zou verven om een betere prijs te krijgen.
Ze sleurden haar door de gangen van het weeshuis, en dit keer waren er geen toeschouwers. Ze wilden niet dat de kinderen dit deel zouden zien, waarschijnlijk omdat het hen zou herinneren aan het lot dat hen te wachten stond. Het zou hen aanmoedigen om te vluchten, terwijl het pak slaag van de vorige avond hen waarschijnlijk zo bang had gemaakt dat ze het nooit zouden durven.
Ze gingen nu naar het gedeelte van het Huis der Onbekenden waar de kinderen niet mochten komen, naar de ruimtes die alleen voor de nonnen en hun bezoekers waren gereserveerd. Het meeste was simpel, hoewel er hier en daar wel tekens van rijkdom te zien waren, in vergulde kandelaars, of in de zilveren glans van een ceremonieel masker.
De kamer waar ze Sophia heen brachten was chique voor de standaarden van het weeshuis. Het zag eruit als de ontvangstkamer van een adellijk huis. Er stonden stoelen langs de muren, elk met een klein tafeltje met een drinkbeker met wijn en een dienblad met bonbons. Aan de andere kant van de kamer stond Zuster O’Venn achter een tafel, een stuk opgevouwen perkament naast haar. Sophia vermoedde dat dat de overeenkomst voor haar arbeidscontract was. Zouden ze haar vertellen voor hoeveel ze werd doorverkocht?
“Formeel gezien,” zei Zuster O’Venn, “zijn we, voor we je verkopen, verplicht om je te vragen of je de middelen hebt om je schuld aan de godin te vereffenen. Het bedrag staat hier. Kom, waardeloos kind, en zie wat je echt waard bent.”
Sophia had geen keus; ze brachten haar naar de tafel en ze keek naar het stuk perkament. Ze was niet verrast om te zien dat elke maaltijd en elke overnachting genoteerd was. Het totaalbedrag was zo hoog dat Sophia instinctief terugdeinsde.
“Heb je de middelen om deze schuld te vereffenen?” herhaalde de non.
Sophia staarde haar aan. “Je weet dat ik dat niet heb.”
Er stond een stoel in het midden van de kamer, gemaakt van hard hout, een groot contrast met de rest van de kamer. Zuster O’Venn wees ernaar.
“Dan ga je daar zitten, en je gaat je gedragen. Je spreekt niet tenzij je iets gevraagd wordt. Je zult elke instructie onmiddellijk opvolgen. Doe je dat niet, dan volgt er straf.”
Sophia had te veel pijn om niet te gehoorzamen. Ze liep naar de lage stoel en ging zitten, terwijl ze haar blik neersloeg om maar niet de aandacht van de nonnen te trekken. Toch keek ze stiekem toe toen er figuren de kamer binnenkwamen, mannen en vrouwen, allemaal met een aura van rijkdom om hen heen. Sophia kon niet veel van hen zien, want net als de nonnen droegen ze sluiers, duidelijk zodat niemand zou zien wie er geïnteresseerd was om haar als een stuk vee te kopen.
“Bedankt voor jullie komst,” zei Zuster O’Venn, en ineens had ze de gladde stem van een koopvrouw die de kwaliteiten van één of andere fijne zijde of parfum aanprees. “Ik hoop dat jullie het de moeite waard zullen vinden. Neem gerust de tijd om het meisje te bekijken. Vervolgens kunnen jullie een bod uitbrengen.”
Ze gingen om Sophia heen staan en staarden naar haar zoals een chef-kok een stuk vlees op de markt zou hebben bekeken, en zou hebben gecontroleerd of er geen sporen van rotting of overmatige pezen te zien waren. Een vrouw vroeg Sophia om naar haar te kijken, en Sophia deed haar best om te gehoorzamen.
“Ze heeft een goede kleur,” zei de vrouw, “en ik denk dat ze mooi genoeg is.”
