Raji Boek Vier. Charley Brindley
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Raji Boek Vier - Charley Brindley страница 11
Nadat ik op het einde nog wat had toegevoegd, was de brief bijna drie bladzijden lang. Ik liet mijn moeder weten dat we Kayin zochten en hoopten dat we snel naar huis konden komen - alle vier. Daarna vroeg ik haar of Raji vertrokken was uit Virginia zoals gepland.
Ik vroeg aan de meisjes om zich aan te kleden terwijl ik het adres van mijn moeder op de envelop schreef en me ging scheren en wassen. Ik nam het scheermes en het scalpel mee naar de badkamer en nadat ik klaar was met me te scheren, verstopte ik ze op een veilige plaats achter het bad.
Toen ik uit de badkamer kwam, waren ze bijna klaar met thanakacrème op elkaars gezicht te smeren. Eens het zover was, hield een van hen de pot vast terwijl de andere het deksel er weer op draaide. Ze keken me aan met glimlachende, geel versierde gezichtjes en veegde hun handen aan een handdoek.
"Heel mooi," zei ik. "Laten we onze brief voor grootmoeder gaan posten."
Om weg naar beneden en naar het postkantoor bedacht ik dat het minstens dertig dagen zou duren voor de brief in Virginia aankwam, misschien langer. In dit stuk van de wereld kenden ze nog geen luchtpost, dus besloot ik een telegraafkantoor te zoeken en de brief als telegram te versturen. Toen we naar de hotellobby gingen, vroeg ik aan de oudere dame aan de balie waar ik een telegraafkantoor kon vinden.
"Ik weet niet van een telegraafkantoor," zei ze, "maar u kan misschien American Express proberen. Zij kunnen waarschijnlijk een telegram voor u versturen."
"Ah, goed idee. Waar is hun kantoor?"
Ze legde het me uit - het was maar een korte wandeling vanaf het hotel.
In het kantoor van American Express sprak ik met de manager, een vriendelijke Engelsman die Brockman heette. Ik gaf hem de drie handgeschreven pagina's en legde uit wat ik wilde doen.
"Drie bladzijden als telegram versturen, zou nogal duur zijn," zei hij. "Als uw moeder echter een rekening heeft bij American Express, kan ik uw informatie naar ons kantoor in New York sturen. Daar controleren ze dan haar rekening en als die positief is, kunnen ze het telegram van daar doorsturen en de kosten van haar rekening betalen. Dat is de zuinigste manier die ik kan bedenken."
"Ja, ze heeft een rekening. Ze heeft vijf maanden door Afrika gereisd een paar jaar geleden en ik herinner me dat ze soms geld ging afhalen in het kantoor van American Express in Nairobi."
"Denkt u dat ze het oké zou vinden als de kosten voor het telegram van haar rekening worden afgehouden?"
"Ik ben zeker dat ze met plezier zal betalen."
"Oké dan. Kom morgen terug tegen het einde van de dag en dan zal ik u zeggen als New York het telegram naar haar heeft kunnen sturen."
Ik gaf de naam en het adres van mijn moeder. "Wilt u vragen dat de telegrafist de boodschap exact verstuurt zoals ze geschreven is?"
Hij keek even naar de brief die op zijn bureau lag. "Mag ik?" vroeg hij en hij pakte de bladen vast. Blijkbaar wilde hij de brief lezen om zeker te zijn dat hij en zijn telegrafist begrepen wat erin stond.
"Ja, hoor."
Ik keek naar zijn gezicht terwijl hij las. Eerst fronste hij zijn wenkbrauwen en ik zag dat hij opnieuw van bij het begin begon te lezen. Dan glimlachte hij. Op de tweede bladzijde gniffelde hij. Hij grinnikte nog steeds toen hij klaar was met de laatste bladzijde.
"Wie is Marie?" Hij keek van het ene meisje naar het andere.
