Naakt model. Adama van Scheltema Carel Steven

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Naakt model - Adama van Scheltema Carel Steven страница 3

Naakt model - Adama van Scheltema Carel Steven

Скачать книгу

weer lig je me aan te kijken met je bruine oogen – dan zie ik niks dan je oogen – o, jullie – jullie! – En dat weet je ook bliksems goed!

      Nellie (gauw bijgetrokken). Nou, ik mag er toch ook wel wàt van hebben. (aanhalig). Ik ben nou toch alleen maar voor jou, – en als ik nog es voor anderen zit, is het toch alleen maar gekleed – en als jij het niet wilt, dan doe ik dàt ook niet!

      Henri. Je bent een snoes! – Wacht: (hij haalt uit de kast een papiertje met bonbons) kijk eens – , dat heb ik voor je bewaard, van Zondag, bij mijn familie – verjaardag van m’n zuster.

      Nellie. Oh – ! – dat is nou weer lief van je – je bènt wel lief!

      Henri. En nou gaan we beginnen!

      Nellie. (geeft hem een zoen, en begint haar blouse los te maken).

      Henri. Nee, vandaag alleen de kop – ik moet nou eerst de kop nog wat beter hebben. (hij gaat voor den ezel zitten).

      Nellie. O – (zij neemt een half liggende pose aan als op de schilderij, met de armen onder haar hoofd). Zoo – nietwaar?

      Henri. Ja – nee, wacht: (hij staat op en verlegt haar hoofd wat, waarbij hij haar kriebelt).

      Nellie (met een gilletje opvliegend). Hè nee! – nou maak je ’t zelf weer in de war! ik lag goed – (zij gaat weer liggen).

      Henri (de kussens schikkend). Zoo – ja – zoo, (hij gaat weer voor den ezel zitten en kijkt nog eens) zoo is ’t goed. (hij schildert. Stilte).

      Nellie (voor zich heen). – Zoo – was die Cor hier – wat een mensch, hè.

      Henri (schilderend). Nou – (stilte).

      Nellie. Ik kan niet begrijpen, dat die model is geweest – hè – ?

      Henri. Nee – (stilte).

      Nellie. En oompje, – aardige man wel – wèl aardig – maar mìjn man is toch nog veel aardiger – (stilte. Voor zich heen, terwijl zij telkens met haar schoentje een wip in de lucht geeft) – Hénri – Hárri – Hánni – Hénk – Hénnie – nee: Hánnie, dat vind ik het leukst (vleierig) – „Hánnie” – !

      Henri (schilderend). Nee: „Henri” (even korzelig opkijkend met nadruk) „Hén-rì”! (stilte).

      Nellie (in zijn zelfden toon). Hén-rì – en Nél-liè – . (stilte). Zeg, heb ik je wel es verteld, dat ik een neef heb, die ook Henri heet? – maar die noem ik Henk.

      Henri. Nou ja, maar houd nou es je mond! (stilte. Er wordt geklopt). Ja – !

      VIERDE TOONEEL

Henri, Nellie, Herman

      Herman (van ongeveer eenzelfden leeftijd als Henri, maar blijkbaar uit armer stand afkomstig. Met z’n bleeke, aldoor klamme voorhoofd, zijn vlas-rossig haar, en zijn ietwat te hooge schouders, maakt hij een niet heel gezonden indruk. Hij draagt een ouderwetsche, groen geworden pelerine. Voorzichtig de deur openend en naar binnen ziend). Mag ik binnen komen – ?

      Henri (omziende). O, ben jij het! – kom binnen! – (schilderend). Lang niet gezien!

      Herman (verrast ook Nellie te vinden, komt aarzelig binnen). Nee – hoe gaat het, – (drukt Henri, daarna ook Nellie de hand) zoo – dat tref ik!

      Nellie (heeft bij Hermans binnenkomen even opgezien, maar dadelijk dezelfde pose bewaard, waarin zij zich, totdat Henri opstaat, niet meer beweegt, – hem de hand drukkend). Dag. – !

      Henri (wenkt met penseel). Ga zitten – ga zitten.

      Herman (blijft achter Henri staan en ziet beurtelings naar de schilderij en naar Nellie). Lief – lief – !

      Henri. Nee, heelemaal niet lief – „lief” wordt het heelemaal niet!

      Herman (verward). Nee – ik bedoel – de – het – ik bedoel – (hij keert zich wat verlegen om en zoekt een stoel).

      Henri (schilderend). Jawel – jij zou er wel iets liefs van maken.

      Nellie (vergoelijkend). Nou maar hij heeft laatst een heel mooi van me gemaakt, vroeger – gekleed – met die blauwe blouse – (met haar oogen tot Herman) weet je nog wel?

      Herman (onhandig). Ik bedoel – je model: het model is lief. (Nellie zet een pruimemondje en Henri lacht meesmuilend. Met den rug van zijn hand over zijn voorhoofd vegend, zich herstellend). Ik kwam eigenlijk juist om Nellie, hè – dat wil zeggen: (tot Nellie) ik had het nieuwe adres na je verhuizing nog niet – enne – nou kwam ik hier es even oploopen – ik dacht, dat Henri het nummer misschien wel zou weten, – ik wist wel: zelfde straat…

      Nellie. Honderd-drie-en-veertig twee hoog.

      Herman. O – wacht: (hij noteert zorgvuldig in een notitieboekje) „honderd-drie-en-veertig – twee hoog”, – ik had idee, zie je…

      Henri (schilderend). Ja – maar ik kan haar niet missen, hoor!

      Herman. Nou ja, het is natuurlijk alleen om maar al vast af te spreken; (achter hem staande) ik zie, je bent met haar nou toch betrekkelijk gauw klaar – en dan —

      Henri. „Mee klaar”? – (hij duwt palet en penseelen weg, opspringend) „mee klaar”? – ik kom er nooit mee klaar! Telkens ben ik er weer uit: dan dít, dan dàt, aldoor weer wat anders – ik kan er verduveld nòòit inblijven!

      Herman. O – maar als ik ongelegen kom… (hij maakt beweging om te vertrekken).

      Henri. Wel nee, wel nee kerel – nee, dat is de bedoeling niet. Ik wil alleen maar zeggen in ’t algemeen, hè: ik wou er juist es wat moois van maken, zie je – ik dacht, misschien voor een expositie, of zoo, – en de opzet was zoo allemachtig goed – en nou raak ik vast en zit ik er op te sabbelen…

      Herman. Nee maar… (maakt opnieuw beweging voor afscheid).

      Henri (hem terughoudend). Och nee kerel, heusch – , maar dat weet je immers zelf ook wel (met een zucht): van den mooien opzet tot het mooie eind, hè – dat is de choos! (naar Nellie kijkend, die uit haar pose is op gaan zitten en een bonbon eet) en Nellie is een goed model – (met een schuin oogje naar Herman) je kent haar – prachtig, uitstekend voor de pose, en mooi genoeg waarachtig, maar…

      Nellie. Wat „maar” – ?

      Henri (haar op haar neus tikkend). Jij hebt een mooi figuurtje Nel, en een mooi gezichtje – nou – maar soms wil ik meer hebben, hè: – het „ideale” model, hoe zal ik zeggen, dat zou zelf moeten leven, zie je, ik bedoel „meeleven” – ik bedoel als ’t ware „meeschilderen”, enfin: de ziel aan ’t stuk geven, hè – een lijf is niet genoeg – .

      Herman (fijntjes). Ja, jij wil altijd alles hebben, hè – het lijf en de ziel – en het hart –

Скачать книгу