Raji Boek Vier. Charley Brindley

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Raji Boek Vier - Charley Brindley страница 6

Raji Boek Vier - Charley Brindley

Скачать книгу

was het kant-en-klare vaderschap zelfs niet bij me opgekomen. En ik maakte me zorgen over mijn prestatie tot nu toe.

      "Wat moet ik schrijven in onze brief naar jullie grootmoeder?" Ik stelde mijn vraag aan Suu-Kyi, maar Marie antwoordde.

      "We moeten haar vragen dat ze ons morgen komt bezoeken."

      “Oh, Amerika is erg ver. Ik denk niet dat ze morgen kan komen. Maar ze zal van alles willen weten over jullie."

      "Wat zoal, alstublieft?"

      "Zoals waar je naar school gaat..."

      “We hebben nooit naar school gegaat,” zei Marie.

      Dit antwoord bracht me in de war, maar ik wist niet precies waarom.

      "In welk soort huis woon je?"

      "Wij kunnen niet in een huis wonen."

      Het was Marie die al die antwoorden gaf en ik begon te denken dat ik misschien niet alles wilde weten. Hun omstandigheden waren waarschijnlijk moeilijk in het beste geval. Mijn hart brak al bij het idee alleen dat ik de afgelopen zeven jaar twee prachtige dochters had gehad zonder het te weten. Kayin had me natuurlijk niet kunnen contacteren waar ik was, maar toch voelde ik me onwaardig om hun vader te zijn.

      "Jullie grootmoeder zal ook willen weten hoe oud jullie zijn."

      "Zeven jaar..." begon Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar.

      “Acht jaar,” zei Marie, “bijna.”

      Wanneer verjaren jullie?

      "11 juli."

      Hm... juli min negen maanden - november. November 1933. Misschien scheelde het een paar weken, maar nee, het waren beslist mijn kinderen. Ik twijfelde er niet aan. Marie had de naam van mijn moeder en de beide meisjes hadden de blauwe ogen van hun moeder. En die oude vrouw aan mijn deur kende me. Wie was ze en wie had haar gezegd dat ik terug was in Mandalay?

      "Jullie verjaren volgende maand. Zullen we een verjaardagsfeestje houden?"

      “Oh, ja!” gilden de beide meisjes samen.

      "Met taart en cadeautjes?" vroeg Suu-Kyi.

      "Natuurlijk. Je kan toch geen feestje houden zonder taart en cadeautjes. Wanneer hadden jullie laatst een verjaardagsfeestje?"

      "Toen we vijf werden," zei Marie.

      "Wie heeft dat feestje voor jullie georganiseerd?"

      "Moeder en..." zei Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar weer.

      "Alleen moeder." Marie keek even naar haar zus.

      Suu-Kyi liet haar handen zakken en staarde naar het gele tafelkleed. Haar handen leken constant te bewegen als ze sprak, alsof ze haar woorden kracht wilde bijzetten.

      "Waar is Kayin? Waar is jullie moeder heengegaan?"

      "Twee mannen hebben haar meegenomen," zei Marie.

      "Welke twee mannen?"

      “Dezelfde net als die twee daar." Marie wees achter me.

      Toen ik me omdraaide, zag ik twee tafeltjes verder twee mannen in identieke militaire uniformen. Ze waren fluisterend in gesprek terwijl ze kleine kopjes sake dronken. Alle angst en pijn van de voorbije acht jaar sloeg me plots weer om het hart - de twee mannen waren officieren van het Japans Keizerlijk Leger.

      De meisjes aten alles op, leegden hun colaflesjes en dronken zelfs al het water op. Ik betaalde de rekening, liet een fooi achter voor Po-Sin en de kok en vroeg dan aan Marie en Suu-Kyi of ze zin hadden in een wandeling. Ik moest de afschuwelijke gedachten die in me opborrelden van me afzetten.

      Ze knikten aarzelend; misschien twijfelden ze over wat ik voor ogen had. Ik vroeg ik me af of de persoon die voor hen gezorgd had iets gelijkaardigs gezegd had voor ze hen naar mijn hotelkamer bracht.

