Raji: Boek Drie. Charley Brindley
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Raji: Boek Drie - Charley Brindley страница 4
Raji's vader reisde regelmatig naar Mandalay om "commerciële redenen", om "het landschap te bewonderen" of om "natuurstudies te doen als hobby" en hij beval een hotel aan in de 62nd Street net buiten het stadscentrum die de Nadi Myanmar heette, waar ik en zijn dochter in Mandalay konden afspreken.
Raji had me al verteld dat haar vader intensief meestreed tegen de Engelsen, want zowel India als Birma probeerden zich te bevrijden van het juk van het Britse Rijk. Hij hielp niet alleen de financiering van opposanten organiseren, maar reisde ook naar Birma om er clandestiene vergaderingen te organiseren met rebellen. Een jaar eerder zou ik hem gezegd hebben dat ik heel goed wist wat hij in Birma deed en ik zou waarschijnlijk de kant gekozen hebben van de Britten die zich vastklampten aan hun verre koloniën. Maar terwijl hij, zijn vrouw, Raji, ik en hun negen andere kinderen, samen met een veelheid aan nichtjes en neefjes op de grond rond de lage tafel zaten curry en khatta mango dal - mango's met bonen en rode pepers - te eten, dankte ik Mr. Devaki beleefd voor de informatie en prentte de naam van het hotel en het adres in Mandalay in mijn geheugen.
Twee weken later ontmoette ik Kayin in de lobby van het Nadi Myanmarhotel.
Hoofdstuk twee
Een glimlachende jongedame tikte krachtig op de bel onder haar hand om de volgende piccolo op te roepen.
"Prettig verblijf wij hopen, Mr. Busetilear," zei Kayin terwijl ze me een ontvangstbewijs gaf voor de drie dollar die ik betaald had om een week in het hotel te verblijven. Ze slaagde er nooit in mijn familienaam, Fusilier, helemaal correct uit te spreken.
Ik schroefde het dopje weer op mijn vulpen en stopte hem weg, maar voor ik haar kon bedanken voor haar vriendelijke woorden greep de piccolo mijn koffer beet en griste de kamersleutel uit onze handen. Kayin had de sleutel in mijn hand gedrukt, maar leek hem met even veel tegenzin los te laten als ik haar hand.
"Haast u met Po-Sin langs hier, snel," zei de jongen en hij sleepte mijn zware koffer over de vloer. "Spring op lift voor hij gaat helemaal naar boven, als het u belieft."
Po-Sin wilde blijkbaar snel van mij en mijn bagage af zijn om zijn dubbeltje fooi in ontvangst te kunnen nemen en terug te keren naar de lobby en zijn plaats in de rij met de andere jongens die wachtten op de volgende gulle gever. Hij was ongeveer vijftien en netjes gekleed met een pet zonder klep - vergelijkbaar met een fez zonder kwast - en een aansluitend, roodbruin gilet met drie gele strepen op elke mouw. Hij droeg ook een felgekleurde longhi, een traditioneel wikkelrokachtig kledingstuk dat zowel door mannen als vrouwen wordt gedragen in Birma.
Ik nam mijn pet van de balie, draaide me om en volgde Po-Sin. Na een paar passen, keek ik achterom en zag dat Kayin me nakeek. Even verscheen er een frons op haar gezicht, maar dan toverde ze haar commerciële glimlach terug voor de volgende gast.
"Welkom in het Nadi Myanmarhotel," zei ze tegen een stijve, jonge Engelsman die met zijn dichtgeklapte paraplu zwaaide als was het een soort onschuldig wapen dat diende om zich een weg te banen tussen allerlei ongewensten. De man droeg een spierwitte katoenen broek en een bijpassende tropenhelm met een lange albatrosveer tussen de band.
Ik keek naar mijn vuile, oude zeemanspet en dan weer naar Kayin. Haar woorden en haar glimlach voor de Engelsman waren net dezelfde als die die ze mij net geschonken had.
