't Bolleken. Cyriel Buysse

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу 't Bolleken - Cyriel Buysse страница 5

't Bolleken - Cyriel Buysse

Скачать книгу

"Quels types!" murmelde hij in zichzelf. Zij liepen langzaam, op hun best gekleed, de meesten in 't donker, een in 't lichtgrijs en een ander in 't geel, midden op den hobbelig-geplaveiden weg, met iets wiebelends en schommelends in hun tragen gang, alsof zij luilakkig slenter-wandelden en tevens toch iets onzichtbaar-zwaars achter zich meesleepten. Er waren dikkerds bij met rooden kop en scheeve schouders; ook 'n paar spicht-magere, met bleek gezicht en lange, stokkerige beenen. Ze waren met hun achten, oude en jonge. Deuren gingen op hun langzamen voorbijtocht open en menschen kwamen hen nieuwsgierig op de drempels nakijken. Toen ze slechts een vijftig passen van zijn huis meer waren, trok meneer Vitàl zich van voor het raam terug en ging wat dieper in de kamer staan. Hij riep naar 't tweede meisje dat die heeren daar aankwamen en of zij al vast de deur wilde gaan openen. Maar tot zijn groote verbazing zag hij de geheele troep eensklaps midden in de straat stilhouden, terwijl een der heeren, een dikke, rooie, scheefgeschouderde, links naar de huizenrij toeging en door een wenkgebaar de anderen met zich mee poogde te krijgen. Een aarzeling scheen plaats te hebben, een der heeren haalde zijn horloge uit en schudde 't hoofd, terwijl hij naar 't "kasteelken" keek; maar langzaam hadden al de anderen, als een gedweeë kudde, den rooien dikkerd reeds gevolgd en allen zag meneer Vitàl ze eindelijk binnengaan in een klein herbergje, waarvan hij van uit zijn raam het uithangbord "In 't Kloefken" lezen kon.

      "Ah bah! nú nog borrels drinken, zoo vlak voor 't eten!" dacht hij met verbazing.

      Hij hoorde Netje, die reeds op de stoep te wachten stond, de deur sluiten en weer in huis komen.

      "Ze zijn nog iest dreupels goan drinken!" klonk haar hoog stemmetje in den gang naar de keuken toe.

      Onthutst, verschrikt bijna, kwam de oude keukenmeid haar verhit, zweetend gezicht in de deuropening van den salon vertoonen.

      "Ha moar meniere toch! zoên ze nie hoast komen? Mijnen diner goa bedirven!" riep zij ontsteld.

      "'K peis 't toch, Mietjen; moar ze zijn nog iest in 't Kloefken nen dreupel goan pakken," antwoordde meneer Vaal, met moeite bij 't ontdaan gezicht der oude meid zijn opkomende lachlust bedwingend.

      "Ha moar z'hên hier dreupels zeuveel of da z'er willen!" riep Mietje, komisch-verontwaardigd naar een ontkurkte portflesch en glazen op een presenteerblad wijzend.

      "Wa keunt-e gij doar aan doen, Mietjen, da es meschien 'n specioale seeve31 die z'in 't Kloefke vinden," gekscheerde meneer Vitàl. Maar plotseling zag hij 't verstoord gelaat der oude meid als onder een zonnestraal zich opklaren. "Ze zijn doar!" riep ze, door het venster wijzend; en met haastig geklapper van rokken liep ze terug naar haar keuken, terwijl Netje, door haar opgeroepen, weer naar de voordeur aangetrippeld kwam.

      De heeren waren binnen. Meneer Vitàl hoorde dof gestommel om de kapstok en hij trad hen op den drempel der salondeur te gemoet.

      Dokter Van der Muijt stelde ze om de beurt aan hem voor. Meneer Vitàl keek heel vriendelijk naar de gezichten, hoorde de onbekende namen, drukte de naar hem uitgereikte handen.

      "Kom binnen, heeren, kom binnen; ge zij allemoal welgekomen," herhaalde hij. En hij bood stoelen en fauteuils aan, terwijl Netje, op een wenk van hem, onverwijld met het presenteerblad en de port rondging.

      Er was een oogenblik ietwat beklemde stilte. Die heeren keken rond met eenigszins verbauwereerde32 gezichten. Allen detoneerden33 in een salon en dat schenen zij te voelen, instinctmatig. De rooie dikkerds zaten zwaar in de fauteuils gezakt, met ongemakkelijk scheefgestrekte of getrokken beenen; en de twee lange magere, de in het grijs gekleede en de gele, wisten zich niet goed te plaatsen en stonden stijf met hun glas in de hand, als 't ware klaar om weg te loopen. Alleen de dokter was heel familiaar op zijn gemak en praatte even onbevangen met meneer Vitàl, terwijl al de anderen met zijdelingsche blikken stom-stil bleven, of met gewichtige gezichten fluisterende opmerkingen maakten.