      Op straat liepen ze elk aan een kant van me; Suu-Kyi nam mijn hand, maar Marie niet. We liepen door de 62ste Straat en staken de drukke Theik Pan over, die ook wel de Birmastraat genoemd werd.

      Net voorbij Theik Pan gingen we de wemelende Nyaung Pin Bazaar binnen, waar klanten nog snel de ingrediënten voor hun avondeten kwamen kopen. Ik herinnerde me al het lawaai, de bedrijvigheid en de overvloed aan felle kleuren. Ik herkende meteen de gele thanaka van de vrouwen.

      Toen ik de eerste keer in Birma was, had ik er Kayin naar gevraagd en ze had verteld dat de vrouwen in Birma al honderden jaren de schors van de thanakaboom gebruiken en tot poeder vermalen om er dan met wat water een romige pasta mee te maken. Die pasta smeren ze dan in artistieke cirkels, strepen en spiralen, in dikke lagen op hun wangen en soms op hun voorhoofd en kin. De vrouwen beschouwen die pasta als fijne cosmetica die hun schoonheid bevordert en tegelijk hun huid beschermt en rimpels helpt voorkomen. Ze smeren het ook op het gezicht van hun jonge kinderen om hen te beschermen tegen de zon.

      Kayin had de pasta altijd gebruikt tot ze in het hotel begon te werken. De Engelse manager had alle vrouwelijke personeelsleden verboden om thanaka te gebruiken. Hij had gezegd dat ze eruitzagen als onbeschaafde heidenen met die 'vieze troep' op hun gezicht.

      De meisjes en ik bleven staan bij een kraam waar hoge stapels houten kooien stonden waarin eenden en ganzen zaten. De eigenaar hakte vrolijk de kop van drie vette vogels voor een klant - een oude dame in een blauwe longhi, die nauwelijks groter was dan Marie. Ze telde geconcentreerd haar munten terwijl een jong meisje de dode eenden voor haar van hun ingewanden ontdeed en schoonmaakte.

      De tweeling keek toe, net als ik, maar ik kon niet zien of het tafereel hen stoorde of niet. Suu-Kyi schuifelde wat dichter naar me toe en vestigde haar aandacht op een groot, bruin ei op de bodem van de net leeggekomen kooi, terwijl Marie erg geïnteresseerd leek in de efficiëntie van het meisje met het mes.

      Ik heb mensen vaak horen spreken over de koperachtige geur van bloed. Zelf heb ik er nooit op gelet dat bloed een geur heeft, maar misschien ben ik eraan gewoon geraakt. De sterke geur van de vogelpoep was echter overweldigend. We vertrokken toen het hakmes een schrille kreet smoorde voor een nieuwe klant.

      Maar zelfs het gesnater van de verdoemde vogels stopte mijn op hol geslagen gedachten niet. Waarom hadden de soldaten Kayin meegenomen? Wat hebben ze gedaan met haar? Hoe kon ik haar vinden? Het enige wat ik had, waren vragen en geen enkel antwoord. Ik besefte dat mijn brein nog altijd wispelturig was en nauwelijks langer dan een paar minuten een gedachte kon vasthouden, waarschijnlijk doordat ik absoluut nog niet volledig hersteld was.

      De dokter in Virginia had gezegd dat zo'n lange reis maken voor ik weer op krachten was, gekkenwerk was en dat ik mijn gezondheid in gevaar bracht als ik niet in zijn buurt bleef om nauwkeurig opgevolgd te worden. Raji had me hetzelfde gezegd, maar wat minder diplomatisch. Ze had minder woorden gebruikt; een ervan was 'domkop'. Ik luisterde naar geen van hen beiden, want mijn gebroken belofte aan Kayin dreef me veel meer dan mijn instinct tot zelfbehoud. Ik veronderstel dat dit ook een symptoom zou kunnen zijn van mijn verwarde geest.

      Ik voelde iemand aan mijn hand trekken en keek neer naar Suu-Kyi.

      "Heb je dat gezien?"

      Ze wees

Скачать книгу