Voorbestemd. Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Voorbestemd - Морган Райс страница 2
Jacket art ©iStock.com /© lamia-ell
In 2009 werd het eerste intacte lichaam van een veronderstelde vampier gevonden op het kleine eiland Lazzaretto Nuovo, in de Lagune van Venetië. De vampier, een vrouw die in de 16e eeuw stierf aan de pest, werd begraven met een baksteen in haar mond, wat in lijn is met het middeleeuwse geloof dat vampiers achter rampen als de Zwarte Dood zaten.
Het Venetië van de 18e eeuw was een plek als geen andere op aarde. Mensen van over de hele wereld verzamelden zich hier om deel te nemen aan uitbundige feesten en dansbals, gekleed in weldadige kostuums en maskers. Het was normaal dat mensen in vol ornaat over straat liepen. Voor het eerst in de geschiedenis was er geen sprake van ongelijkheid tussen de geslachten. Vrouwen die eerst onder de duim werden gehouden door het gezag, konden zich nu vermommen als mannen, en zij konden dus toegang krijgen tot waar zij maar wilden ….
Hoofdstuk een
Assisi, Umbrië (Italië)
(1790)
Caitlin Paine werd langzaam wakker, volledig omgeven door zwartheid. Ze probeerde haar ogen te openen om te kijken waar ze was, maar dat lukte niet. Daarna probeerde ze haar handen en armen te bewegen – maar ook dat ging niet. Ze voelde zich bedekt, alsof ze onder een zachte deken lag, en ze kon niet bedenken wat het was. Het was zwaar en drukte op haar, en het leek elk moment zwaarder te worden.
Ze probeerde te ademen, maar toen besefte ze dat haar luchtwegen verstopt zaten.
In paniek probeerde Caitlin diep in te ademen door haar mond, maar terwijl ze dat deed voelde ze iets diep in haar keel schieten. De geur vervulde haar neus, en eindelijk besefte ze wat het was: aarde. Ze lag onder aarde die haar gezicht, ogen en neus blokkeerden, en haar mond binnenstroomde. Ze besefte dat het zwaar was omdat ze onder een diepe laag lag, en dat het steeds zwaarder werd doordat het haar verstikte.
Caitlin schoot in paniek omdat ze niet kon ademen of zien. Ze probeerde haar benen en armen te bewegen, maar ook die waren volledig bedolven. In een opwelling worstelde ze zo hard ze maar kon, en uiteindelijk wist ze haar arm een beetje los te krijgen; uiteindelijk kon ze ze stukje bij beetje opheffen. Eindelijk kwam ze door de aarde heen en voelde ze haar handen contact maken met lucht. Met hernieuwde kracht sloeg ze met alles dat ze had om zich heen in een wilde poging het zand van zich af te schrapen en krabben.
Uiteindelijk wist Caitlin te gaan zitten, en de aarde viel aan alle kanten van haar af. Ze veegde de modder in haar gezicht en mond weg, en haalde nog meer uit haar mond en haar neus. Ze gebruikte hysterische beide handen en wist eindelijk genoeg zand weg te halen om te kunnen ademen.
Ze haalde happend en hyperventilerend enorme teugen lucht naar binnen, en was nog nooit zo dankbaar geweest te kunnen ademen. Toen ze op adem kwam, begon ze te hoesten, waardoor haar longen een optater kregen een het zand uit haar mond en neus stroomde.
Caitlin pulkte haar ogen open – haar wimpers zaten nog steeds aan elkaar geplakt – en wist ze ver genoeg te openen om te kunnen zien waar ze was. De zon ging onder. Het platteland. Ze lag onder een heuvel van aarde op een klein plattelandskerkhof. Toen ze rondkeek zag ze de verbijsterde gezichten van een tiental bescheiden dorpelingen die gekleed waren in lompen en haar compleet geschokt aankeken. Naast haar stond een grafgraver, een stevige kerel, die was afgeleid door zijn graafwerk. Hij merkte nog steeds niets, en keek zelfs niet om toen hij nog een hoop aarde in haar richting gooide.