      Netje, die even verdwenen was, kwam zacht weer binnen en wenkte meneer Vitàl dat men aan tafel kon gaan.

      "Menieren, den diner es geried," zei meneer Vitàl opstaande.

      Een dubbele deur werd opengeschoven en in de eetkamer, die uitzicht op den mooien tuin had, schitterde de rijk-gedekte tafel, met een prachtigen tuil late rozen in het midden. Het weer begon al ietwat naar den herfst te zweemen, en meneer Vitàl, die kouwelijk was, had een open houtvuur laten aanmaken, dat vroolijk en gezellig in de ruime haardsteê knapte en brandde.

      "Ghààà! ça va faire du bien," riep dokter Van der Muijt, verrukt zijn handen wrijvend. Een der dikke heeren, door het vroolijk mooi gezicht van vuur en tuin en tafel opgewekt, schudde zijn boersche verlegenheid plotseling van zich af, kwam met een breeden glimlach van genot naar meneer Vitàl toe en zei, met dikke tong en plompe uitspraak, ook in 't beetje Fransch dat hij destijds op school geleerd had:

      "Ah! ça est beau ici, mónsieu Fietàl! Je vous fé mon compliment!"

      "Ce n'est pas moi qui l'ai choisi," antwoordde meneer Vitàl leukweg.

      "Ah! ça ne fé rien, ça ne fé rien, çè beau tout de mim!" herhaalde de dikhuidige man in onverstoorbare overtuiging.

      't Gevoel van benauwdheid was overwonnen. Allen nu waagden hun bewonderende opmerkingen, hoofd-knikten gewichtig naar elkaar, elkander langzaam drijvend als een kudde naar de vensterramen, om vooral den tuin te zien. Maar Netje stond roerloos in wit schort bij een dien-tafeltje naast den dampenden soepkom te wachten en meneer Vitàl riep opgeruimd:

      "Aan toafel, as 't ulder blieft, menieren, aan toafel! De soepe zoe koud worden. We zillen straks wel in den hof goan wandelen. Zet ulder maar, ieder noar zijn gedacht, woar dat hij wilt. Allons, docteur, gij aan den overkant, recht over mij as 't ou b'lieft; en alleman op zijn gemak en doen lijk thuis."

      Ze waren gezeten en aten. De soep was warm en lekker, heerlijke tomaten-soep met bruine korstjes, die knapten onder de tanden. De etenswarmte steeg hun naar 't gezicht; de koppen glommen. Toen de borden leeg waren ging Netje nog eens rond en meest al die heeren namen een tweede bord soep. De dokter zei dat het uitstekend was; menschen, vooral buitenmenschen, die veel in de open lucht waren, mochten gerust twee flinke borden soep eten. Ça34 procurait une sensation agréable et ça vous collait un fond. On ne mangeait pas ensuite avec excès des plats trop consistants." Na de soep kwam een verrukkelijke schotel paling met champignons en garnalen. Die paling was gevangen door den tuinman in 't beekje dat door 't erf liep. De heeren klapten en smakten met de tong. Zij knipoogden elkander toe dat 't zoo verbazend lekker was en het gesprek liep over 't visschen en de wonderbare gebeurtenissen die haast allen daarbij hadden meegemaakt. Die heeren kwamen los. Meneer De Reu, de lange magere ontvanger, die geheel in 't lichtgrijs gekleed was, met een oranje das, vertelde aan een hoek der tafel van een reuzensnoek van veertien kilo, dien hij vroeger in zijn dorp, met een eenvoudig schepnetje gevangen had.

      "O gie leugenoare!" riep Daniël Taghon, de zoon van den brouwer, een der jongste van 't gezelschap.

      Een luid gelach steeg op, maar de ontvanger maakte zich heel kwaad en schreeuwde, de hand als 't ware uitdagend over tafel naar den jongen brouwer uitgestrekt:

      "Gewed? Veur ne souper?"

      "Wedden! da es onneuzel? Hoe kan ik wedden? Wie zal 't er da kome getuigen?35 weerlegde schouder-ophalend de jonge Taghon.

      "Wie? Al die 't gezien hên, in mijn dorp!" gilde de ontvanger. "Gewed? Veur ne souper en zes flasschen champagne?"

      Al de stemmen klapten even onder elkaar als zweepslagen om dien hoek der tafel; maar dokter Van der Muijt, vlak tegenover meneer Vitàl

Скачать книгу


<p>31</p>

seeve / van seef of seve: "Sap, essentie of geest van iets." (INL)

<p>32</p>

verbauwereerde / verbouwereerde

<p>33</p>

detoneerden / detoneren: uit de toon vallen, lelijk afsteken

<p>34</p>

Ça / "Ça

<p>35</p>

getuigen? / getuigen?"