Een Gift Van Wapens . Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Gift Van Wapens - Морган Райс страница 7

Een Gift Van Wapens  - Морган Райс De Tovenaarsring

Скачать книгу

om te vechten, en een tijd om over te geven,” riep Erec uit. “We vertrouwen op je woord als krijger dat onze mannen in leven gelaten worden, en op die voorwaarde zullen we onze wapens neerleggen. Maar als je je belofte verbreekt, God helpe je ziel, dan zal ik terugkeren uit de hel om al mijn mannen te wreken.”

      Tirus knikte tevreden. Erec liet zijn zwaard en schede op de grond vallen.

      Kendrick volgde, evenals Bronson en Srog, elk van hen onwillig, maar wetende dat het de juiste beslissing was.

      Achter hen klonk het gekletter van duizenden wapens die op de wintergrond landden, terwijl alle Zilveren en MacGils en Silesianen zich overgaven.

      Tirus glimlachte breed.

      “Stijg nu af,” beval hij.

      Eén voor één stegen ze af, en gingen naast hun paarden staan.

      Tirus grijnsde, zwelgend in zijn overwinning.

      “Gedurende al die jaren dat ik was verbannen naar de Hoge Eilanden, heb ik mijn oudere broer, al zijn macht, benijd. Maar welke MacGil is nu de meest machtige?

      “De macht van verraad is geen macht,” zei Bronson.

      Tirus keek hem dreigend aan en knikte toen naar zijn mannen.

      Ze haastten zich naar voren en bonden hun polsen vast met stugge touwen, waarna ze meegevoerd werden.

      Terwijl Kendrick werd meegetrokken, herinnerde hij zich zijn broer, Godfrey. Ze waren samen vertrokken, maar hij had hem en zijn mannen sindsdien niet meer gezien. Hij vroeg zich af of hij er misschien in was geslaagd om te ontsnappen? Hij bad dat hem een beter lot was toebedeeld dan zij. Op de één of andere manier was hij optimistisch.

      Met Godfrey wist je het nooit.

      HOOFDSTUK VIER

      Godfrey reed voor zijn mannen uit, geflankeerd door Akorth, Fulton, zijn Silesiaanse generaal, en de commandant van het Rijk die hij had omgekocht. Godfrey reed met een brede glimlach op zijn gezicht. Tevreden wierp hij een blik op de divisie van het Rijk, enkele duizenden sterk, die met hen mee reed.

      Hij reflecteerde op de afbetaling die hij hen had geboden, de talloze zakken met goud. Hij herinnerde zich de blikken op hun gezichten, en was dolblij dat zijn plan had gewerkt. Hij was er tot op het laatste moment niet zeker van geweest, maar nu kon hij opgelucht ademhalen. Er waren vele manieren om een strijd te winnen, en hij had er zojuist één gewonnen zonder ook maar een druppel bloed te vergieten. Wellicht maakte hem dat niet zo ridderlijk of dapper als de andere krijgers. Maar het maakte hem wel succesvol. En was dat niet het uiteindelijke doel? Hij gebruikte liever wat omkoperij om zijn mannen in leven te houden, dan dat hij moest toekijken hoe de helft van hen werd afgeslacht in een roekeloze actie van ridderschap. Zo was hij nu eenmaal.

      Godfrey had hier hard voor gewerkt. Hij had al zijn connecties in de zwarte markt gebruikt, in de bordelen, de achterafstraatjes en de tavernes, om erachter te komen wie met wie had geslapen, welke bordelen de commandanten van het Rijk in de Ring bezochten, en welke commandanten omgekocht konden worden. Godfrey had betere ongeoorloofde contacten dan de meeste mensen—contacten die hij zijn hele leven lang had opgebouwd—en ze kwamen nu goed van pas. Het had natuurlijk ook geholpen dat hij zijn contacten goed had betaald. Het goud van zijn vader was in ieder geval goed besteed.

      Toch had Godfrey tot op het laatste moment niet zeker geweten of ze te vertrouwen waren. Hij had risico’s genomen. Hij wist dat het kop of munt was, en dat deze mensen slechts zo betrouwbaar waren als het goud waarmee ze werden afgekocht. Maar hij had hen betaald met heel, heel goed goud, en ze bleken wel degelijk betrouwbaar.

      Natuurlijk had hij geen idee hoe lang deze divisie van troepen van het Rijk loyaal zou blijven. Maar ze hadden zich in ieder geval een weg uit een gevecht gewurmd, en voor nu stonden ze aan zijn kant.