Voor Caitlin kon reageren, raakte de schepvol aarde haar recht in het gezicht, en waren haar ogen en neus opnieuw bedekt. Ze veegde het weg, ging rechtop zitten en probeerde met alle macht onder de verse, zware aarde uit te komen door met haar benen te schudden.
Eindelijk merkte de grafgraver haar op. Net toen hij nog een schep zand wilde gooien, zag hij haar en sprong hij achteruit. De schop viel langzaam uit zijn handen en hij zette verscheidene stappen achteruit.
Een schreeuw verscheurde de stilte. Hij kwam van een van de dorpelingen, het gegil van een oude, bijgelovige vrouw die staarde naar wat het verse lijk van Caitlin had moeten zijn, en dat nu uit de aarde omhoog kwam. Ze bleef maar schreeuwen.
De andere dorpelingen reageerden verschillend. Een aantal draaide zich om en sprintte weg. Anderen bedekten simpelweg hun mond met hun handen en waren sprakeloos. Maar een aantal mannen met toortsen leek te schipperen tussen angst en woede. Ze zetten een paar voorzichtige stappen naar Caitlin, en aan hun gezichten te zien – en aan hun geheven landbouwgereedschappen – maakten ze zich klaar om haar aan te vallen.
Waar ben ik? vroeg ze zich wanhopig af. Wie zijn deze mensen?
Ondanks haar desoriëntatie had Caitlin de tegenwoordigheid van geest om te beseffen dat ze snel moest handelen.
Ze krabde furieus naar de zandberg die haar benen vasthield. Maar het zand was nat en zwaar, dus het ging traag. Ze moest denken aan een keer met haar broer Sam, ergens op een strand, toen hij haar tot haar hoofd had begraven. Ze had zich niet kunnen bewegen. Ze had hem gesmeekt haar vrij te laten, maar hij had haar uren laten wachten.
Ze voelde zich zo hulpeloos, zo gevangen, dat ze ondanks zichzelf begon te huilen. Ze vroeg zich af waar haar vampierkracht was. Was ze weer gewoon menselijk? Zo voelde het wel. Sterfelijk. Zwak. Net als iedereen.
Plotseling werd ze bang. Heel, heel erg bang.
“Iemand, help me alsjeblieft!” schreeuwde Caitlin uit, en ze probeerde oogcontact te maken met de vrouwen in de menigte in de hoop op een medelijdend gezicht.
Maar die waren er niet. Er waren slechts blikken van schok en angst.
En woede. Een meute mannen met hoog opgeheven landbouwgereedschappen kwam op haar af. Ze had niet veel tijd meer.
Ze probeerde hen direct aan te spreken.
“Alsjeblieft!” huilde Caitlin, “het is niet wat jullie denken! Ik heb geen kwaad in de zin! Doe me alsjeblieft geen pijn. Help me om hieruit te komen!”
Maar dat leek ze alleen maar aan te moedigen.
“Dood de vampier!” riep een dorpeling uit de menigte. “Dood haar opnieuw!”
Die kreet werd ontvangen met instemmend gebrul. Deze meute wilde haar dood.
Een van de dorpelingen, een bruut van een man die minder bang was dan de rest, was op enkele passen afstand van haar. Hij keek haar aan met wrede razernij en hief toen zijn pikhouweel hoog op. Caitlin zag dat hij recht op haar gezicht richtte.
“Déze keer zal je sterven!” schreeuwde hij terwijl hij zich klaarmaakte om toe te slaan.
Caitlin sloot haar ogen, en van ergens diep in haar binnenste riep ze de razernij op. Het was een oerrazernij van een deel van haar dat nog steeds bestond, en ze voelde het door haar tenen omhoog kruipen door haar lichaam, en toen door haar romp. Ze brandde van woede. Het was niet eerlijk, dat zij zo zou sterven, aangevallen werd, hulpeloos was. Ze had hen niets aangedaan. Het is gewoon niet eerlijk, echode door haar hoofd, terwijl haar razernij tot koortsachtige hoogten steeg.
De dorpeling zwaaide wilde, richtte recht op Caitlins gezicht en plotseling voelde ze de kracht die ze nodig had. In een beweging sprong overeind ze uit de aarde en ving ze de pikhouweel op bij de houten