Nacht van de Dapperen . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Nacht van de Dapperen - Морган Райс страница 3
Er klonk gerommel in de verte, en toen Duncan opkeek zag hij tot zijn grote blijdschap Leifall en zijn mannen van Leptus en Anvin en Aidan, met White op hun hielen, terugkeren van Everfall om zich met hen te herenigen. Ze werden vergezeld door Leifalls kleine leger van enkele honderden mannen. Hun triomfantelijk geschreeuw was zelfs vanaf hier hoorbaar.
Duncan keek weer naar het noorden en zag een zwarte horizon in de verte. Daar, op misschien een dag rijden, waren de overblijfselen van het Pandesiaanse leger zich aan het voorbereiden om hun nederlaag te wreken. De volgende keer zouden ze niet met tienduizend man aanvallen, wist Duncan, maar met honderdduizend.
Duncan wist dat ze niet veel tijd hadden. Hij had één keer geluk gehad, maar hij zou met geen mogelijkheid een aanval van honderdduizend soldaten aan kunnen, zelfs niet met alle trucs in de wereld. En hij had geen trucs meer. Hij had een nieuwe strategie nodig, en snel.
Terwijl zijn mannen zich om hem heen verzamelden, keek Duncan naar hun harde, ernstige gezichten. Hij wist dat deze grote krijgers naar hem keken om hen te leiden. Hij wist dat wat voor beslissing hij ook zou nemen, het zou niet alleen hem beïnvloeden, maar al deze geweldige mannen—inderdaad, het zou het lot van Escalon beïnvloeden. Hij was het hen allemaal verschuldigd om een goede keus te maken.
Duncan pijnigde zijn hersenen, hopend op een antwoord, en overdacht alle vertakkingen van elke mogelijke strategie. Alle strategieën waren riskant, ze droegen allemaal afschuwelijke repercussies met zich mee, en ze waren allemaal nog riskanter dan wat hij hier in het ravijn had gedaan.
“Commandant?” klonk een stem.
Duncan draaide zich om en zag een ernstige Kavos staan, die hem respectvol aankeek. Achter hem stonden honderden mannen met hetzelfde respect in hun ogen. Ze wachtten allemaal op bevelen. Ze hadden hem naar het randje van de dood gevolgd, ze waren er levend uit gekomen, en ze vertrouwden hem.
Duncan knikte en haalde diep adem.
“Als we de Pandesianen in het open veld ontmoeten,” begon hij, “dan verliezen we. We zijn nog altijd met honderd tegen één in de minderheid. Ze zijn ook beter uitgerust en beter bewapend dan wij. We zouden allemaal dood zijn voor de zon ondergaat.”
Duncan zuchtte. Zijn mannen hingen aan zijn lippen.
“Maar we kunnen ook niet vluchten,” vervolgde hij, “en dat moeten we ook niet doen. Met de trollen en de draken hebben we geen tijd om ons te verbergen of om een guerrilla-oorlog te voeren. Ons verbergen is ook niet onze manier. We hebben een gewaagde, snelle en beslissende strategie nodig om de indringers te verslaan en ons land voor eens en altijd van de vijand te bevrijden.”
Duncan zweeg een lange tijd en dacht na over de bijna onmogelijke taak die voor hen lag. Het enige hoorbare was het geluid van de wind die door de woestijn joeg.
“Wat stel je voor, Duncan?” drong Kavos aan.
Hij keek Kavos aan. Hij speelde met zijn hellebaard, een intense blik in zijn ogen. Kavos’ woorden galmden door zijn hoofd. Hij was deze grote krijgers een strategie verschuldigd. Een manier waarop ze niet alleen konden overleven—maar ook konden overwinnen.
Duncan overdacht het terrein van Escalon. Alle gevechten, wist hij, werden gewonnen door terrein, en zijn kennis van het terrein van zijn thuisland was misschien wel het enige voordeel dat ze hadden in deze oorlog. Hij dacht aan alle plekken in Escalon waar het terrein wellicht een natuurlijk voordeel zou kunnen bieden. Het zou een heel bijzondere plek moeten zijn, een plek waar een paar duizend man het zouden kunnen opnemen tegen honderdduizenden mannen. Er waren slechts weinig plekken in Escalon—of waar dan ook—waar dat mogelijk zou zijn.
