De Opkomst Van De Draken . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу De Opkomst Van De Draken - Морган Райс страница 3
Kyra bracht haar beste trainingen alleen door, ver van het fort, hier op de velden van Volis, en dat paste goed bij haar, omdat zij als het enige meisje in een fort van krijgers had geleerd om alleen te zijn. Ze had zich hier elke dag teruggetrokken op haar favoriete plekje, hoog op het plateau, vanaf waar ze een uitzicht had op de onregelmatige stenen muren van het fort. Er stonden goede bomen, smalle bomen die lastig waren om te raken. Het geluid van haar pijlen galmde door het heuvels; er werd hierboven geen enkele boom gespaard van haar pijlen: hun stammen waren getekend en sommige bomen helden al een beetje over.
De meeste van haar vaders boogschutters, wist Kyra, mikten op de muizen die over de velden renden. Toen ze net was begonnen, had ze dat ook geprobeerd, en ze had ondervonden dat het vrij makkelijk was om ze te doden. Maar ze had ervan gewalgd. Ze was onbevreesd, maar ook gevoelig, en ze vond het onprettig om een levend wezen te doden zonder dat het ergens goed voor was. Ze had gezworen dat ze nooit meer op een levend wezen zou mikken, tenzij het gevaarlijk was, of wanneer het haar aanviel, zoals de Wolfsvleermuizen die ’s nachts tevoorschijn kwamen en altijd te dicht bij haar vaders fort rondvlogen. Ze schroomde niet om die af te schieten, zeker niet nadat haar jongere broertje Aidan een halve maan ziek was geweest door de beet van een Wolfsvleermuis. Bovendien waren het de snelste wezens die er waren, en ze wist dat als ze er een kon raken, zeker ’s nachts, ze alles kon raken. Ze had ooit een hele nacht doorgebracht bij volle maan en pijlen afgevuurd vanuit haar vaders toren. Bij zonsopkomst was ze naar buiten gerend, en de grond was bezaaid geweest met tientallen Wolfsvleermuizen. Haar pijlen zaten er nog in, en de dorpelingen hadden zich verbijsterd verzameld rond de dode beesten.
Kyra dwong zichzelf om geconcentreerd te blijven. Ze liet het schot voor haar geestesoog voorbijkomen, zag zichzelf haar boog optillen, hem spannen en hem zonder te aarzelen loslaten. Het echte schieten, wist ze, gebeurde voor het schot. Ze had te veel boogschutters van haar eigen leeftijd gezien, in hun veertiende jaar, die hun boog spanden en twijfelden, en ze wist dat hun schoten dan verloren waren. Ze haalde een keer diep adem, hief haar boog, en in één beslissende beweging trok ze terug en liet ze los. Ze hoefde niet eens te kijken om te weten dat ze de boom had geraakt.
Een moment later hoorde ze het geluid van de inslag, maar ze had zich al afgewend, op zoek naar een ander doelwit, een dat verder weg stond.
Kyra hoorde een zacht gejank en keek neer op Leo, haar wolf, die zoals altijd naast haar meeliep. Hij was een volgroeide wolf die bijna tot aan haar middel kwam, en Leo was net zo beschermend voor Kyra als Kyra voor hem. Ze waren onafscheidelijk. Kyra ging nergens heen zonder Leo. Hij was altijd aan haar zijde, tenzij een eekhoorn of een konijn zijn pad kruiste, dan kon hij zo uren verdwenen zijn.
“Ik ben je niet vergeten, jongen,” zei Kyra. Ze reikte in haar zak en gaf Leo het overgebleven bot van het feestmaal van de vorige dag. Leo griste het uit haar handen en draafde vrolijk naast haar.
Terwijl Kyra liep en haar adem wolkjes maakte, hing ze haar boog over haar schouder en blies ze in haar ruwe, koude handen. Ze liep over het brede plateau en keek uit over het landschap. Vanaf hier kon ze het hele platteland zien, de glooiende heuvels van Volis, normaal gesproken groen maar nu bedekt met een laagje sneeuw, de provincie van haar vaders vesting, gelegen in de noordoostelijke hoek van het koninkrijk van Escalon. Vanaf hierboven had Kyra een geweldig zicht op alles wat zich afspeelde in haar vaders fort, het komen en gaan van de dorpelingen en de krijgers. Dat was een van de redenen dat ze het zo fijn vond hierboven. Ze kon urenlang de eeuwenoude, stenen contouren van haar vaders fort bestuderen, de vormen van de kantelen, en de indrukwekkende torens die zich eindeloos leken uit te strekken. Volis was het hoogste bouwwerk op het platteland. Sommige gebouwen ervan telden wel vier verdiepingen en waren omgeven door indrukwekkende kantelen. Aan het einde stond een ronde toren, een kapel voor het volk, maar voor haar een plek om naar boven te klimmen en alleen te zijn. Het stenen complex werd omring door een slotgracht met een gewelfde stenen brug; die op zijn beurt weer werd omring door indrukwekkende zandbanken, heuvels, greppels, muren: een plek voor een van de belangrijkste krijgers van de Koning. Haar vader.
