Warda: Roman uit het oude Egypte. Georg Ebers
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Warda: Roman uit het oude Egypte - Georg Ebers страница 36
20
De Egyptenaren schijnen zich bij voorkeur van zulke messen te hebben bediend, ten minste bij de besnijdenis en bij lijkopeningen. Men heeft er een aantal gevonden, die in de museën worden bewaard.
21
De wet beval bedriegers de hand af te houwen. Diodorus, I, 78.
22
Kleine beeldjes, die men den gestorvene medegaf, om hem behulpzaam te zijn bij den arbeid, dien hij in de onderwereld te verrichten had. Zij houden eene spade en een ploegijzer in de handen, en dragen een zaadbundel op den rug. Bijna allen voeren het 6de hoofdstuk van het Doodenboek tot opschrift.
23
Toth is de god der geleerden en artsen. De ibis is zijn heilig dier; gewoonlijk wordt hij dan ook met een ibis-kop voorgesteld. Ra zou hem als „een schoon licht” hebben geschapen, om de namen zijner booze vijanden kenbaar te maken. Oorspronkelijk maangod, werd hij als heer van de tijdverdeeling en van de maat in het algemeen vereerd. Hij is het die onder de goden wikt en weegt, de wijze, de godheid van schrift, kunst en wetenschap. De Grieken noemden hem Hermes Trismegistus, d. i. de driemaal of zeer groote, en wel naar het voorbeeld der Egyptenaars, die hem Toth of Techoeti, den tweemaal grooten, den zeer grooten heeten.
24
Dit vergif was aan de Egyptenaars goed bekend.
25
De toilet-godheid der Egyptenaars, die als een gedrochtelijke dwerg werd voorgesteld. Hij doet de vrouwen overwinnen in de liefde en de mannen ook in den strijd. Hij is afkomstig uit Arabië.
26
Lid eener priesterorde, waartoe ook de artsen behoorden.
27
In Egypte, evenals in Palestina, dorschten, gelijk vele afbeeldingen, ook uit den oudsten tijd, ons doen zien, runderen het graan, door het in kuilen te treden, dikwijls met hulp van eene zwaar beladen slede, aan beide zijden met halfronde schijven voorzien, en die men heden „noreg” noemt.
28
Er zijn nog kalenders bewaard; de volledigste vindt men in den papyrus-Sallier IV, door F. Chabas uitgegeven en verklaard. Bij elken dag staat aangeteekend, of hij gunstig is of niet, enz. In de tempels heeft men een groot aantal feestkalenders gevonden. De volledigste, van Medinet-Haboe, werd uitgegeven door Dümichen.
29
Gelegen bij eene stroomversmalling van den Nijl, niet verre van de Nubische grenzen, tegenwoordig Gebel Silsileh geheeten, oudtijds beroemd door eene bloeiende priesterschool.
30
De gazellen werden tot huisdieren getemd. Op de monumenten vinden wij ze onder de kudden van rijke Egyptenaars en onder het slachtvee. Dit gastmaal is beschreven naar de afbeeldingen, zooals men er vele in de graven heeft aangetroffen.
31
De kelders zijn in Egypte heet, men kan den wijn dus het best in de schaduw van luchtige schuren bewaren.
32
Sommigen zijn bewaard gebleven.
33
Leden van eene priesterorde in de Egyptische hiërarchie, die zich met de studie der hemellichamen, tijdrekenkundige verklaring van uurteekens, enz. bezig hield.
34
Uit de hymne van Amon, bewaard op een papyrus, die te Boelaq aanwezig is. Grebaut en L. Stern hebben dien verklaard.
35
Een groot feest, dat bijzonder luisterrijk werd gevierd in de Nekropolis, in den tempel van Medinet Haboe.
36
Wat Typhon of Seth toebehoort.
37
In geen tijdperk gebruikten de Egyptische schrijvers meer vreemde Semitische woorden, dan onder de regeering van Ramses II en zijn zoon Mernephtah.
38
Het blijkt uit meer dan éen papyrus met zekerheid, dat ook de zonen van mindere lieden, in zooverre zij aan de gestelde bepalingen voldeden, in den priesterstand konden opgenomen worden. Afgeslotene casten, zooals de Indiërs, hadden de Egyptenaars niet.
39
Wij kennen de zware taak van den Mohar (held) en zijne verplichtingen nauwkeurig uit den papyrus-Anastasi I in het Britsch Museum, voortreffelijk uitgegeven door F. Chabas in zijne Voyage d’un Egyptien.