* * * * *
Het was per ongeluk dat ik tegen Kayin gebotst was bij de voordeur van het hotel - zij kwam net buiten toen ik terugkeerde naar het hotel na een wandeling langs de rivier. Dit gebeurde de dag nadat ik haar voor het eerst ontmoet had aan de balie. Daarvoor, toen ik uit mijn kamer kwam en naar buiten ging, had ik naar de balie gekeken in de hoop dat ze vrij zou zijn en ik haar een of andere banale vraag kon stellen, zoals waar de dichtstbijzijnde boeddhistische tempel was of hoe ver het was naar de rivier. Maar ze was in gesprek met de hotelmanager, een Engelsman, en het leek me beter hen niet te onderbreken.
"Ik sorry, Mr. Busetilear," zei Kayin tegen me op straat bij de voordeur van het hotel na onze botsing. "Ik ben zo onhandig." Ze hurkte neer om haar pakjes op te rapen.
"Nee, nee." Ik hurkte neer en stootte opzettelijk mijn hoofd tegen het hare. "Het was mijn schuld."
Ze lachte en wreef over de zijkant van haar hoofd terwijl ik over mijn voorhoofd wreef. "Misschien," zei ze, "volgende keer beter wij blijven uit elkaars buurt zodat we elkaar geen pijn doen."
Haar lach was prachtig en exact de reactie die ik beoogd had.
"Weet u toevallig," vroeg ik, "waar de dichtstbijzijnde boeddhistische tempel is?"
Ze sperde haar ogen open. "Bent u een boeddhist?"
"Nee." Ik pakte haar bij de elleboog om haar recht te helpen. Ik kon niet liegen tegen haar. Ik had haar al misleid door mijn hoofd tegen het hare te stoten, maar dat was gerechtvaardigd. "Nee, ik ben geen boeddhist, maar ik zou graag een tempel bezoeken." Ik was zeker dat ze zelf boeddhist was, zoals de meeste Birmanen.
"Ik heb enkel nu een uur lunchpauze en ik moet naar bank voor die Mr. Haverstock, onze manager, en dan ook naar kantoor van American Express."
"Oh." Ik was ontgoocheld. Werkelijk diep ontgoocheld dat ze andere bezigheden had. "Oké." Ik kreeg plots een inval. "Mag ik je vergezellen tot bij de bank? Dan kan je me de weg wijzen naar een tempel."
Als de bezigheden voor de hotelmanager een verzinsel waren en ze eigenlijk afgesproken had met haar vriend of haar man, dan zou ze me zeggen dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien en zelf een tempel moest zoeken. Een vrouw die zo mooi is als zij moet wel een vriend of een man hebben.
"Natuurlijk," antwoordde ze meteen. "Jouw vergezellen naar bank zou fijn zijn. Het is tamelijk ver te gaan."
Onderweg babbelden we gezellig over Birma, Mandalay, het hotel, haar job, haar baas en net toen we bijna bij de persoonlijke informatie waren, die ik echt wilde, hield ze me tegen.
"Wel," zei ze, "hier is de bank waar ik hotelgeld moet geven."
Ik keek omhoog naar het imposante, romaanse gebouw dat vier verdiepingen hoog was. In een marmeren plaat boven de ingang waren de woorden "Reserve Bank of India" gehouwen. Op dat ogenblik maakte Birma nog deel uit van India en de Britten gebruikten dezelfde munt in het hele gebied.
"Nu al!" Ik was oprecht verrast dat we er waren. "Maar je zei dat het ver was."
"We hebben ongeveer twaalf blokken gekomen, waarschijnlijk." Ze stond naast de deur van de bank en lachte lief.
"Oh," zei ik na een momentje. "Waar is die tempel?"
"Loop hier gewoon verder een blok of twee, dan aan linkerkant, wandel een beetje tot je ziet felgeel kleur zijkant van huis. Stop en probeer kleine brug te zien vlak voor je aan linkerkant, een paar minuutjes en je zal zien voorkant van Shwe Nadawtempel."
Ik weet niet zeker of het klopte, maar ik had het sterke gevoel dat ze me probeerde uit mijn lood te slaan met haar snelle aanwijzingen.
"Zei je dat links de gele winkel was, of was het rechts?"