Maar terwijl Duncan zich de legendes en verhalen herinnerde die zijn vader en zijn vader voor hem hadden verteld, terwijl hij zich alle grote gevechten herinnerde die hij had bestudeerd, dreven zijn gedachten naar de meest heroïsche en epische gevechten, de gevechten van weinigen tegen velen. Steeds weer gingen zijn gedachten naar één plek: de Duivelskloof.
Een plek van helden. De plek waar een paar mannen een leger hadden verslagen, en waar alle grote krijgers uit Escalon op de proef waren gesteld. De Kloof was de meest smalle pas in heel Escalon, en het was misschien wel de enige plek in het land waar het terrein de strijd bepaalde. De Duivelskloof werd gevormd door een muur van steile kliffen en bergen die de zee ontmoetten, met een extreem smalle doorgang. De Kloof had vele mensen het leven gekost. Mannen en legers waren gedwongen om er één voor één doorheen te lopen. De Kloof was een flessenhals waar een paar krijgers, als ze op de juiste plek werden gestationeerd en als ze dapper genoeg waren, een heel leger aan konden. Tenminste, als hij de legendes moest geloven.
“De Kloof,” antwoordde Duncan uiteindelijk.
Alle ogen werden groot. Langzaam knikten ze terug, respect in hun ogen. De Kloof was een serieuze beslissing; het was een laatste redding. Het was een plek waar je heen ging als je nergens anders heen kon, een plek waar mannen stierven of overleefden, waar het land verloren of gered werd. Het was een plek van legendes. Een plek van helden.
“De Kloof,” zei Kavos. Hij knikte terwijl hij over zijn baard wreef. “Sterk. Maar er is één probleem.”
Duncan keek hem aan.
“De Kloof is ontworpen om indringers buiten te houden—niet binnen,” antwoordde hij. “De Pandesianen zijn al binnen. Misschien kunnen we de doorgang blokkeren en ze binnen houden. Maar we willen ze weg hebben.”
“Nooit eerder in de tijd van onze voorouders,” voegde Bramthos toe, “is een binnenvallend leger, zodra het door de Kloof naar binnen was, gedwongen om weer door de Kloof naar buiten te gaan. Het is te laat. Ze zijn er al doorheen.”
Duncan knikte. Hij dacht over hetzelfde na.
“Daar heb ik over nagedacht,” antwoordde hij. “Maar er is altijd een weg. Misschien kunnen we ze terug de Kloof in lokken, naar de andere kant. En dan, zodra ze aan de zuidkant zijn, kunnen we de doorgang afsluiten en hen verslaan.”
De mannen staarden hem aan, duidelijk verward.
“En hoe wil je dat doen?” vroeg Kavos.
Duncan trok zijn zwaard, vond een droog stuk zand, en begon te tekenen. Alle mannen verzamelden zich om hem heen.
“Een aantal van ons zullen ze naar binnen lokken,” zei hij terwijl hij een lijn in het zand tekende. “De rest wacht aan de andere kant, klaar om de doorgang af te sluiten. We laten de Pandesianen denken dat ze ons opjagen, dat we vluchten. Zodra mijn troepen door de Kloof heen zijn kunnen ze teruggaan door de tunnels, naar deze kant van de Kloof, en de doorgang afsluiten. Daarna kunnen we samen het gevecht aangaan.”
Kavos schudde zijn hoofd.
“En waarom denk je dat Ra zijn leger door die kloof zal sturen?”
Duncan was vastberaden.
“Ik weet wat Ra wil,” antwoordde hij. “Hij verlangt naar onze verwoesting. Hij verlangt naar een complete en totale overwinning. Dit zal op zijn verwaandheid inspelen, en daarom zal hij zijn hele leger