Een Land Van Vuur . Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Land Van Vuur - Морган Райс страница 4

Een Land Van Vuur  - Морган Райс De Tovenaarsring

Скачать книгу

      “Ik heb ze gezegd om ondergronds te gaan!” riep Gwen.

      “Een aantal van onze mensen willen wel luisteren,” observeerde Kendrick somber terwijl hij zijn hoofd schudde, “maar de meesten niet.”

      Gwen voelde zichzelf breken van binnen. Ze wist wat er zou gebeuren met degenen die bovengronds bleven. Waarom moesten haar mensen toch altijd zo koppig zijn?

      En toen gebeurde het—de eerste golf van het drakenvuur rolde op hen af, nog te ver om hen te kunnen verbranden, maar dichtbij genoeg voor Gwen om te voelen hoe de hitte haar gezicht schroeide. Ze hoorde het geschreeuw van haar mensen aan de andere kant van de binnenplaats, de mensen die hadden besloten om bovengronds te blijven, in hun huisjes of in Tirus’ fort. Het stenen fort, dat enkele seconden eerder nog onverwoestbaar had geleken, stond nu in vuur en vlam. De vlammen schoten er aan alle kanten uit, alsof het niet meer was dan een huis van vlammen. De stenen werden binnen een seconde verkoold en verschroeid. Gwen slikte. Ze wist dat als ze hadden getracht de aanval in het fort uit te zitten, ze nu allemaal dood waren geweest.

      Anderen hadden niet zoveel geluk: ze schreeuwden het uit, en renden in lichterlaaie door de straten voor ze in elkaar zakten. De afschuwelijke geur van verbrand vlees vulde de lucht.

      “Mijn vrouwe,” zei Steffen, “we moeten naar beneden. Nu!”

      Gwen kon het niet verdragen om zich om te draaien, maar ze wist dat hij gelijk had. Ze liet zichzelf met de anderen meevoeren. Terwijl er een golf van vlammen op haar afkwam, werd ze door de deuren gesleept, de trappen af, de duisternis in. De stalen deuren sloegen met een klap achter haar dicht, een seconde voor de vlammen haar bereikten, en terwijl ze de klap achter zich hoorde nagalmen, voelde het alsof er een deur in haar hart werd dichtgeslagen.

      HOOFDSTUK TWEE

      Alistair knielde snikkend naast Erec en hield hem stevig vast, haar trouwjurk doordrenkt met zijn bloed. Terwijl ze hem tegen zich aan drukte voelde ze het leven uit hem weg stromen. Erec, doorzeefd met steekwonden, kreunde van de pijn, en ze kon aan het ritme van zijn polsslag voelen dat hij stervende was.

      “NEE!” kreunde Alistair. Ze wiegde hem in haar armen. Ze voelde haar hart breken terwijl ze hem vasthield, en het voelde alsof zij zelf stervende was. De man met wie ze op het punt had gestaan te trouwen, de man die haar enkele momenten eerder nog met zoveel liefde had aangekeken, lag nu bijna levenloos in haar armen; ze kon het nauwelijks verwerken. Hij was zo gevuld geweest met liefde en vreugde; hij was overrompeld door haar. Door haar stomme spelletje, waarbij ze hem had gevraagd om zijn ogen te sluiten zodat ze hem kon verrassen met haar jurk. Alistair werd overspoeld door schuld, alsof het allemaal haar fout was.

      “Alistair,” kreunde hij.

      Ze keek naar beneden en zag dat zijn ogen half open waren, zag dat ze dof werden, dat de levenskracht eruit begon te stromen.

      “Je moet weten dat dit niet jouw schuld is,” fluisterde hij. “En hoeveel ik van je hou.”

      Alistair huilde. Ze drukte hem tegen haar borst aan en voelde dat hij steeds kouder werd. Op dat moment knapte er iets in haar, iets dat de onrechtvaardigheid van de situatie niet langer kon verdragen, iets dat absoluut weigerde om hem te laten sterven.

      Alistair kreeg ineens een bekend, tintelend gevoel, als duizend speldenprikken in haar vingertoppen, en ze voelde haar hele lichaam van top tot teen overspoeld worden met warmte. Ze voelde een vreemde kracht, sterk en primordiaal, een kracht die ze niet begreep; het kwam sterker opzetten dan alle opwellingen van kracht die ze ooit in haar leven had gevoeld, als een uitwendig iets haar lichaam overnam. Ze voelde haar handen en armen heet worden, en ze legde instinctief haar handpalmen op Erecs borst en voorhoofd.

