Soldaat, Broeder, Tovenaar . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Soldaat, Broeder, Tovenaar - Морган Райс страница 4
“Ik heb de koning niet vermoord,” hield Thanos vol, ondanks het feit dat hij vermoedde dat het geen verschil zou maken. Niemand zou hem geloven zonder bewijs, laat staan de koningin, die hem nooit had gemogen.
Even was Koningin Athena’s uitdrukking gezet. Thanos zag haar bijna ongemerkt om zich heen kijken, alsof ze bang was dat iemand haar kon horen. Op dat moment begreep Thanos het.
“Maar dat weet u al, of niet?” zei Thanos. “U weet dat ik het niet heb gedaan.”
“Hoe zou ik zoiets nu kunnen weten?” vroeg Koningin Athena, maar er zat iets in haar stem dat niet erg overtuigend klonk. “Je werd betrapt met het bloed van mijn geliefde echtgenoot aan je handen, terwijl je bij zijn lichaam stond.”
“Geliefde,” herhaalde Thanos. “U bent alleen met de koning getrouwd vanwege een politieke alliantie.”
Thanos zag de koningin naar haar hart grijpen. “En dat betekent dat we niet van elkaar konden houden?”
Thanos schudde zijn hoofd. “U heeft nooit van mijn vader gehouden. U hield alleen van de macht die u kreeg door zijn vrouw te worden.”
“Je vader?” zei Koningin Athena. “Het lijkt erop dat je meer hebt ontdekt dan de bedoeling was, Thanos. Claudius heeft veel moeite gedaan om het verborgen te houden. Het is waarschijnlijk maar goed ook dat je hiervoor gaat sterven.”
“Voor iets dat Lucious heeft gedaan,” repliceerde Thanos.
“Ja, voor iets dat Lucious heeft gedaan,” antwoordde Koningin Athena. Haar woede was zichtbaar. “Dacht je dat je me iets over mijn zoon kon vertellen dat me zou shockeren? Zelfs dit? Hij is mijn zoon!”
Thanos kon de beschermingsdrang in haar stem horen, ijzersterk en onvoorwaardelijk. Op dat moment dacht hij aan het kind dat hij nooit zou krijgen met Stephania, en hoe beschermend hij zou zijn geweest jegens hun zoon of dochter. Hij wilde denken dat hij alles voor het kind zou hebben gedaan, maar terwijl hij naar Koningin Athena keek, wist hij dat dit niet waar was. Er waren grenzen die zelfs een ouder niet kon verleggen.
“En de rest dan?” vroeg Thanos. “Wat zullen zij doen als ze erachter komen?”
“En hoe zullen ze erachter komen?” vroeg Koningin Athena. “Ga je het ze nu vertellen? Ga je gang. Laat iedereen horen dat de verrader in de kooi claimt dat ondanks het feit dat hij bij zijn dode vader werd gevonden, het zijn broer was die de moord pleegde. Denk je dat iemand je zal geloven?”
Thanos wist het antwoord al. Het feit dat hij hier hing vertelde het hem. Voor iedereen die ook maar enige macht had in het Rijk was hij al een verrader, en bovendien was hij het kasteel in geglipt. Nee, als hij zou proberen hen de waarheid te vertellen zouden ze hem nooit geloven.
Hij wist dat tenzij hij wist te ontsnappen, hij hier zou sterven. Hij zou sterven, en Lucious zou koning worden. En daarna zou een ware nachtmerrie worden. Hij moest een manier vinden om het te voorkomen.
Zelfs Koningin Athena kon toch zeker wel zien hoe slecht de situatie zou worden? Hij moest het haar laten inzien.
“Wat denkt u dat er zal gebeuren zodra Lucious koning wordt?” vroeg Thanos. “Wat denkt u dat hij zal doen?”
Hij zag Athena glimlachen. “Ik denk dat hij zal doen wat zijn moeder zegt. Lucious heeft nooit veel tijd gehad voor de… saaie details van zijn positie. Sterker nog, ik moet je waarschijnlijk bedanken, Thanos. Claudius was te koppig. Hij luisterde niet naar me toen hij dat wel had moeten doen. Lucious zal beter kneedbaar zijn.”
“Als u dat gelooft,” zei Thanos, “dan bent u net zo gestoord als hij. U heeft gezien wat Lucious zijn vader heeft aangedaan. Denkt u dat u veilig bent omdat u zijn moeder bent?”
