Raji Boek Vier. Charley Brindley

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Raji Boek Vier - Charley Brindley страница 2

Raji Boek Vier - Charley Brindley

Скачать книгу

door Barber van de Pol (Uitgeverij Athenaeum, 2011)

       Schateiland, vertaald door Boukje Verheij, Yge Foppema en Lev Mordegaai (Uitgeverij Solo, 2002)

       De fabels van Aesopus, vertaling www.latijnengrieks.com

      Inhoud

       Chapter One

       Chapter Two

       Chapter Three

       Chapter Four

       Chapter Five

       Chapter Six

       Chapter Seven

       Chapter Eight

       Chapter Nine

       Chapter Ten

       Chapter Eleven

       Chapter Twelve

       Chapter Thirteen

       Chapter Fourteen

       Chapter Fifteen

       Chapter Sixteen

       Chapter Seventeen

       Chapter Eighteen

       Chapter Nineteen

       Chapter Twenty

       Chapter Twenty-One

       Chapter Twenty-Two

       Chapter Twenty-Three

       Chapter Twenty-Four

       Chapter Twenty-Five

       The End

      Ik keerde terug naar Birma op een tropische ochtend in juni 1941. Ik werkte als scheepsjongen op het veeschip Katanga en nadat het afgemeerd was op de Irrawaddyrivier in Mandalay wandelde ik door een paar regenbuien naar het oude Nadi Myanmarhotel.

      Ik vroeg kamer 706 en verraste de baliebediende door mijn vuist te openen en hem de sleutel van die kamer te laten zien. Hij draaide zich om en staarde naar de muur vol stoffige vakjes - eentje voor elke kamer in het hotel - waarna hij de sleutel uit het vakje voor kamer 706 wilde nemen. De magere, kleine man keek me aan met grote ogen.

      "Milleseya," fluisterde hij - goochelaar. Of betekende het tovenaar?

      Maakt niet uit. Ik was te moe om uit te leggen waardoor ik de voorbije acht jaar een kopie van die sleutel had gehad. Goochelaar volstond voor nu; ooit zou ik het misschien uitleggen.

      Een paar minuten later stond de piccolo met mijn druipende koffer in zijn handen in het midden van kamer 706. Ondanks zijn brede glimlach kon hij de pijn niet verbergen die zijn ogen dof maakte en hem zijn voorhoofd deed fronsen. De gezwollen, misvormde gewrichten van zijn vingers en de manier waarop hij zijn linkervoet spaarde tijdens het stappen, deden me vermoeden dat hij een ernstige vorm van reumatoïde artritis had. Volgens mij was hij niet veel ouder dan dertig, veel te jong dus voor zo'n slopende ziekte.

      Hij stelde een vraag in het Birmaans. Ik staarde hem een ogenblik aan terwijl ik in mijn hoofd de vertaling ontcijferde. Iets over mij in de kast zwieren. Nee, mijn kleren - hij wilde mijn kleren in de kast hangen.

      Ik schudde mijn hoofd en voelde in mijn zak naar wat kleingeld, ik haalde een handvol munten boven en even was ik volledig in de war. Ooit had ik de waarde van de roepiemunten perfect begrepen, maar nu moest ik me hard concentreren om me dat te herinneren; er gingen zestien anna in een roepie en vier paisa in een anna. De anna en de paisa waren bronzen munten en hun waarde was ongeveer twee cent voor een anna en een halve cent voor een paisa. De muntstukken van een roepie waren zwaar, gemaakt van zilver en ongeveer tweeëndertig cent waard.

      Ik koos een blinkende anna en nadat ik even naar zijn glimlachende gezicht gekeken had, nam er ik er nog een. Toen ik de twee munten naar hem uitstak, zette hij mijn koffer behoedzaam neer en aanvaardde eerbiedig zijn fooi. Hij dankte me voor het geld en maakte dan een diepe buiging terwijl hij achteruit de kamer uitliep en de deur sloot.

      Ik opende de koffer op de vloer en stelde tot mijn verbazing vast dat de kleren erin droog waren. Ik trok mijn vochtige kleren uit, hing ze in de kast en trok een vers hemd en een verse broek aan. Ik knoopte mijn hemd dicht en nadat ik mijn scheergerief in de badkamer gelegd had, liep ik naar de ramen.

      Door een opening in de wolken vielen zachte zonnestralen die het balkon verlichtten als was het een podium dat klaar was voor het tweede bedrijf. Ik opende de balkondeuren en stapte naar buiten om te kijken naar de natgeregende stad Mandalay.

      Onder me klaterden riksja's over de kasseien die zich een weg baanden door de drommen voetgangers. Dienstmeisjes fietsten naar de residentiële wijken. Een boerin trok aan het juk van een kar met twee wielen, die volgeladen was met gele meloenen, krijsende kippen en snaterende ganzen. Een kleine jongen, het hoofd geschoren en gehuld in een feloranje gewaad, stopte abrupt met het strelen van een straathondje en rende naar zijn broers die op hun blote voeten en met militaire precisie naar een pagode in de buurt marcheerden.

      Door

Скачать книгу