“Jammer dat ze ons haar niet met een jongen willen laten zien,” zei een dikke man. Hij had een accent dat haar vertelde dat hij van de andere kant van het Meswater kwam. Zijn dure zijden kleren hadden zweetplekken, en de stank werd verhuld door een parfum dat waarschijnlijk beter geschikt was voor een vrouw. Hij wierp de nonnen een blik toe, alsof Sophia er niet bij was. “Tenzij jullie mening in dat opzicht is veranderd, zusters?”
“Dit is nog altijd een plek van de Godin,” zei Zuster O’Venn, en Sophia hoorde de oprechte afkeuring in haar stem. Vreemd dat haar dat tegenstond, wanneer ze de rest wel prima vond, dacht Sophia.
Ze gebruikte haar gave om de gedachten van de aanwezigen te lezen. Ze wist niet wat ze daarmee hoopte te bereiken, want ze zou met geen mogelijkheid hun meningen over haar kunnen beïnvloeden. Het gaf haar alleen maar inzicht in dezelfde wrede gedachten, dezelfde hardvochtige doeleinden. Het beste waar ze op kon hopen was dienstbaarheid. Het ergste deed haar huiveren van angst.
“Hmm, ze huivert prachtig als ze bang is,” zei een man. “Te delicaat voor de mijnen, denk ik, maar ik zal toch een bod uitbrengen.”
Hij liep naar Zuster O’Venn toe en fluisterde een bedrag in haar oor. Eén voor één deden de anderen hetzelfde. Toen ze klaar waren, keek ze de kamer rond.
“Op het moment heeft Meister Karg het hoogste bod,” zei Zuster O’Venn. “Zijn er nog mensen die hun bod willen verhogen?”
Een stel leek het te overwegen. De vrouw die in Sophia’s ogen had willen kijken liep naar de gemaskerde non toe, en fluisterde een ander bedrag in haar oor.
“Bedankt, allemaal,” zei Zuster O’Venn. “We zijn eruit. Meister Karg, het arbeidscontract is nu uw eigendom. Ik ben verplicht u eraan te herinneren dat wanneer het betaald wordt, het meisje vrij is om te gaan.”
De dikke man snoof onder zijn sluier, en trok hem weg. Daaronder zat een rossig gezicht met te veel kinnen, dat er niet bepaald beter uitzag door de aanwezigheid van zijn borstelige snor.
“En wanneer is dat ooit met mijn meisjes gebeurd?” vroeg hij. Hij stak een pafferige hand uit. Zuster O’Venn pakte het contract en overhandigde het hem.
De anderen maakten geërgerde geluidjes, hoewel Sophia kon voelen dat een aantal van hen al aan andere mogelijkheden dachten. De vrouw die een nieuw bod had gedaan vond het jammer dat ze verloren had, maar alleen in de mate waarop ze het vervelend vond als één van haar paarden een race verloor tegen een paard van haar buren.
Sophia zat de hele tijd op haar stoel, niet in staat om te bewegen bij de gedachte dat haar hele leven zo gemakkelijk aan een ander werd overhandigd. Een paar dagen geleden had ze op het punt gestaan om met een prins te trouwen, en nu… nu stond ze op het punt eigendom van deze man te worden?
“Dan is er alleen nog de betaling die geregeld moet worden,” zei Zuster O’Venn.
De dikke man, Meister Karg, knikte. “Ik zal het meteen regelen. Het is beter om contant te betalen dan naar de bank te gaan als er een schip klaar staat om te vertrekken.”
Een schip? Wat voor schip? Waar wilde deze man haar heen brengen? Wat was hij met haar van plan? Ze griste de antwoorden op die vraag zonder moeite uit zijn gedachten, en alleen het idee al was genoeg om Sophia te doen opstaan, klaar om te vluchten.
Sterke handen hielden haar tegen, en de nonnen grepen haar armen vast. Meister Karg bekeek haar met een nonchalante minachting.
“Laat haar naar mijn wagen brengen, wil je? Ik zal de zaken hier afhandelen, en dan…”
En dan kon Sophia zien dat haar leven nog afschuwelijker zou worden. Ze wilde vechten, maar er was niets dat ze kon doen terwijl de anderen haar wegleidden. Niets.
In de privacy van haar eigen gedachten schreeuwde ze om de hulp van haar zusje.
Maar