Een Lied Voor Wezen. Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Lied Voor Wezen - Морган Райс страница 7
“Hij zei dat hij wegging,” zei Angelica. “Hij was kwaad omdat hij vond dat hij gemanipuleerd werd, en zei dat hij achter de hoer aanging waar hij van hield.”
“En jij hebt niets gedaan om hem tegen te houden?” wilde de Weduwe weten.
Angelica kon nauwelijks geloven dat ze dat zei. “Wat had ik moeten doen? Hem bij de deur tackelen? Hem in zijn kamer opsluiten?”
“Moet ik het voor je uitschrijven?” zei de Weduwe. “Sebastian mag dan geen Rupert zijn, maar hij is en blijft een man.”
“Denkt u dat ik dat niet geprobeerd heb?” kaatste Angelica terug. Dat deed haar nog het meeste pijn. Ze was nog nooit eerder afgewezen. Wie ze ook had gewild, of dat nu uit oprecht verlangen was geweest of simpelweg om te bewijzen dat ze hem kon krijgen, ze waren allemaal op haar avances ingegaan. Sebastian was de enige die haar ooit had afgewezen. “Hij is verliefd.”
De Weduwe zat daar en leek een beetje te kalmeren. “Dus je wil me vertellen dat je niet de echtgenote kunt zijn die ik voor mijn zoon nodig heb? Dat je hem niet gelukkig kunt maken? Dat je nutteloos voor me bent?”
Angelica zag het gevaar te laat.
“Dat zei ik niet,” zei ze. “Ik ben alleen gekomen omdat—”
“Omdat je wilde dat ik je problemen voor je oploste, en omdat je bang was voor wat er zou gebeuren als je niet kwam,” zei de Weduwe. Ze ging staan en prikte met haar vinger tegen Angelica’s borst. “Wel, ik ben bereid om je wat advies te geven. Als hij het meisje volgt, zij zal waarschijnlijk naar Monthys gaan, in het noorden. Is dat voldoende voor je, of moet ik ook een kaart voor je tekenen?”
“Hoe weet u dat?” vroeg Angelica.
“Omdat ik weet waar dit om gaat,” snauwde de Weduwe terug. “Laat het duidelijk wezen, Milady. Ik heb al iets gedaan om mijn zoon onder controle te houden. Ik heb jou gestuurd om hem af te leiden. Nu, als het nodig is, zal ik die optie verwerpen, maar dan zou er geen huwelijk zijn, en ik zou… zeer teleurgesteld in je zijn.”
Ze hoefde er verder geen woorden aan vuil te maken. In het beste geval zou Angelica van het hof worden weggestuurd. In het ergste geval…
“Ik maak het goed,” beloofde ze. “Ik zal ervoor zorgen dat Sebastian van mij gaat houden, en alleen van mij.”
“Doe dat,” zei de Weduwe. “Wat het ook kost.”
***
Angelica had geen tijd voor de gebruikelijke finesses van reizen. Dit was niet het moment om in een rijtuig door de stad te hobbelen, ingesloten door een menigte van aanhangers, en omgeven door genoeg dienstmeisjes om haar tot een slentergangetje te vertragen. In plaats daarvan liet ze haar dienstmeisjes haar rijkleding opduiken, en pakte ze zelf een kleine tas in met spullen die ze nodig had. Ze bond zelf haar haar naar achteren in plaats van het te laten invlechten, wetend dat er voor dergelijke zaken geen tijd zou zijn onderweg. Trouwens, er waren dingen waarbij het beter was als ze niet herkend werd.
Ze ging Ashton in met een mantel met kap om zich heen gewikkeld, zodat niemand zou zien wie ze was. Ze zette ook een half masker op, iets dat in de stad gebruikelijk was bij gelovigen. Niemand zou het in twijfel trekken. Ze reed eerst naar de poorten van het kasteel en hield halt bij de wachters, terwijl ze een munt tussen haar vingers ronddraaide.
“Prins Sebastian,” zei ze. “Welke kant is hij opgegaan?”
Ze wist dat ze haar identiteit voor de wachters niet kon verbergen, maar zij zouden waarschijnlijk ook geen vragen stelen. Ze zouden er simpelweg vanuit gaan dat ze de man waar ze van hield, de man met wie ze wilde trouwen, achternaging. En dat was niet eens zo ver van de waarheid.