      Alistairs handen brandden heviger dan ooit tevoren, en ze sloot haar ogen. Beelden flitsten door haar hoofd. Ze zag Erec als kind. Hij verliet de Zuidelijke Eilanden en stond trots en nobel op een groot schip; ze zag hoe hij zich aansloot bij de Krijgsmacht; bij de Zilveren; ze zag hem deelnemen aan steekspellen, ze zag hem een kampioen worden, ze zag hem vijanden verslaan, de Ring verdedigen. Ze zag hem met een perfect postuur op zijn paard zitten, in een glimmende zilveren wapenrusting, een toonbeeld van nobelheid en moed. Ze wist dat ze hem niet kon laten sterven; de wereld kon het zich niet veroorloven.

      Alistairs handen werden steeds heter, en toen ze haar ogen open deed zag ze hem zijn ogen sluiten. Ze zag ook een wit licht uit haar handpalmen stralen, dat zich om Erec heen begon te verspreiden. En terwijl ze toekeek zag ze toe zijn bloederige wonden langzaam begonnen te helen.

      Erecs ogen schoten open, gevuld met licht, en ze voelde iets in hem veranderen. Zijn lichaam, dat enkele momenten eerder nog zo koud was geweest, begon op te warmen. Ze voelde zijn levenskracht terugkeren.

      Erec keek verrast en verwonderd naar haar op, en Alistair voelde haar eigen energie weg ebben, naar hem toe.

      Zijn ogen gingen dicht en hij viel in een diepe slaap. Haar handen werden ineens koel, en ze controleerde zijn pols, die weer normaal voelde.

      Ze slaakte een zucht van opluchting en wist dat ze hem had teruggebracht. Haar handen trilden, ze was leeg, en ze voelde zich uitgeput en dolblij tegelijk.

      Dank u, God, dacht ze. Ze leunde naar voren, legde haar gezicht op zijn borst, en knuffelde hem terwijl tranen van vreugde over haar wangen liepen. Dank u dat u mij mijn man niet heeft afgenomen.

      Alistair stopte met huilen, en ze keek om zich heen: ze zag Bowyers zwaard op de stenen vloer liggen, het heft en het mes bebloed. Ze haatte Bowyer met een passie die ze nauwelijks kon bevatten; en ze was vastberaden om Erec te wreken.

      Alistair pakte met bloederige handen het zwaard op, hield het omhoog en bestudeerde het. Ze stond op het punt om het door de kamer te smijten—toen de deur van de kamer ineens openvloog.

      Alistair draaide zich om, het bloederige zwaard nog in haar handen, en zag Erecs familie de kamer in stormen, geflankeerd door een tiental soldaten. Terwijl ze dichterbij kwamen en ze van haar naar de bewusteloze Erec keken, zag ze hun gealarmeerde gezichtsuitdrukkingen veranderen in afschuw.

      “Wat heb je gedaan?” riep Dauphine uit.

      Alistair keek naar niet-begrijpend aan.

      “Ik?” vroeg ze. “Ik heb niets gedaan.”

      Dauphine stormde naar haar toe.

      “Is dat zo?” zei ze. “Je hebt slechts onze beste ridder gedood!”

      Alistair besefte ineens dat ze haar aanstaarden alsof ze een moordenaar was.

      Ze keek naar beneden en zag het bebloede zwaard in haar hand, zag de bloedvlekken op haar handen en haar jurk, en realiseerde zich dat ze dachten dat zij het had gedaan.

      “Maar ik heb hem niet neergestoken!” protesteerde Alistair.

      “Nee?” zei Dauphine op beschuldigende toon. “Dus het zwaard is op magische wijze in jouw hand terecht gekomen?”

      Alistair keek om zich heen terwijl ze om haar heen kwamen staan.

      “Een man heeft dit gedaan. De man die hem op het slagveld heeft uitgedaagd: Bowyer.”

      De anderen wierpen elkaar een sceptische blik toe.

      “Oh ja?” beet Dauphine. “En waar is hij nu

Скачать книгу