40
Men kan hem met onzen minister van oorlog vergelijken. Reeds in den vroegsten tijd komt deze waardigheid op de gedenkteekenen voor.
41
In den demotischen papyrus, die te Boelaq wordt bewaard en het eerst door H. Brugsch werd uitgegeven (de Roman van Setnau) heet het: „Is het niet de wet, die de een aan den ander verbindt?” Van bruiden wordt o. a. gewag gemaakt op den sarkofaag van Oennefer te Boelaq.
42
Rood was de kleur voor Seth-Typhon. Het booze en schadelijke wordt ook in de papyrus-Ebers het roode genoemd. Roodharige menschen waren typhonisch.
43
Het Latijnsche „micare digitis.” Een der spelers steekt met eene snelle beweging enkele vingers op, en de anderen moeten het aantal raden. Het was een geliefd spel der Egyptenaars, dat telkens op afbeeldingen voorkomt. Nog wordt dit vingerspel door de volken van Zuid-Europa dikwijls gespeeld. De voorstellingen, zooals wij ze op de gedenkteekenen vinden, heeft Minutoli weergegeven in de Leipziger Illustr. Zeitung, 1852, s. 331, ff.
44
Het Syëne der Grieken, tegenwoordig Assoean, bij den eersten waterval.
45
Er zijn van Ramses vele portretten bewaard gebleven, het schoonste is wel zijn voortreffelijk standbeeld, dat te Turijn wordt bewaard. In dat profiel, met den schier onmerkbaar gebogen neus, heeft men eenige gelijkenis met Napoleon meenen te zien.
46
Een gevaarlijk soort van giftslangen in Egypte. Wegens hun snelwerkende macht over leven en dood, werden zij gekozen tot koninklijk symbool. De Uraeusslang wordt aan geen diadeem der pharao’s gemist.
47
De godin Moeth, die met Amon en Choensoe een trias uitmaakt. Het groote rijksheiligdom, de tempel van Karah, was haar gewijd.
48
Diodorus I, 91.
49
Amon, Moeth en Choensoe.
50
„Dan snijdt de Paraschiet met een Ethiopischen steen zoover door het vleesch van het lijk, als de wet voorschrijft. Terstond loopt hij echter in allerijl weg, en de aanverwanten van den gestorvene vervolgen hem met steenen en vloeken, als wilden zij de schuld op hem wentelen.” Diodorus, I, 91.
51
Letterlijk: de doorsteek. Het eerste Suez-kanaal wordt bedoeld, dat door Seti I, den vader van Ramses, werd aangelegd, en waarvan wij nog eene afbeelding bezitten op den noordelijken buitenmuur van den tempel van Karnak. Het had ongeveer de richting van het door De Lesseps gegraven zoetwater-kanaal, en maakte het land van Gosen zoo bijzonder vruchtbaar. Mogelijk verbond het ook in noordelijke richting de meeren op de landengte van Suez.
52
Egyptisch: Mestem, d.i. stibium of spiesglas, dat reeds zeer vroeg uit Azië in Egypte ingevoerd en algemeen gebruikt werd.
53
De takken van den mastikboom worden nog heden, om den aangenamen smaak, gaarne door de Egyptische vrouwen gekauwd. De oude Egyptenaars gebruikten allerlei soort van mondpillen. Men kan er recepten van vinden in den papyrus-Ebers.
54
De godin met den kop van eene leeuwin of kat, waarop meestal de zonneschijf met de slang is te zien. Zij wordt eene dochter van Ra genoemd en aan de kroon haars vaders is zij als Uraeus-slang de verpersoonlijking van den moordenden gloed der zon. In het menschelijk leven verbeeldde zij den gloeienden en wilden hartstocht der liefde. Als kat of met den kop eener leeuwin snijdt zij brandende wonden in de ledematen der schuldigen, zoodra zij in de onderwereld zijn. Hare geschenken zijn dronkenschap en zinnelijken lust. Zij wordt ook Bast, en naar hare Phoenicische zustergodheid Astarte genaamd.
55
De velden der gelukzaligen (Elysium) bestemd voor de verheerlijkte geesten. In het Doodenboek ziet men hoe de gelukzaligen daar bij koele wateren zitten, zaaien en oogsten.
56
De Arameërs, volgens de hoogstwaarschijnlijke uitlegging van Schrader. De volken van westelijk Azië hadden zich, in den tijd van dit verhaal, met hen vereenigd.
57
Naar