“Die kant op, Milady,” zei een van de mannen, wijzend. “Dezelfde kant die de meisjes opgingen een paar dagen geleden.”
Angelica had het kunnen weten. Hij wees, en Angelica vertrok. Ze volgde Sebastian door de stad als een hond tijdens de jacht, hopend dat ze hem kon vinden voor hij te ver ging. Ze voelde zich bijna als een soort geest die aan de stad was gebonden. Thuis was ze machtig. Daar kende ze de mensen, en wist ze met wie ze moest praten. Maar hoe verder ze van huis ging, hoe meer ze op haar verstand moest vertrouwen. Ze stelde dezelfde vragen die Sebastian gesteld moest hebben, en kreeg dezelfde antwoorden.
Mensen die zo smerig waren dat ze hen anders nooit zou hebben aangesproken, vertelden haar over hoe Sophia en het dienstmeisje de stad uit waren gevlucht. Ze herinnerden het zich nog omdat het de meest opwindende gebeurtenis van de laatste weken uit hun trieste bestaan was geweest. Misschien zouden zij en Sebastian wel de nieuwste roddel worden. Angelica hoopte van niet. Een roddelende vissersvrouw, die voor haar op haar knieën viel toen ze passeerde, vertelde Angelica over een achtervolging door de straten van de stad. Een straatrat die zo smerig was dat Angelica niet wist of het een jongen of een meisje was, vertelde haar hoe ze in de vaten van een wagen waren gedoken om zich te verstoppen.
“En toen zei de vrouw van de wagen dat ze met haar mee moesten gaan,” zei het smerige wezen tegen haar. “Ze zijn met zijn drieën vertrokken.”
Angelica wierp de straatrat een kleine munt toe. “Als je tegen me liegt, zal ik erop toezien dat je van een van de bruggen wordt gegooid.”
Nu ze over de wagen wist, was het makkelijker om ze te volgen. Ze waren naar de meest noordelijke uitgang van de stad gereden, en dat bevestigde waar ze heen gingen: Monthys. Angelica dreef haar paard aan. Ze hoopte dat de informatie van de Weduwe correct was, en vroeg zich tegelijkertijd af wat de oude vrouw achterhield. Ze vond het niet prettig om een pion in andermans spel te zijn. Op een dag zou die oude heks ervoor boeten.
Vandaag moest ze er echter voor zorgen dat ze Sebastian inhaalde.
Angelica had nog niet bedacht hoe ze zou proberen hem van gedachten te laten veranderen. Hij zou nog altijd een brandend verlangen hebben naar die… die… Angelica kon geen woorden bedenken die wreed genoeg waren voor een Onvrije die zich voordeed als iemand anders, die Angelica’s prins had verleid, die niets dan een belemmering was geweest sinds ze was gearriveerd.
Ze moest voorkomen dat Sebastian haar vond, maar hij zou zijn zoekactie natuurlijk niet stopzetten omdat zij dat vroeg. Dat betekende dat ze moest handelen, en snel ook, als ze wilde dat dit goed afliep.
“Uit de weg!” riep ze, en ze spoorde haar paard aan tot een snelheid die beloofde iedereen die stom genoeg was om in de weg te lopen te verpletteren. Ze reed de stad uit en volgde de route die ze dacht dat de wagen had genomen. Ze reed dwars door velden heen en sprong over heggen, terwijl ze de takken langs haar laarzen voelde schrapen. Zolang ze Sebastian maar kon inhalen voor het te laat was.
Ze naderde een kruispunt en zag een man tegen de wegwijzer leunen. Hij had een fles cider in zijn hand, en zag eruit als iemand die niet van plan was om in beweging te komen.
“Jij,” zei Angelica. “Ben je hier elke dag? Heb je een wagen met drie meisjes langs zien komen, een paar dagen geleden?”
De man aarzelde en staarde naar zijn drank. “Ik—”
“Het maakt niet uit,” zei Angelica. Ze haalde haar portemonnee tevoorschijn, en het gerinkel van Royals was onmiskenbaar. “Nu wel. Een jonge man genaamd Sebastian zal het je vragen, en als je deze munten wilt, moet je zeggen dat je hen hebt gezien. Drie jonge vrouwen, één met rood haar, één gekleed als een dienstmeisje uit het paleis.”
“Drie