Hoewel Volis, de laatste vesting voor De Vlammen, op enkele dagen rijden lag van Andros, de hoofdstad van Escalon, was het de thuisbasis van veel beroemde krijgers van de Koning. Het was ook een baken geworden, een plek die het thuis was geworden voor honderden dorpelingen en boeren die binnen de bescherming van de muren leefden.
Kyra keek neer op de tientallen kleine kleien huisjes die in de heuvels rondom het fort lagen. Er rees rook uit de schoorstenen, en boeren waren druk bezig met hun voorbereidingen voor de winter en voor het festival van die avond. Het feit dat de dorpelingen zich veilig genoeg voelden om buiten de muren van het fort te leven, was een teken van groot respect voor haar vader, wist Kyra, en het was iets wat nergens anders in Escalon te zien was. Tenslotte hoefde er alleen maar op een hoorn geblazen te worden als er iets gebeurde, en haar vaders mannen zouden onmiddellijk in actie komen.
Kyra keek neer op de ophaalbrug, die altijd vol stond met hordes mensen – boeren, schoenmakers, slagers, hoefsmeden, en natuurlijk krijgers – die van het fort naar het platteland gingen en weer terug. Want binnen de muren van het fort werd niet alleen gewoond en getraind, maar er waren ook talloze met keien bestrate binnenplaatsjes die een verzamelplek waren geworden voor kooplui. Elke dag zetten ze hun kraampjes op. Mensen verkochten hun waren, handelden, lieten de vangst van de dag zien, of een of andere exotische stof of kruiden of snoep dat ze overzee op de kop hadden getikt. De binnenplaatsen van het fort waren altijd gevuld met de exotische geuren van een vreemde theeën of stoofpotten, en ze kon er uren rondlopen. En net voorbij de muren zag ze het ronde trainingsveld van haar vaders mannen, de Vechterspoort, en de lage stenen muur die eromheen stond. Ze keek opgewonden toe terwijl zijn mannen hun paarden in nette rijen opstelden en met hun lansen probeerden om doelwitten – schilden die aan bomen hingen – te raken. Ze verlangde ernaar om samen met hen te trainen.
Ineens hoorde Kyra iemand schreeuwen. Het was een stem die haar net zo bekend was als die van haarzelf, en hij kwam uit de richting van het poorthuis. Ze draaide zich om, meteen alert. Er ontstond een commotie in de menigte, en ze zag dat haar broertje Aidan door haar twee oudere broers, Brandon en Braxton, de hoofdweg op werd geleid. Kyra’s spieren spanden zich. Ze kon aan de stem van haar broertje horen dat haar oudere broers weinig goeds in de zin hadden.
Kyra kneep haar ogen samen terwijl ze naar haar oudere broers tuurde. Ze voelde een bekende woede in zich opwellen en verstevigde onbewust haar grip op haar boog. Ze sleurden een onwillige Aidan aan zijn armen mee het platteland op. Aiden, een kleine, magere, gevoelige jongen van nauwelijks tien jaar oud, zag er nog eens extra kwetsbaar uit, zo tussen zijn twee broers in geplet. Het waren uit de kluiten gewassen bruten van zeventien en achttien. Ze hadden allemaal dezelfde uiterlijke trekken, met sterke kaken, trotse kinnen, donkerbruine ogen en golvend bruin haar, hoewel Brandon en Braxton dat van hun kort droegen, en dat van Aiden onhandelbaar voor zijn ogen hing. Ze leken allemaal op elkaar, en niet op haar, met haar lichtblonde haar en lichtgrijze ogen. Kyra, gekleed in haar maillot, wollen tuniek en mantel, was lang en slank, te bleek, zo werd haar verteld, met een breed voorhoofd en een kleine neus, gezegend met opvallende kenmerken die al meerdere mannen twee keer naar haar hadden laten kijken. Zeker nu ze net vijftien was, viel het haar op dat ze steeds vaker naar haar keken.
Ze voelde zich er ongemakkelijk door. Ze vond het niet fijn om de aandacht te trekken, en ze beschouwde zichzelf niet als mooi. Ze gaf niets om uiterlijk, alleen om training, moed en eer. Ze had liever op haar vader geleken, de man die ze meer bewonderde dan wie dan ook, in plaats van dat ze die fijne trekjes had gehad. Ze zocht altijd in de spiegel naar iets van hem in haar ogen, maar hoe hard ze ook zocht, ze vond het nooit.
“Ik zei, ga van me áf!” schreeuwde Aidan. Zijn stem was zelfs