Raji Boek Vier. Charley Brindley
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Raji Boek Vier - Charley Brindley страница 4
Ze schoven zonder een woord te zeggen van de bank en liepen snel naar de badkamer. Ik zag dat ze hun slaapmat meenamen, dicht tegen hen aangedrukt.
Terwijl de meisjes in de badkamer waren, deed ik verder waar ik gebleven was toen er op de deur geklopt werd: rondlopen en de kamer bestuderen zoals je zou doen met een gekreukte en versleten foto uit een ver verleden. Daar stond de bekende schrijftafel, een lage bijzettafel tussen de bank en de twee stoelen, een bed met aan weerszijden een nachttafeltje met lamp, en afbeeldingen van bergen, vogels en koning Rama IV aan de muren. Er hing een klamboe over het bed die overdag netjes opgevouwen was.
De balkondeuren met de gordijnen ervoor keken uit over de straat beneden. Het kleine balkon was hetzelfde gebleven als al die jaren geleden, precies groot genoeg voor twee minnaars die zo door elkaar opgeslokt waren dat ze nauwelijks zagen of het buiten zonnig of donker was.
Ik stond aan de voet van het bed en keek ernaar alsof ik verwachtte dat het voor mijn ogen tot leven zou komen. De bedsprei was nieuw, maar het hoofdeinde en de batiktekening van een of andere plaatselijke tempel waren nog dezelfde. De nachttafeltjes en de lampen waren nog dezelfde. De oude vlek op de linkerlampenkap was er nog steeds, maar was nu discreet naar de muur gedraaid.
De seconden tikten voorbij, maar ik bewoog niet - ik kon niet bewegen. Ik balanceerde op een emotioneel koord en probeerde mijn evenwicht te bewaren. Twee kleine meisjes, mooi en onschuldig, maar hun moeder was niet bij hen. Waarom had de oude vrouw hen naar mij gebracht en niet naar Kayin? Waarom had ze ze overgeleverd aan een vreemde in plaats van aan hun moeder? Het enige wat bij me opkwam, was dat ze hen niet naar hun moeder kon brengen omdat die ziek was, of vermist, of... nee, ik wilde er niet aan denken.
Het was dom van me geweest om dezelfde kamer te vragen, dezelfde ruimte die zij en ik gedeeld hadden gedurende die korte, intense week. Waarom was de kamer niet bezet geweest toen ik dit keer incheckte? Dan had ik tenminste die nutteloze, sentimentele kwelling kunnen voorkomen.
Ik liep naar de balkondeuren en stond daar met mijn armen voor mijn borst gekruist. Het kleine balkon leek nog exact hetzelfde als acht jaar geleden. Tijdens onze eerste nacht samen hadden Kayin en ik de twee stoelen naar buiten geduwd en ons erop gewurmd zodat we knie-aan-knie zaten. We hadden gepraat tot de hemel in het oosten van een diepblauw in een zacht duifgrijs veranderd was.
Ik hoorde iets in de badkamer. Er viel iets in de porseleinen lavabo. Het kletterde rond als een lang, metalen voorwerp tot iemand het stilhield. Daarna kwamen een paar gefluisterde woorden, gevolgd door wat gegiechel. Wat staken ze daar uit?
Ik had door wat het metalen voorwerp moest zijn: het oude scalpel uit mijn tasje met scheergerief. Maar wat waren ze ermee aan het doen? Het instrument was uiterst scherp. Ik wette het lemmet regelmatig, dus konden ze zo in een vinger snijden tot op het bot. Wat moest ik doen? Beslissen was tegenwoordig erg moeilijk voor me. En ik was nog nooit een ouder geweest. Wat zou een vader doen? Was ik hun vader?
Ik zette een stap in de richting van de badkamer, maar stopte toen ik de klink hoorde klikken.
Hoofdstuk twee
Tot mijn opluchting kwamen de meisjes zonder zichtbare verwondingen uit de badkamer.
"Laten we naar beneden gaan," zei ik, "en iets zoeken om te eten."
Ze knikten, maar zeiden niets.
Ik vroeg me af of ze me verkeerd begrepen hadden, of gewoon wachtten tot ik de eerste stap zette.
Ik ging richting badkamer. "Ik zal me even opfrissen voor we naar beneden gaan."
* * * * *
In de lift op weg naar beneden vroeg ik aan een van de meisjes:
"Hoe is je naam?"
"Marie."
Ik veronderstel dat dit me niet had mogen verbazen, maar ik verwachtte een Birmaanse naam. Het duurde een moment voor ik mijn gedachten weer op orde had.
"Dat is de naam van mijn moeder."
"Ja, meneer. Dat weet ik. Wanneer komt grootmoeder Marie ons bezoeken, alstublieft?"
"Wel, als ik haar een brief schrijf en daarin vertel over jou en je zus, dan denk ik wel dat ze jullie snel zal willen zien."
"Alstublieft, mag u vandaag brief schrijven?"
"Misschien doe ik dat wel, maar jullie zullen me moeten helpen met de brief."
Marie fronste haar wenkbrauwen en keek naar de vloer, maar antwoordde niet.
Ik sprak tegen haar zus. "En ik vraag me af of jij Suu-Kyi heet, de naam van je andere grootmoeder."
"Ja. Ze heeft gestorven."
"Ja, dat weet ik. Ze is vele jaren geleden gestorven, toen je moeder nog een klein meisje was, zoals jullie."
"Maar nu hebben we onze nieuwe grootmoeder, Marie."
De kleine Marie vestigde haar blik op me. "Ik begrijp het niet."
"Wat?"
"Over brief maken voor onze grootmoeder Marie."
"Oh, maak je geen zorgen, ik zal de brief wel maken. Jij en Suu-Kyi zullen me alles vertellen wat je wil dat je grootmoeder weet."
Marie leek nog steeds een beetje in de war.
Suu-Kyi stond rechts van me en Marie links; als ik echter mijn ogen zou sluiten en ze wisselden ondertussen van plaats, zou ik het niet weten. Ze hadden niet alleen identieke gezichtjes, ook hun kleren waren dezelfde. Hun verschoten groene T-shirts en bruine shorts leken te zijn ingekort voor hen. Ze droegen geen schoenen.
We kwamen aan op de gelijkvloerse verdieping en Ba-Tu, de liftjongen, opende de deur en groette ons opgewekt.
Ik beantwoordde zijn groet met een hoofdknik en we stapten uit in de lobby. De majordomus kwam ons tegemoet voor we de gebogen dubbele deur naar het restaurant bereikt hadden.
“Mag ik u alstublieft kunnen helpen, meneer?”
"Nee, dank u. We gaan gewoon even iets eten."
De erg forse man blokkeerde ons de doorgang. "Ah." Hij keek van mij naar de meisjes en weer naar mij. "Kunt u mij graag volgen?"
We liepen achter hem in de richting van twee klapdeuren die duidelijk naar de keuken leidden.
"Waar gaan we heen?"
Hij stopte en keek naar me met zijn rechterhand op een van de deuren. "We hebben hele comfortabele tafels hier achterin voor..." Hij aarzelde en keek even om zich heen alsof hij bang was dat iemand ons samen zou zien.
"Voor wie?" vroeg ik.
"Voor kinderen zoals hen."
"Oh, ik snap het. Bedoelt u dat u geen Euraziatische kinderen zoals de mijne wil laten eten in het restaurant?" Ik vroeg ik me af of hij wist hoe makkelijk ik hem bewusteloos kon slaan.
De andere deur