“Macht is de enige zekerheid die er is,” antwoordde Koningin Athena. “Maar wat er ook gebeurt, jij zal het niet meer meemaken. Als de galg klaar is zul je sterven, Thanos. Vaarwel.”
Ze draaide zich om, en het enige waar Thanos aan kon denken was Lucious. Lucious die gekroond werd. Lucious zoals hij was geweest in het dorp dat Thanos had gered. Lucious zoals hij geweest moest zijn toen hij hun vader vermoordde.
Ik zal vrij zijn, beloofde Thanos zichzelf. Ik zal ontsnappen, en ik zal Lucious vermoorden.
HOOFDSTUK TWEE
Ceres werd op de schouders van de menigte het Stadion uit gedragen, het zonlicht in. Haar hart zwol. Ze keek uit over de nasleep van het gevecht en werd overspoeld door een golf van emoties.
Er was natuurlijk de vreugde van de overwinning. Ze hoorde de mensen al juichend het Stadion uit stromen. De rebellen van Haylon en de krijgsheren, de resterende troepen van Heer West, en de inwoners van de stad.
Ze voelde opluchting om het feit dat haar wanhopige poging om de krijgsheren van Lucious’ laatste Killing te bevrijden was geslaagd, en dat het eindelijk voorbij was.
Er was nog meer opluchting. Ceres liet haar blik over de menigte glijden tot ze haar broertje en haar vader zag, arm in arm met een paar rebellen. Ze wilde naar hen toe rennen en zien of ze in orde waren, maar de menigte was vastberaden om haar de stad door te dragen. Ze moest maar genoegen nemen met het feit dat ze ongedeerd leken te zijn en met de anderen meejuichten. Ze voelde verbazing dat ze nog fut hadden om te juichen. Zo veel van deze mensen hadden hun leven op het spel gezet om de tirannie van het Rijk te stoppen. Zo veel.
Die gedachte bracht nog een emotie met zich mee: verdriet. Verdriet om het feit dat dit nodig was geweest, en dat er zoveel mensen hadden moeten sterven. Ze zag lichamen in de straten waar er confrontaties tussen rebellen en soldaten hadden plaatsgevonden. De meeste lichamen droegen de rode kleuren van het Rijk, maar dat was een schrale troost. Er waren ook veel gewone burgers bij, mensen die tegen hun wil waren gerekruteerd, of mannen die zich bij het leger hadden aangesloten omdat ze dachten dat het beter was dan een leven van armoede en onderdrukking. En nu lagen ze dood op straat, starend naar de lucht met ogen die nooit meer iets zouden zien.
Ceres voelde de warmte van het bloed op haar huid, dat al begon op te drogen in de hitte van de zon. Hoeveel mannen had ze vandaag wel niet gedood? Ze was de tel kwijtgeraakt, ergens in die eindeloze strijd. Er was alleen maar de drang geweest om door te gaan, om te blijven vechten, want stoppen betekende sterven. Ze was verloren geraakt in de stroom van het gevecht, meegesleurd door de energie, door haar eigen energie.
“Allemaal,” zei Ceres.
Ze had ze allemaal gedood, zelfs degenen die ze niet eigenhandig had afgemaakt. Zij was degene geweest die de mensen op de tribunes had overtuigd om geen genoegen te nemen met wat het Rijk als vrede beschouwde. Zij was degene geweest die de mannen van Heer West had overtuigd om de stad binnen te vallen. Ze keek naar de doden, vastberaden om hun herinnering in leven te houden, en niet te vergeten wat hun overwinning had gekost.
In de hele stad waren de littekens van het geweld zichtbaar: kapotte deuropeningen, de restanten van de barricades. Maar er waren ook tekenen van vreugde: mensen kwamen naar buiten en voegden zich bij de menigte die door de straten stroomde.
Ze kon niet veel horen behalve het gejuich, maar in de verte dacht Ceres dat ze de strijd verder hoorde gaan. Het liefst wilde ze naar voren rennen en zelf met ze afrekenen, en ze wist dat ze het moest eindigen voor het uit de hand liep. Maar op dat moment was ze veel te uitgeput. Het was alsof ze een eeuwigheid had gevochten. Als de menigte haar niet had gedragen, was Ceres