Naakt model. Adama van Scheltema Carel Steven

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Naakt model - Adama van Scheltema Carel Steven страница 6

Naakt model - Adama van Scheltema Carel Steven

Скачать книгу

voor „die Damen aus der Gesellschaft”!

      Nellie (die door het drukke bezoek en in ’t bijzonder door de zorg voor de omelet wat zenuwachtig is geworden). Nou, ben ik dan zoo slecht model – !? (tot Henri). En je hebt juist zoo dikwijls gezegd, dat ik zoo goed model was! – (met tranen in haar stem). Nou heb ik een uur voor die omelet staan zorgen, en nou – O! wat zijn jullie mannen toch ondankbaar! Weet je wat jullie zijn – ? – „egoïsten”! dát zijn jullie – egoïsten! (zij pruilt met haar hoofd in haar hand; allen willen sussen en troosten; Herman neemt schuchter haar andere hand, Frits staat op en geeft haar van achter een zoen in haar halsje).

      Henri. Ajasses, wees nou niet zoo flauw! – nee – daar kan ik heelemaal niet tegen —

      Herman. Ach, dat bedoelt ie niet zoo erg.

      Frits. De omelet is eenvoudig prachtig!

      Henri (tegen Frits, als hij Nellie weer een zoen in haar halsje geeft). Wil je daar wel es afblijven!

      Jules (met zijn kop koffie opstaande). Ik drink op de modelletjes in het algemeen – en op juffrouw Nellie’s halsje in het bijzonder!

      Nellie (weer bijtrekkend). Nou jongens – zoo is ’t genoeg hoor – , zoo is ’t genoeg. (allen gaan weer lachend zitten en eten). – Zeg, jongens: Tootje komt straks.

      De anderen. Tootje – !?

      Jules. Het nieuwe sterretje! (Een Fransch wijsje neuriënd)

      „Un poète m’a dit

      Qu’il savait une étoile,

      Où on aime toujours – ”

      Herman (tot Frits). Jouw Tootje?

      Frits (zijn schouders ophalend). Mijn Tootje – !? – Nou maar het is een aardig snoetje hoor.

      Nellie. Ajakkes, hoe kun jullie die nou zoo aardig vinden – ! Zoo’n brutaal nest! – dat komt nauwlijks onder en boven ’r broek uit!

      Jules (effen). Nou, als ze de broek maar uitkomt.

      Nellie. O, hoor dat! (hem met den vinger dreigend). Ik geloof, dat u een erg gevaarlijke man bent, mijnheer Jules.

      Frits (voor zich heen). Nee, zulke „erg” gevaarlijke mannen, zijn juist nooit zoo erg „gevaarlijk”.

      Henri. Ja, maar ze moet dadelijk weer weg, want ik krijg een leerling.

      De anderen. Een leerling – !?

      Nellie. Ja jongens, hoe vindt jullie: Henri heeft een nieuwe leerling – en wat een fijne, hè Han?

      Henri. Nou.

      Nellie. En ze heeft hem ook een brief geschreven – nee, die moet jullie toch eens hooren!

      De anderen. Laat hooren! – laat hooren!

      Henri (protesteerend). Ach, wel nee – nee, nee!

      De anderen. Toe – toe!

      Jules (plagend). Laat es zien, of het waar is.

      Henri (een beetje gevleid glimlachend). Nou, es kijken – één zinnetje: – ik weet geen eens, of ik hem bij me heb – (hij haalt den brief meteen uit zijn binnenzak; hem inziende) Nou maar – e…

      De anderen. Draai af! – draai af!

      Henri. Hm – (lezend). „Zeer geachte heer” – (hij mompelt eerst een paar zinnen door) – „ik houd van uw werk, als van een vriend – zag het vaak – en bewonder de idealistische kuischheid van uw naaktfiguren – ik – ” nou maar met de rest heb jullie ook verder niets te maken.

      Frits. „Hear! hear! hear!”

      Jules. Heel pikant!

      Frits (zich den geur van de enveloppe, waar Henri den brief weer ingestopt heeft, toewuivend). Nou – nou!

      Nellie. Ja jongens – nou moet jullie es ruiken!

      Henri (na eenig protest). Nou netjes hoor! – netjes! (de enveloppe gaat langs de neuzen).

      Herman (ruikend). Nee, daar houd ik niks van.

      Jules (snuivend). Beslist idealistisch kuische geur! (aan Henri teruggevend). Nou maar dan is ze bij jou wel aan het goede adres!

      Nellie (haar vingers nog naruikend). Een fijne dame! – Maar ik vind dat toch een gekke brief voor een dame hoor, – zou ze mooi zijn?

      Jules. Natuurlijk is ze mooi! – Pas maar op!

      Nellie. O, mijnheer Jules, u bent een nare vent – een reuzeplaag!

      Herman. Och, zulke dames zijn nooit mooi.

      Frits. Nee, Herman heeft schoon gelijk Nellie: idealistisch kuische dames zijn nooit mooi – mooi zijn alleen de realistisch onkuische modelletjes!

      Nellie (niet goed wetend hoe het op te nemen, pruilend). Nou maar, ik vind jullie niks lief, hoor. (Frits geeft haar een handkus).

      Henri (op zijn horloge ziend, zenuwachtig). Zeg es lui, we moeten voortmaken: over een half uurtje zou ze al kunnen komen – en dan moet jullie weg wezen, hoor.

      Jules. En hij moet zich eerst nog prepareeren!

      Nellie. Nou, jullie zijn ook klaar, hè?

      Henri. Hier zijn sigaren. (hij en Herman steken een pijp op, Frits een sigaar).

      Jules (een cigaret aanstekend). De moderne sleutel van alle hooge inspiratie is de cigaret. (er wordt geklopt).

      Henri. God! dat kan ze toch nog niet zijn!? – (allen staan op).

      ZEVENDE TOONEEL

De vorigen, Tootje

      Tootje (om de deur). Mag ik binnenkomen – ?

      Henri. O – ’t is Tootje. Ja, kom maar binnen! – Maar je moet dadelijk weer weg – ik kan je niet gebruiken, hoor: ik krijg een leerling, en oompje – die mijnheer van beneden – heeft om je gevraagd, – (rondwijzend) je kent de heeren toch?

      Tootje (pruilig coquet rondkijkend). Nou, of ik de heeren ken, van haver tot gort, hoor – (Frits bemerkend) alleen mijnheer Frits ken ik heelemaal niet – (zij gaat meteen wat uitdagend op Frits’ knie zitten).

      Jules (zich kwasi gechoqueerd afwendend). Nu niet zoo familiaar!

      Tootje. „Niet zoo familiaar” zeit ie! (Jules aankijkend, kwasi verschrikt). O, maar ù ken ik echt niet!

      Frits. Heb je mijnheer Jules dan nooit bij me ontmoet?

      Jules

Скачать книгу