De meisjes stonden naast mijn stoel, elk aan een kant. Marie leunde dicht tegen me aan terwijl ze Mr. Brockman in de gaten hield.
"Ik ben Marie," fluisterde ze.
"Wel, Marie," zei hij, "je hebt een erg mooie brief naar je grootmoeder geschreven. En jij ook, Suu-Kyi." Hij knipoogde naar haar.
Ik keek naar de meisjes — ze glimlachten.
"Ik heb zelf een Birmaanse vrouw," zei Mr. Brockman. "En we zijn de ouders van een negenjarig jongetje. We hebben dus veel gemeen, u en ik."
"Ervaart u vaak vooroordelen, u en uw gezin?"
Hij lachte. "Sorry. Het is echt niet grappig. Alleen heb ik die vraag nog nooit zo rechtstreeks gehoord. Vooroordelen horen er altijd bij. Maar wat kunnen we eraan doen? Ik kan het aantal gemengde huwelijken waar ik weet van heb op de vingers van mijn rechterhand tellen. Al die koppels stellen het goed samen, maar we worden uit de meeste sociale gelegenheden buitengesloten - zowel Engelse als Birmaanse."
"Ik begrijp het. Kon ik Kayin maar vinden, dan zou het wel goedkomen voor ons vieren."
Er werd zacht op de deur van het kantoor van Mr. Brockman geklopt.
"Kom binnen."
Zijn secretaresse opende de deur en zei dat er een heer was aangekomen voor zijn afspraak.
"Ja, Mr. Fusilier," zei Mr. Brockman en hij ging staan en reikte me zijn hand over zijn bureau om afscheid te nemen. "We zullen uw brief precies zoals hij geschreven is, naar New York sturen, samen met de volledige instructies."
"Dank u wel, Mr. Brockman." Ik schudde zijn hand. "We komen morgen terug om te checken of u een antwoord gekregen hebt."
Tot mijn verrassing - en die van Mr. Brockman - ging Marie op haar tenen staan en stak haar hand uit om hem ook een hand te geven.
Zijn gezicht lichtte op en hij glimlachte breed toen hij haar hand aannam.
* * * * *
Op weg terug naar het hotel stopten we bij een klein café voor een kopje koffie en twee glazen melk. Terwijl ik toekeek hoe de meisjes hun melk dronken, dacht ik aan de schamele restjes eten in de lade van onze commode en dat ik een manier moest vinden om hen gezonder eten te geven.
We verlieten het café en liepen de 62ste Straat door. Ik vroeg hen me te tonen waar ze met tante Thuy gewoond hadden. Ze namen me mee door een zijstraat en staken verschillende steegjes over. Hoe verder we liepen, hoe slechter de buurt werd. Bakstenen en cement maakten plaats voor hout en klei. Na nog vier blokken leken de houten gebouwen in de vorige buurt chic in vergelijking met de golfplatenhutten met palmbladeren als dak. Open riolen liepen in het midden van de aarden wegen en haveloze kinderen speelden in het slijk, het afval en de vuiligheid. Wolken vliegen en muggen stegen op uit de viezigheid en kwamen rond ons zoemen. Ik ademde oppervlakkig om de afschuwelijke stank die opsteeg uit de groenachtige poelen vol viezigheid niet in te ademen.
Er rende een groepje kinderen van ergens tussen de vier en de twaalf jaar, in gescheurde kleren naar ons om te bedelen om munten. Ze trokken aan mijn handen en smeekten om geld of eten. We wandelden verder en ik probeerde hen te negeren, maar ze werden steeds brutaler. Ze renden rond ons en trokken aan mijn kleren en zakken. Ik wist dat er nog honderd andere radeloze kinderen naar buiten zouden komen als ik ze iets zou geven. Ik voelde me een gevoelloze toerist die zijn geld niet wilde delen met mensen die het nodig hadden.
Plots kreeg Marie er genoeg van en