      “Ik heb u verkeerd beoordeeld,” klonk een stem.

      Godfrey draaide zich om en zag de Silesiaanse generaal naast hem komen leiden. Hij keek hem vol bewondering aan.

      “Ik moet toegeven dat ik aan u twijfelde,” vervolgde hij. “Mijn verontschuldigingen. Ik zou dit plan nooit bedacht kunnen hebben. Het was geniaal. Ik zal niet meer aan u twijfelen.”

      Godfrey glimlachte terug, en hij voelde zich rechtvaardig. Zijn hele leven lang hadden alle generaals, alle militaire types, aan hem getwijfeld. In zijn vaders hof, een hof van krijgers, was er altijd op hem neergekeken. Nu zagen ze eindelijk dat hij, op zijn eigen manier, net zo competent kon zijn als zij.

      “Geen zorgen,” zei Godfrey. “Ik twijfel ook aan mezelf. Ik leer gaandeweg. Ik ben geen commandant, en ik heb geen meesterlijk plan, behalve overleven.”

      “Waar gaan we nu heen?” vroeg de generaal.

      “We zullen ons aansluiten bij Kendrick, Erec en de anderen, en doen wat we kunnen om hen te helpen.”

      Het was een vreemde, ongemakkelijke alliantie tussen het Rijk en Godfreys mannen. Ze reden door de heuvels, over uitgestrekte, stoffige velden, richting de vallei waar ze Kendrick zouden ontmoeten.

      Terwijl ze reden, gingen er een miljoen gedachten door Godfreys hoofd. Hij vroeg zich af hoe het met Kendrick en Erec ging; hij vroeg zich af in hoeverre zij in de minderheid waren; en hij vroeg zich af hoe hij het zou doen tijdens de volgende slag, een echte slag. Hij kon het niet langer vermijden; hij had geen trucs meer in zijn mouw, en geen goud meer.

      Hij slikte, nerveus. Hij had het gevoel dat hij niet de moed bezat die de anderen leken te hebben, de moed waarmee ze geboren leken te zijn. De anderen leken zo onbevreesd in de strijd, in het leven. Maar Godfrey moest toegeven dat hij bang was. Als het er op aankwam, als hij in het heetst van de strijd terecht kwam, dan zou hij alles geven, wist hij. Maar hij was onhandig; hij had niet de vaardigheden van de anderen, en hij wist niet hoe vaak het geluk nog aan zijn kant zou staan.

      Het leek de anderen niets te kunnen schelen als ze zouden sterven—zij leken meer dan bereid om hun levens te geven voor glorie. Godfrey waardeerde glorie. Maar hij hield meer van het leven. Hij hield van zijn bier, en van zijn eten, en zelfs nu voelde hij dat zijn maag knorde, en hij verlangde ernaar om weer veilig ergens in een taverne te zitten. Het leven in de strijd was simpelweg niet voor hem weggelegd.

      Maar Godfrey dacht aan Thor, die daar ergens gevangen was; hij dacht aan zijn broeders die voor hem vochten, en hij wist dat dit de plek was waar zijn eer hem naartoe bracht.

      Ze reden en reden, tot ze uiteindelijk de top van een heuvel bereikten. Ze hadden een geweldig uitzicht op de vallei die zich beneden hen uitstrekte. Ze hielden halt, en Godfrey kneep zijn ogen samen tegen de verblindende zon. Hij hield een hand boven zijn ogen en keek verward uit over de vallei.

      Toen werd het allemaal duidelijk. Godfreys hart sloeg een slag over: hij zag duizenden van de mannen van Kendrick en Erec en Srog meegevoerd worden, vastgebonden. Dit was de strijdmacht die ze hier zouden treffen. Ze waren geheel omsingeld, door minstens tien keer zoveel soldaten. Ze waren allemaal gevangen genomen. Godfrey wist dat Kendrick en Erec zich nooit zouden overgeven tenzij ze daar een goede reden voor hadden. Het zag ernaar uit dat ze verraden waren.

      Godfrey verstijfde en werd overspoeld door paniek. Hij vroeg zich af hoe dit had kunnen gebeuren. Hij had verwacht hen aan te treffen in het heetst van de strijd, had verwacht dat ze zich bij hen aan zouden sluiten. Maar nu verdwenen ze aan de horizon, nu al een halve dag rijden bij hen vandaan.

Скачать книгу